Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik zou niet weten hoe ik het anders moest doen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik zou niet weten hoe ik het anders moest doen

Jongeren over hun opvoeding

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als je zestien bent, ben je het wel eens hartgrondig oneens met je ouders. Zij zien het helemaal verkeerd. Waarom moet ik nou m elf uur thuis zijn? ledereen mag later thuiskomen. Je ouders denken op hun beurt: waar doen we nu goed aan? Moeten we op dit punt maar toegeven en bij andere dingen voet bij stuk houden? Of vinden we het belangrijk dat hij op tijd thuis is? Zo wordt in ieder gezin wel eens gekibbeld over kleine en grote problemen. Het is goed om boven dat gekibbel uit eens te kijken hoe jongeren hun ouders waarderen. Wat betekenen ze voor hen? Welke plaats hebben kerk en school voor de opvoeding? We hebben vier jongeren uit het noorden van het land hierover geïnterviewd. Hun ouders zaten er niet bij... Vier verschillende verhalen, zoals iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Inge is 15 jaar. Ze zit op de mavo, werkt 's zaterdags in een bakkerij en is de tweede in een gezin van vier kinderen. Nieske (16) komt uit een gezin van zes en is de derde. Ze zit op de havo, evenals Daniël (16) die de jongste is in een gezin van zes kinderen. Aart is 16, volgt de meao en doet 's zaterdags werkervaring op in een reisorganisatiebureau. Hij heeft zes broers en zussen.

De laatste tijd komt er in de samenleving weer aandacht voor het gezin. Het traditionele gezin: vader, moeder en kinderen: het mag weer. Kennelijk begint men in te zien dat het voor de opvoeding belangrijk is om een thuisbasis te hebben. Hoe kijken deze jongeren aan tegen de waarde van het gezin? Wat voor verschil is er met kinderen die met leeftijdgenoten worden opgevoed, bijvoorbeeld in Rusland in een staatsinrichting?

Nieske: je voelt elkaar aan. je zit in een gezin met verschillende leeftijden en daardoor met verschillende meningen.

Daniël: Je trekt heel sterk met elkaar op. Je praat in een gezin ook veel met elkaar. Als je met een groep leeftijdgenoten optrekt, dan kun je heel snel buiten de boot vallen. In een gezin heerst als het goed is liefde.

Aart: In een inrichting is er meer tucht, in een gezin meer de liefde.

je hebt vast wel eens ruzie met een broer of zus. Is dat anders dan met een leeftijdgenoot?

Aart: Je lost het makkelijker op met een broer of zus. je moet toch weer verder met elkaar. Daniël: Ja, een klasgenoot kun je nog links laten liggen. En je houdt als broer of zus ook van elkaar.

Het leven in een gezin heeft dus de voorkeur boven andere samenlevingsvormen. Vinden jullie het belangrijk om in een beschermd gezin, een christelijk gezin op te groeien?

Daniël: Je krijgt een christelijke opvoeding. Dat is belangrijk voor je verdere leven. Je weet dat er na de dood nog iets is. Inge: In een christelijk gezin krijg je zaken mee die je niet meer kwijtraakt Je voelt je thuis in het gezin. Je leert ook thuis je mening verwoorden.

t. Een beschermde opvoeding is van groot belang. Toch kan bescherming doorslaan naar wereldvreemdheid. In hun eigen gezin vinden de jongeren dat wel meevallen.

Aart: Ik heb niet het gevoel dat ik wereldvreemd ben. je weet natuurlijk niet alles wat er speelt, maar ik vind dat ik genoeg weet van de buitenwereld.

Nieske: je kent natuurlijk wel mensen die echt niet weten wat er in de wereld gebeurt, je moet oppassen dat je je niet isoleert in je eigen kring. Ik doe bijvoorbeeld kinderevangelisatie. Dan maak je kinderen mee die echt niets van de Bijbel weten, ook hun ouders niet. Die staan heel erg open voor de Bijbel. Als je je helemaal afschermt, dan weet je zo iets niet. Dan heb je vaak een vooroordeel.

jullie zijn verbaasd over de openheid van die mensen?

Daniël: Ja, als je zo iets hoort, dan merk je dat je toch wel erg beschermd ben opgevoed.

Aart: Bij ons in de buurt woont een

Turks gezin. Die lopen gewoon bij ons binnen. Daar kun je best mee omgaan. En andersom accepteren de buren ons ook. Ze denken niet: die horen er niet bij.

Als baby ben je totaal afhankelijk van je ouders. Als volwassene moet je veel beslissingen zelfstandig nemen. Als zestienjarige hang je daar een beetje tussen in. Hoe veel vrijheid krijgen jullie van je ouders?

Aart: Ik moet zelf beslissingen nemen. Natuurlijk helpen mijn ouders wel mee, bijvoorbeeld welke opleiding ik ga doen. Als mijn ouders iets niet willen, dan denk ik er nog eens over na.

Daniël: Over veel dingen heb je een eigen mening. Tot op zekere hoogte krijg ik de vrijheid om te doen wat ik wil.

Nieske: Ik merk wel dat mijn ouders het fijn vinden als ik belangstelling heb voor hun mening. Dat waarderen ze echt.

Is er nooit sprake van botsingen? Over te laat thuis komen, om maar iets te noemen... (wat gegrinnik).

Inge: ja, ik kom meestal een kwartiertje later. Dan zeg ik: die anderen mochten ook langer. Nieske: Als ik met een groep weg ga, dan ga ik niet alleen eerder naar huis. Dan kom ik wel eens wat later, ja. Maar dat probeer ik dan wel uit te leggen. Als mijn ouders een tijd noemen, dan probeer ik wel zo laat thuis te zijn.

Inge: Maar zo vaak komt dat niet voor.

Aart: Ik heb geen zin om uit te proberen wat wel of niet mag.

Nog een ander voorbeeld: je muziek?

Inge: Ik draai meestal geen popmuziek. Mijn ouders willen het liever niet.

Daniël: Ik heb in de auto wel eens muziek aan waar mijn moeder niet zo van houdt. Dan zegt ze wel: doe nou eens uit.

Zijn ouders niet te gemakzuchtig? Zo van: laat ze maar!

Daniël: Nee, zeker niet!

Een zestienjarige opsluiten in de gang doet een ouder niet zo snel meer. Toch vinden sommige ouders straf nog wel nodig. Anderen zeggen: je kunt beter praten.

Daniël: Met straffen bereik je niks! Tenminste, bijna niks. je bent ook geen klein kind meer! Als ik alleen straf zou krijgen, dan zou ik hard worden van binnen. Als ik een keer naar boven word gestuurd, dan komt m'n vader meestal weer praten en dan is het weer goed.

Inge: Als mijn ouders serieus praten met me, dan vind ik dat veel erger dan wanneer ik straf zou krijgen. Nieske: Als je ouder wordt, word je niet meer zo snel gestraft, je gaat steeds meer gedachten van je ouders overnemen.

Ouders proberen hun kinderen op te voeden tot volwassenen. Voor christelijke ouders blijft het daar niet bij. Ze brengen hun kinderen liefde voor Gods Woord bij, leren hen bidden, nemen hen mee naar de kerk en spreken over de dienst van de Heere. Hoe is dat in jullie gezin?

Daniël: Gesprekken over godsdienstige zaken hebben we vaak als iedereen thuis is. Meestal in het weekend. Die gesprekken ontstaan zo maar, spontaan. Of als het voorbereiding is op het Heilig Avondmaal. Dan praten we vaak over zulke dingen. Als er bijvoorbeeld een familielid aan het Avondmaal gaat. Dan vraag je daarnaar.

Inge: Bij ons gebeurt dat ook vaak, na de preek. Als ik iets niet begrijp, dan vraag ik het aan mijn ouders. Die leggen het dan uit.

Nieske: Bij ons weet iedereen hoe het is bij elkaar. Er wordt heel open over de dienst van de Heere gesproken. Uit de kerk vraagt mijn broer aan mij bijvoorbeeld: hoe heb jij dat persoonlijk ervaren? We hebben een tijdje geprobeerd om met elkaar een boekje door te nemen. Dat lukte niet meer, vanwege de tijd. En je hebt ook verschillende leeftijden.

Aart: De gesprekken komen spontaan. Mijn ouders praten er ook over. Dat gaat eigenlijk vanzelf.

Gebeurt dat af en toe, of regelmatig?

Inge: Als er iemand gestorven is, dan wordt er over gepraat.

Daniël: Als je van de jeugdvereniging komt, dan praat je er thuis over na. Dan zet je daar de discussie gewoon voort.

Heeft de school ook een taak in die godsdienstige opvoeding?

Daniël: Je wordt gevormd op school. We praten op school best vaak over geloofszaken. Met elkaar. We hebben een bijbelstudiegroep. Maar ook in de godsdienstlessen. Ik vind het ook goed dat er een dagopening is met de klas.

Word je dan persoonlijk aangesproken?

Nieske: Dat hangt af van wie het doet. Van mij mag een leraar best eens een vraag aan ons stellen. In het begin reageert iedereen een beetje afwerend. Maar je wordt wel aan het denken gezet. Als hij alleen maar een preekje houdt, dan luister je wel, maar je bent er niet echt bij betrokken. Sinds kort houden ook leerlingen een dagopening. Je merkt dat er dan heel anders geluisterd wordt, veel meer betrokken.

Danël: Het gebeurt niet vaak dat een leraar de klas persoonlijk aanspreekt. Ik vind het wat kaal, als er alleen maar uit de Bijbel wordt gelezen en gebeden. Op een christelijke school mag er best wel tijd aan besteed worden. Inge: Ik vind het ook goed als een leraar er voorbeelden uit het dagelijks leven bij haalt.

Bij de ene klasgenoot durf je meer te zeggen dan bij de andere. De groepssfeer is belangrijk . voor een goed gesprek. Hoe ervaren jullie dat?

Daniël: Dat ligt inderdaad aan de groep. In een serieuze groep durf je meer te zeggen. In sommige groepen wordt er bij een dagopening spontaan een vraag gesteld, zonder dat een leraar daarom vraagt. Daar vindt niemand het vreemd als je iets persoonlijks zegt.

De stap van een christelijk gezin naar een reformatorische school is logisch. Tenminste, als het gaat over de middelbare school. Over de vervolgopleiding lopen de meningen uiteen.

Inge: Als ik alleen zou gaan, zou ik het moeilijk vinden om naar een p.c. school te gaan. Je moet dan meedoen met feesten, en zo.

Nieske: Op de middelbare school moet je nog gevormd worden. In onze kring is het logisch dat je daarna naar de Driestar gaat, als je Pabo wil doen. Het lijkt mij ook best goed om naar een minder beschermde school te gaan. Het is best moeilijk om altijd nee te zeggen.

Daniël: Je vervolgopleiding moet wel aansluiten op je werk later. Als je op een Pabo bijvoorbeeld niet leert hoe je een bijbelvertelling moet doen, dan mis je een stuk voorbereiding op je werk.

"Woorden wekken maar voorbeelden trekken". Dit gezegde blijken ook deze jongelui te onderschrijven. In hun eigen familie kennen ze mensen die de Heere vrezen. Dat maakt diepe indruk.

Inge: Je hoort gewoon dat die mensen een kind van God zijn. Die praten er heel anders over dan een onbekeerde.

Daniël': Toen mijn oma op haar sterfbed lag, heeft ze veel getuigd. Dat

heeft een diepe indruk in onze familie achtergelaten. Ze heeft ons toen allemaal apart bij zich geroepen en ons vermaand. De zusters in het ziekenhuis snapten er niets van: bij andere families heb je vaak ruzies over erfenissen. Bij jullie is het heel anders. Ik heb pas het bandje van de begrafenis nog eens geluisterd. Ik zal dat nooit vergeten.

Nieske: Mijn moeder is vorig jaar erg ziek geweest. Ik ben er jaloers op hoe ze die ziekte toen gedragen heeft. Hoe komt ze aan die rust en overgave? Dat je weet dat je in God geborgen bent? Dat heeft veel indruk op me gemaakt.

Aart: Als ik in de gemeente jonge mensen aan het Avondmaal zie gaan, dan denk ik: Ik wou dat ik dat ook kon.

ledereen kent uit zijn eigen omgeving kinderen van Cod. Toch is het vaak moeilijk om een gesprek met hen te hebben. Doe je ook pogingen om met zo iemand in contact te komen?

Daniël: ik vind het moeilijk om zo maar een gesprek met iemand daarover te beginnen, al is het een jong iemand. Zelfs bij een goede bekende vind ik dat moeilijk.

Inge: Dat doe je eerder met je ouders dan met een onbekende.

Behalve in de familie kun je ook ergens anders voorbeeldfiguren hebben. Zijn er ook docenten die dat zijn?

Ook na wat doorvragen blijft het moeilijk voor de jongeren om een docent te bedenken die voor hen veel betekent. Dat komt misschien later pas...?

Het gezin is belangrijk in de opvoeding, de school ligt in het verlengde. Hoe zit het met de kerk?

Hoe belangrijk opvoeding? is die voor de

Nieske: je hebt er de ene keer meer aan dan de andere keer. Het ligt er aan hoe je er naar toe gaat: ik moet erheen, of verwachtingsvol? je vraagt of de Heere door de preek wil werken. Dan is het heel anders dan wanneer je het als een plicht ziet. Inge: Ik ben er heel de week mee bezig: j.v., catechisatie. Ik wil later net als mijn ouders naar de kerk blijven gaan. In de kroeg zou ik me niet thuisvoelen. Nieske: Er zijn nogal wat klasgenoten die het daarin niet met jou eens zijn. Ze hebben al afscheid genomen, en gaan alleen nog naar de kerk omdat hun ouders het willen.

De catechisatie komt er in het oordeel van de jongeren minder goed af dan de preek. Daar hebben ze verschillende redenen voor.

Daniël: Catechisatie heb ik nog nooit van de dominee gehad. Volgend jaar pas voor het eerst. Ik vind het vaak te moeilijk. Het zweeft boven je hoofd. Ze praten wat. je luistert. Maar ze moeten meer op de man af vragen.

Nieske: Het komt neer op vraag en antwoord leren. Dan komt er een preek. Er wordt niet zo vaak ingegaan op persoonlijke vragen. Op de jeugdvereniging gebeurt dat veel meer. Maar, misschien is catechisatie daar niet voor bedoeld, maar meer om de leer te leren...?

Aart: Onze dominee doet het boeiend. Hij praat meer uit eigen ervaring en heeft ook praktijkvoorbeelden.

Opvoeding gaat niet alleen over geloof. Ook als het gaat over het krijgen van een baan, een huis, een auto, kleren, zijn ouders voorbeelden. Het is niet het belangrijkste, erkennen de jongeren, maar het zou toch wel mooi zijn als het je een beetje voor de wind gaat. Ze vinden dat hun ouders ook leren hoe je met je geld moet omgaan.

Nieske: Mijn vader zegt zondagmorgens bijvoorbeeld: denken jullie aan de collecte voor Israël?

Daniël: 's Zondags krijg ik geld voor de collecte van mijn ouders. Maar als er een actie is, dan geef ik van mijn eigen geld.

Inge: Als er een collecte is voor de nieuwe kerk, dan stimuleren mijn ouders om daarvoor te geven.

Het is niet zo moeilijk om te oordelen over de opvoeding van je ouders. Hoe zou je het zelf in de praktijk doen, als je kinderen mag krijgen? Wat zou je anders doen? De jongeren zijn allen positief over hun opvoeding.

Aart: Ik zou niet weten wat ik anders moest doen. Ik zou veel van mijn ouders overnemen. Ik ga niet bewust anders doen.

Nieske: Ik vind het fijn dat we vanaf onze kleutertijd geleerd hebben om te bidden. Dat wil ik mijn kinderen ook graag leren.

B. Midavaine

C. j. van Linden

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1997

Daniel | 32 Pagina's

Ik zou niet weten hoe ik het anders moest doen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1997

Daniel | 32 Pagina's