Psalm 37 Een Psalm vol levenslessen

Rechtvaardigen goddelozen en

Met vermaningen, waarschuwingen en beloften werkt hij de alles beheersende gedachte uit van het verschil tussen het lot van de rechtvaardigen en de goddelozen. Steeds weer laat hij de tegenstelling zien.

- Vers 1 en 2. De boosdoeners groeien als het groene gras, wat gaat het hun voor de wind, maar je hoeft niet jaloers op hen te zijn want ze zullen vergaan als het gras (jesaja 40:6-8).

- Vers 12 en 13. De goddelozen haten de gelovigen en vervolgen hen, maar de Heere zal lachen (Psalm 2:4) want de dag van het oordeel komt (Deuteronomium 32:35).

- Vers 14 en 15. De goddelozen willen van de godzaligen beter worden, daarom hebben ze hun zwaard getrokken om hen te doden, maar het getrokken zwaard zal door hun eigen hart gaan.

- Vers 16 en 1 7. De rechtvaardigen hebben voor het oog maar weinig in vergelijking met de overvloed van hun vijanden, maar wie met genade gescherpte ogen ziet, ontdekt dat hun overvloed maar tijdelijk is, terwijl de rechtvaardigen een eeuwige erfenis wacht.

- Vers 20. Het is alsof de vijanden van de Heere groeien en groeien, maar het is het groeien voor de slacht. Wie kan daar jaloers op zijn?

- Vers 35, 36 en 37. Soms dan lijkt het bij wereldse mensen heel wat, ze groeien uit als woekerplanten, maar ze verdwijnen even snel als ze opkwamen. Kijk dan eens naar de vromen en oprechten, naar degenen die God tot hun deel hebben; vrede, eeuwige vrede zal hun einde zijn.

- Vers 38, 39 en 40. Hoe diep de benauwdheid ook kan gaan in het leven van degenen die de Heere vrezen, je hoeft ze niet te beklagen. Ze hebben hun sterkte in de Heere. Hij zal hen helpen/Want zij betrouwen op Hem'.

Acht belangrijke lessen 1. Ontsteek u niet over de

boosdoeners (vers 1) Met dit ontsteken wordt niet alleen bedoeld de toorn en de boosheid maar vooral de jaloersheid, de afgunst. Wat kan dat makkelijk je hart binnen kruipen. Als je kijkt naar de voorspoed en de macht van velen die aan God noch gebod doen, dan kan het best wat kriebelen van binnen. Temeer als je ziet hoe ze de Heere bespotten en de oprechten plagen. Waarom doet de Heere er niets aan? Waarom laat Hij al dat onrecht toe? Erger je niet, zegt de dichter. Want alles is slechts voor een tijd. God zal een keer oordelen. Er komt een afrekening. Zou je in het licht van de eeuwigheid willen ruilen? Trouwens zijn wij allemaal geen boosdoeners? Los van Christus en Gods wederbarende genade zijn wij ten diepste van hetzelfde soort.

2. Vertrouw op de Heere (vers 3)

Dit is het middel tegen de ergernis, de afgunst en het onbegrip wat van huis uit in ons woont. Het vertrouwen of het geloof geeft een nieuwe kijk op het leven. Dan zien we de dingen zoals ze werkelijk zijn. Hoe leeg is toch het vertrouwen op mensen, op rijkdom, op intellect. Hoe onveilig het leven zonder God en buiten Christus. Zag jij het ook al? Leerde je de noodzaak van het vertrouwen op de Heere? Of ga je alleen voor de vragen van wat zullen we eten en drinken, hoe zullen we vrolijk zijn? De heidenen, zegt jezus, zoeken deze dingen! 'Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods, en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen' (Mattheüs 6:33).

3. Verlustig u in de Heere (vers 4)

Op het vermaan je niet te laten verteren door jaloersheid, op de aansporing toch vooral op de Heere te vertrouwen volgt deze opwekking. Verlustig u, dat is: verheug u in de Heere. Hier snijdt de dichter de ware vreugde aan. Wat de goddelozen hebben in hun leven kun je geen vreugde noemen. Zij hebben slechts pret. Lege pret die uitloopt op een kater. In de Heere is echter vreugde! Een diepe, volle, heilige vreugde.

Geef de wereld dan toch prijs. Dat is echt geen verlies (Hebreën 11:26). 'De godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging' (T Tïmotheüs 6:6).

4. Wentel uw weg op de Heere (vers 5)

Mooi beeld. Wentel uw weg, rol al de zorgen van de tijd en de eeuwigheid op de Heere (1 Petrus 5:7). Breng al de lasten van het leven, vooral de last van schuld en zonde aan Zijn voeten.

Dit is een noodzakelijke les. Een zware les. Dit wentelen ziet op een inspannend werk. Het valt ons ook zwaar om alles aan de Heere over te geven. Om ons oordeel gewonnen te geven aan Zijn oordeel. Om alles in Zijn handen te leggen. Weet je wanneer dat alleen maar gaat? Op je knieën. In het buigen voor God. Daar raak je alles kwijt aan de Heere. En Hij zal het maken.

5. Zwijg den Heere (vers 7)

Spreken is zilver, zwijgen is goud. Zwijgen, stil zijn, rusten, berusten. En dat niet zo maar in de ruimte. Nee, zwijg den Heere, dat willen zeggen; berustend zwijgen naar de Heere heengewend, het aan Hem overgevend, en in Zijn hand stellend.

Leg Mattheüs 11:28-30 hier eens naast. Let vooral ook op Mattheüs 26:39, 42. Hoe meer wij hier van leren, hoe groter de rust.

6. Laat af van toorn (vers 8)

Bij het zien van al het kromme in de wereld kan er gemakkelijk iets van toorn opborrelen in ons hart. Niet boos worden. Laat elke vorm van kwaadheid schieten. De Heere doet het echt niet verkeerd. Trouwens, straks dan zullen de verhoudingen omgekeerd worden. Vergrijp je en vertwijfel daarom niet aan Gods voorzienigheid dat je het voorbeeld van de goddelozen zou begeren omdat bij hen alles voor de wind schijnt te gaan (kanttekeningen Statenvertaling). Straks dan hebben ze niets over dan ellende, eeuwige ellende. En dit weten wij ook, zegt Paulus, dat degenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede (Romeinen 8:28).

7. Wijk af van het kwade (vers 27)

Eigenlijk hebben we hier een dubbele les. Namelijk niet alleen om te wijken van het kwade, dat is je ver te houden van de zonde, de duivel en de kwade dingen van de wereld. Ook gaat het om het doen van het goede. Het gaat hier om niet minder dan de waarachtige bekering! Lot verliet Sodom, zonder nog een keer terug te kijken. Dat is het verlaten van het kwade. Laten wij ons leven er eens op nagaan. Welke kwaden moeten wij verlaten?

8. Wacht op de Heere (vers 34)

Wie vindt wachten niet moeilijk? Het is snel genoeg uitgesproken dat woordje 'wacht', het is wel heel wat moeilijker om het in praktijk te brengen. Alleen door het geloof, ziende op Christus, wordt het woord de daad. Vanuit de wachttoren van het geloof krijgen we het goede zicht op de dingen. Daar zien we wat David zag: 'Ik heb gezien een gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom. Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden. Let op de vrome, en zie naar de oprechte; want het einde van die man zal vrede zijn' (vers 35, 36 en 37)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen