Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

kandidaat maar niet tot predikant bevestigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

kandidaat maar niet tot predikant bevestigd

Uit het leven van Johannis vab Dijke

11 minuten leestijd

Binnenkort zullen in onze gemeenten weer drie kandidaten tot predikant worden bevestigd. In 's-Gravenpolder, Krimpen aan den Ijssel en op Urk wordt al naar hun komst uitgezien. Zij hebben na vier jaar studie aan de Theologische School in Rotterdam eindexamen gedaan en werden door het curatorium beroepbaar gesteld. Ze zijn kandidaat geworden. Er moet nu nog examen worc/en afgelegd voor de classis waar hun toekomstige gemeente bij hoort. Daarna zal pas de bevestiging en intrede plaatsvinden.

I I • j- I I U r161/ 16V6H van Johannis V a n P i k e J

Dat dit niet altijd vanzelfsprekend gebeurt, bleek in 1948; kandidaat johannis van Dijke overleed voor hij tot predikant kon worden bevestigd. Dat is nu vijftig jaar geleden! Door dit artikel wil de redactie de herinnering aan hem levend houden.

Schipper van Dirksland

johannis van Dijke wordt op 6 maart 1907 geboren in Dirksland. Bij zijn doop mag zijn godvrezende moeder al geloven, dat hij later Gods Woord zal verkondigen.

Op zijn twaalfde jaar krijgt hij de eerste indrukken in zijn hart over een roeping tot predikant. De Heere gebruikt daarvoor het beeld van schapen, die op de dijk aan een touw lopen te grazen en door zijn kameraden uit baldadigheid worden losgemaakt, zodat ze weglopen. Hij beseft, dat een goede herder zijn schapen vasthoudt en voor hen zorgt. Toch trekt een leven in de dienst van de Heere hem nog niet aan.

Afkomstig uit een schippersfamilie, gaat hij op twaalfjarige leeftijd meevaren met zijn broer. Hij komt dan onder invloed van vrienden, die hem meenemen naar het café waar de schippers elkaar ontmoeten om boodschappen door te geven. Hij wordt wel geen losbol, maar komt op den duur toch niet meer in de kerk.

In 1926 trouwt hij met Elisabeth Bakker. Zij gaat met hem meevaren en het gezin wordt al snel groter door de geboorte van hun kinderen. Als hij op 28-jarige leeftijd van het café in Dirksland weer naar boord terug gaat, komt er met kracht in zijn hart: "Bereidt uw huis, want gij zult sterven". Dat geeft een omkeer in zijn leven. Hij gaat weer naar de kerk en begint in de Bijbel te lezen. Maar zijn vrienden laten hem niet los. Zij halen hem steeds weer over om met hen mee te gaan, hoewel hij dat eigenlijk niet wil. Het kost hem veel strijd om met hen te breken. Maar als God werkt, wie zal het dan keren?

Als hij 29 jaar is, wordt hij zich duidelijk bewust van zijn roeping tot predikant, maar hij durft er nog niet over te spreken. In 1940 moet hij in verband met de oorlogsomstandig

heden zijn schip, de 'Rival', verkopen. Hij gaat met zijn gezin aan de wal wonen in Dirksland. Hij denkt, dat het nu de tijd is om de roeping tot predikant op te volgen. Hij vraagt zijn kerkenraad een attest om zich aan te melden bij het curatorium van de Theologische School. Dit attest krijgt hij niet. Hij gaat zich nu bezighouden met bevrachting in de zanden grindhandel. Er volgen voor hem jaren van veel geestelijke strijd.

Geestelijke strijd

Uit een bewaard gebleven brief weten we hoe moeilijk deze strijd voor hem is geweest. Hij schrijft: "O, wat was de laatste tijd een bange tijd voor mijn ziel. Ik werd geslingerd tussen hoop en vrees, twijfel en ongeloof, onmacht en onwil. ... Na alles wat ik vroeger beleefd en besproken had, kwam de vijand mij nu aanvallen en verzoeken zoals onze eerste vader in het paradijs: "Is het ook dat God gezegd heeft...? Is het wel waar? Heb je jezelf niet bedrogen? Ook trachtte hij mij meermalen in slaap te sussen (maar dat zie ik nu achteraf), dat het nog wel gaan zou; ik was toch bekeerd? ...O, wat is satan toch listig, wat is het toch gedurig nodig, dat wij bidden: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze".

Hij is, naar zijn eigen zeggen, in zichzelf een bekeerde man geworden; daar gaat de Heere hem van afbrengen. Als hij na een slapeloze nacht vroeg opstaat en in zijn nood voor God op zijn knieën gaat, vallen met kracht de woorden uit Amos 4:12 in zijn ziel: Schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten".

Hij kan God niet ontmoeten. Het wordt voor hem van toepassing wat vijf keer in dit hoofdstuk wordt herhaald: "Nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij". Hij ziet zich als een vijand van God, onwillig en onbekwaam tot enig goed.

"Ik had gemeend, dat ik reeds de toevlucht tot Christus had genomen, dat ik mijn hart altijd voor Hem had opengezet. Maar nu werd ik eraan ontdekt, dat dit hart als met ijzeren deuren voor Hem was gesloten, ja dat ik Hem altijd tevergeefs had laten kloppen. ... Ik had ook het werk Gods in anderen tegengestaan; wat heb ik toch meermalen hard van God en van Zijn dienst en van Zijn volk gesproken. Ik was altijd gereed met de wet, maar nu ik iets van de verdoemende kracht der wet gevoelde, nu had ik wel onder de grond willen kruipen van schaamte en vrees".

Enkele uren verkeert hij in deze nood en verlorenheid. Dan komt de Heere tot hem, niet met Zijn oordeel, maar in Zijn grote liefde.

"Toen stond God op met gunstige gedachten. O, onbegrijpelijk wonder voor zulk een en Hij sprak tot mijn ziel: Bedwing uw stem van geween en uw ogen van tranen; want daar is loon voor uw arbeid", (jeremia 31:16). Ik gevoelde op dat ogenblik iets van de liefde Gods in mijn ziel neerdalen, die onbegrijpelijke zondaarsliefde. Mijn taal is te arm om te zeggen wat dat is voor een schuldig zondaar als ik was".

Oorlogsjaren

De geestelijke strijd ervaart Van Dijke vooral in de jaren tussen 1940 en 1944. De oorlogstijd verloopt voor Flakkee tamelijk rustig, totdat het eind van 1944 aanbreekt. Op 20 en 21 december krijgen alle mannen, die geboren zijn in de jaren 1904 tot en met 1927, bevel zich te melden om in Duitsland te werk gesteld te worden. Als ze niet komen, zal het hele eiland worden doorzocht! Overal heerst schrik en angst. Meer dan 600 mannen worden vanuit de haven van Middelharnis in twee groepen op transport gesteld. Per schip gaat het naar Amsterdam en Kampen; vandaar met de trein naar Duitsland. Op aanvraag worden door de Duitsers vrijstellingen verleend aan mensen die werken op 'voor de oorlogsvoering belangrijke bedrijven'.

In Middelharnis worden al enkele mannen vrijgelaten. Tot hen behoort door Gods besturing ook Van Dijke. Zijn hart trekt toch naar de mensen die zijn weggevoerd en hij gaat hen na. Op wonderlijke wijze vindt hij de mannen van het tweede transport in de Van Heutz-kazerne te Kampen! De volgende dag arriveren ook twee mensen van het eiland Flakkee met 350 vrijstellingen! Verschillenden van de vrijgestelden zijn echter al weggevoerd naar Duitsland. Maar van degenen die nog in Kampen zijn, mogen er 200 naar huis. Hoe ze daar weer zullen komen, moeten zij zelf maar bekijken. Wonderlijk voorziet de Heere hierin en Hij gebruikt daarvoor ook Van Dijke.

Er liggen in Kampen twee door de Duitsers gevorderde schepen, waarmee zij naar Amsterdam mogen gaan. Van Dijke vaart mee op de 'Reggestroom'. Hij dringt er bij de kapitein van dit schip op aan zijn superieuren te vragen of ze door mogen varen naar Flakkee! Dit verzoek wordt ingewilligd. De mannen van het andere schip en nog twintig in Amsterdam al achtergebleven zieken komen allen aan boord van de 'Reggestroom'. Door Gods zorg over hen kunnen ze spoedig uit Amsterdam vertrekken. Ze komen op 31 december 1945 behouden in Middelharnis aan.

(Deze gebeurtenis is beschreven in het boekje: 'Merkteekenen opgericht - Wegvoering naar, verblijf in en terugkeer uit Duitschland', in maart 1946 uitgegeven door jv 'De Zaaier' in Dirksland).

Naar de Theologische School

Het laatste oorlogsjaar is nu ook het eerste studiejaar van joh. van Dijke. Met Pinksteren 1944 komt onder een preek van de plaatselijke predikant, ds. J. B. Bel, zijn roeping tot predikant weer zo duidelijk naar voren, dat hij opnieuw om een attest vraagt. Het wordt hem nu gegeven en hij wordt door het curatorium aangenomen, gelijk met de studenten K. de Gier, M. Heerschap en j. W. Kersten.

Er is in deze tijd nauwelijks meer openbaar vervoer als de lessen in september zullen beginnen. Daarom moeten de studenten op advies van hun docent, ds. G. H. Kersten, zoveel mogelijk zelf thuis studeren. Vlak na de oorlog wordt in juni student F. Mallan aangenomen en in een tweede curatoriumvergadering in september worden de broeders F. j. Dieleman en j. Hagestein toegelaten.

Deze zeven studenten krijgen nu gezamenlijk les in de Theologische School aan de Westersingel in Rotterdam, waar ook ds. Kersten woont. Ze moeten naar Rotterdam verhuizen. Het is voor de familie Van Dijke een hele overgang van Flakkee naar een bovenhuis aan de Oostzeedijk! De lessen worden gegeven door ds. G. H. Kersten, dr. C. Steenblok en hoofdonderwijzer A. van Bochove. De laatste doceert de niet-theologische vakken. Door een zwakker wordende gezondheid geeft ds. Kersten zijn lessen steeds meer over aan dr. Steenblok, die in 1943 uit de Gereformeerde Kerken naar onze gemeenten is overgekomen. In 1948 worden de zeven al genoemde studenten tegelijk beroepbaar gesteld.

Ziekte

De jaren in Rotterdam verlopen voor Van Dijke en zijn gezin niet zonder zorgen. Hij moet al langere tijd veel hoesten. In 1947, tijdens een van de lessen van dr. Steenblok, geeft hij bij een hoestbui bloed op, tot grote schrik van hemzelf en zijn medestudenten. Op hun verzoek wordt de les beëindigd. Dit is het begin van een ziekteperiode, die eerst geen duidelijk beeld van de ziekte geeft. Van Dijke knapt met versterkende middelen nog wel op, maar blijft erg moe. Toch gaat hij 's zondags voor in de vacante gemeenten. "Dan word ik altijd ondersteund en geholpen door de Heere", zegt hij zelf. Hij wordt toch gelijk met de andere studenten beroepbaar gesteld en ontvangst verschillende beroepen, onder andere van Elspeet, Krabbendijke en Tholen. Het beroep naar Tholen mag hij aannemen. Daarbij bemoedigt de Heere hem met Psalm 37: "Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen; houd in uw weg het oog op God gericht, vertrouw op Hem, en d' uitkomst zal niet falen". Hij wordt nu ook geopereerd en het gaat beter met hem.

Ds. Kersten, die zelf erg zwak is en op 6 september 1948 aan een hartkwaal overlijdt, heeft hem de raad gegeven spoedig te verhuizen. De kerkenraad stemt daarmee in en zo betrekt het gezin Van Dijke, dat dan elf kinderen telt, de pastorie van Tholen.

In heerlijkheid opgenomen

Johannis van Dijke weet na veel aanvechtingen zeker door God geroepen te zijn en hij ziet uit naar de dag van bevestiging. Die dag kómt niet voor hem... De ziekte gaat doorwerken, een gezwel drukt tegen zijn longen. Hij voelt zijn krachten minder worden. Opnieuw geeft dat veel strijd. Zijn vrouw is in verwachting van hun twaalfde kind. Hoe moet het verder met zijn gezin als hij zal sterven? En wat betekent zijn roeping dan? Hij is geen man van veel woorden en heeft het erg moeilijk. Dat verandert als het kind - een jongen - geboren is. Dan verwondert hij zich over Gods goedheid, in het vertrouwen dat de Heere ook verder zorgen zal. Dan kan hij ook aanvaarden, dat hij niet meer tot predikant bevestigd zal worden. Hij mag dan getuigen met Psalm 1 7:8:

Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!) Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw Godd'fijk beeld. Enkele weken later, op 10 december 1948, gaat hij in de leeftijd van 41 jaar heen tot zijn Zender om Hem in Zijn heerlijkheid te loven en te prijzen.

Gods leiding

Op 15 december vindt onder grote belangstelling de begrafenis plaats. In de rouwdienst spreekt ds. Fraanje over Prediker 3, voornamelijk vers 14a: "Ik weet dat al wat God doet dat zal in eeuwigheid zijn, daar is niet toe te doen en daar is niet af te doen". Ook wordt het woord gevoerd door ouderling Lindhout, dr. Steenblok, de studenten Mallan en Van Gilst, ds. Verhagen en ds. De Wit.

Het is Gods leiding, dat mevrouw Van Dijke al in Tholen woont. De kerkenraad met de gemeente en ook het personeel van de school doen veel voor het gezin; zij zijn hen tot steun in de moeilijke jaren die volgen. De Heere zorgt, zoals Hij hun man en vader heeft beloofd.

Mevrouw Van Dijke mag nog lange tijd in de pastorie blijven wonen. Haar kinderen vinden van lieverlee hun bestemming in het leven. Zij overlijdt in 1982 op de leeftijd van 75 jaar en wordt bij haar man begraven. Hun graf ligt op het kerkhof van Tholen, ongeveer 20 meter van de oude hoofdingang.

Gods weg is in het heiligdom. Kandidaat johannis van Dijke is noo 1 '., dikant geworden, maar hij heeft we. Gods Woord mogen bedienen. Dat is niet zonder vrucht geweest. Zijn dochter en schoonzoon hebben van verschillende kanten mogen horen, dat mensen onder zijn prediking zegen hebben ontvangen. Er is loon op zijn arbeid, ook na vijftig jaar!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Daniel | 32 Pagina's

kandidaat maar niet tot predikant bevestigd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Daniel | 32 Pagina's