Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mijn hulp is van de Heere

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mijn hulp is van de Heere

Oud-testamentische Psalmen door Nieuw-testamentische ogen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 121

De 121 e Psalm. De meest bekende onder de liederen Hammaaloth (zoals de Psalmen 120 tot en met 1 34 heten). Dit bedevaartslied was wellicht een van de eerste Psalmen die je uit het hoofd leerde. Belangrijker nog dan uit het hoofd kennen is meelopen in de pelgrimsstoet.

Vertrouwen of vrees

In gedachten zien we een groepje Joodse pelgrims op reis naar Jeruzalem. De harten branden van verlangen om het huis des Heeren binnen te gaan. Ze gaan op naar Jeruzalem, naar de tempel, om de Heere te ontmoeten. Maar Jeruzalem is ver. De reis is lang. De gevaren onderweg zijn veel. Ze zien de bergen in hun gedachten opreizen. Daar moeten ze straks overheen. Denk daar niet gering over. Een struikeling en je tuimelt in een bijna bodemloze diepte. En dan die nachten in de bergen met hun donkere geheimzinnigheid. De pelgrim weet, al zoekt hij het hogerop in Jeruzalem, dat hij de gevaren niet in een keer te boven is. We moeten in het eerste vers van ons pelgrimslied dan ook geen rotsvast vertrouwen lezen, maar een vraag vanuit een vrezend hart: 'Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar zal mijn hulp komen? '

In deze vraag herken je de ware pelgrim naar het hemelse Jeruzalem. Als je ziet hoe de dood langs de weg op je loert, als je bedenkt hoe weinig er nodig is om je te laten struikelen, wie zou dan niet vrezen? Petrus verloochent Zijn Heere en Zaligmaker op de vraag van een dienstmaagd. David komt van de ene zonde tot andere bij een blik op Bathseba. Wie het slappe van eigen knieën kent, wie van het glijden van eigen voeten weet, verstaat de vraag waarmee dit pelgrimslied begint. Het is de vraag van de pelgrimsstand of anders gezegd: de bedelstand. Ken jij die heilige hulpverlegenheid? Maarten Luther heeft op zijn sterfbed gezegd: 'Wij zijn bedelaars, en dat is waar!'

Mijn hulp...

Nee, de hulp komt niet van de bergen. De bedevaartganger weet beter: 'Mijn hulp is van de HEERE...' (vers 2). De Heere is zijn hulp. Jahweh is de sterkte van zijn hart. Let er op dat inderdaad de Verbondsnaam gebruikt wordt. De pelgrim leunt en steunt op de Ik ben, die Ik ben. De God, die actief is tot verlossing van Zijn volk. Als Jahweh wil de Heere niet alleen de hulp van hulpelozen zijn, Hij kan het ook. Daarom volgt er: 'Die hemel en aarde gemaakt heeft.'

Dit laatste zet de dingen weer op z'n plaats. Zijn de bergen vol van gevaren. De God van de bergen maakt, als het nodig is bergen vlak en zeeën droog. Wie op de Heere vertrouwt, wacht op Zijn trouwe hulp van Boven... ervaart dat de weg niet onbegaanbaar is.

Misschien zit je wel ergens mee. Misschien zijn er wel grote zorgen of grote zonden in jouw leven. Laat Psalm 121 dan de weg wijzen. Trouwens we beginnen iedere week, elke zondag, iedere kerkdienst met de troostrijke bede: 'Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft.' Daar kun je het leven mee door. Wat spreekt er trouwens ook een heerlijk geloofsvertrouwen uit deze bede. Niet mijn hulp komt misschien van de Heere. Ook niet ik hoop dat mijn hulp van de Heere komt. Maar mijn hulp is van de Heere. Om dit te kunnen zeggen, moet je weten Wie de Heere is. Wel, dat mag deze pelgrim ook weten. Dat blijkt uit het vervolg als hij het zo heerlijk uit gaat zingen dat de HEERE de bewaarder van Zijn volk is.

Bewaring

Zes keer spreek deze korte Psalm van het bewaren (ga het voor jezelf maar even na in de Psalm). Daarbij heet de Heere de Bewaarder Israëls, die bewaren zal tot in der eeuwigheid. De veiligheid van Gods Kerk is geen dubbeltje op z'n kant. Hoe lang de pelgrimsreis ook is, hoe zwak de pelgrim zichzelf ook weet, de Bewaarder Israëls zal ondersteunen. Hoe moegestreden de pelgrim ook zijn kan, zijn voet zal niet wankelen. En in de donkere nacht met de vele gevaren, zal de Bewaarder sluimeren noch slapen. Jakobs God is wakker over Zijn volk. Hoe geheel anders is de Heere dan de valse goden. Toen Elia op de Karmel de Baaipriesters uitdaagde, dreef hij de spot met hun slapende god: 'Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden.'

Maar de Heere is zo niet! Hij draagt zorg, dag en nacht. De lichtste sluimering is Hem vreemd. Altijd is de grote Helper gereed. Zelfs de liefste vader en moeder houden het waken niet vol. Maar de Heere is Bewaker, Waker, Wachter. Hij zal bewaren... in 't Hebreeuws staat hier het woord 'hoeden'. Kaïn zegt tegen God, als Deze hem vraagt waar zijn broer die hij vermoordde is: 'Ben ik mijn broeders hoeder...' Maar dan de Heere! Hij is de Hoeder, de grote Bewaarder.

Bewaring een feit

Het is prachtig zoals onze Psalm deze bewaring feitelijk beschrijft. 'De Heere is uw Schaduw aan uw rechterhand' (vers 5). Het woord schaduw kan ook betekenen bescherming, beschutting. Hierbij komt nog het beeld van de rechterhand. In de strijd heeft de soldaat in zijn rechterhand een wapen en in de linkerhand een schild. Rechts is hij dus onbeschermd. Maar nu is de Heere een beschermende schaduw juist aan die onbeschermde rechterkant. Verder zal de hitte van de dag en koude van de nacht de pelgrim niet hinderen (vers 6). De grote temperatuursverschillen kunnen fataal zijn, maar onder de beschutting van de Allerhoogste is er niets, zelfs geen kwaad te vrezen. Er is duidelijk sprake van een climax in de tekening van Gods bewaring. De Heere zal de ziel, dat is het leven, bewaren (vers 7). Gedurende de gehele reis schenkt de Heere beveiliging. De uitgang en de ingang, dat is van begin tot eind, vanaf het moment van vertrek tot het moment waarop ze in Jeruzalem aankomen. De bewaring is zelfs breder dan de pelgrimstocht op zich: 'Van nu aan tot in der eeuwigheid' (vers 8). Dag voor dag, van de morgen tot de avond, in tegenspoed en in voorspoed, kortom een volkomen bewaring is het deel van Gods Kerk.

Nieuw-testamentisch?

De vraag waarvoor wij staan is of dit pelgrimslied nog Nieuw-testamentische lijnen in zich heeft. Hopelijk is het je duidelijk dat dit pelgrimslied past bij Gods kinderen van alle tijden en plaatsen. Want ook nu is er een verzameling van mensen die door de barre baaierd van deze wereld trekken omdat ze getrokken zijn! Getrokken uit de duisternis en gebracht tot Zijn wonderbaar licht. Ze zoeken een beter vaderland. De wereld is hun thuis niet. Ze zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods (Kolossenzen 3 : 1 e.v.). Maar er is nog iets anders te zeggen. Gods Kerk is bewaard omdat God Zijn bewaring onttrokken heeft aan Zijn Zoon. Duur betaald is de genadige bewaring van Gods Kerk. Golgotha spreekt ervan. Alleen omdat er een biddende Hogepriester in de hemel is, blijft de Kerk bewaard bij de verworven verlossing (Johannes 1 7). Daarom komen pelgrims thuis in het Vaderhuis met Zijn vele woningen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1998

Daniel | 32 Pagina's

Mijn hulp is van de Heere

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1998

Daniel | 32 Pagina's