Het Woord en de bevinding
Weten en kennen
Hebben we aan het Woord niet genoeg, dominee? En zo ja, waarom wordt dan in de prediking in onze gemeenten zo de nadruk gelegd op de bevinding? Legden de reformatoren niet veel meer nadruk op het 'sola scriptura'?
Deze vragen werden mij kortgeleden op de catechisatie voorgelegd. Fijn dat ze gesteld werden. Het zijn vragen die het overdenken waard zijn. In het gesprek dat volgde, ging het om de vraag naar het nut en de plaats van de schriftuurlijk-bevindelijke prediking voor het persoonlijk leven van de jongere en oudere.
Bevinding en beproeving
In de Bijbel komen we het woord bevinding tegen in Romeinen 5 : 3 en 4: n niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding en de bevinding hoop. De kanttekenaren schrijven bij het woord bevinding: f: rvaring of beproeving, namelijk van Christus' hulp en trouw in het volbrengen van Zijn belofte, waarmede Hij ons heeft beloofd in zulke zwarigheden bij te staan.
Paulus gebruikt het Griekse woord 'dokimè'. In zijn algemene zendbrief gebruikt jacobus in hoofdstuk 1 : 3 hetzelfde woord. Daar is het vertaald met 'beproeving': etende dat de beproeving (dokimion) uws geloofs lijdzaamheid werkt.
'Dokimè' is afgeleid van het werkwoord 'dokimadzo'. Dat betekent beproeven of toetsen, de deugdelijkheid van een zaak onderzoeken. Het gaat er dus om dat de Heere door de beproeving de echtheid van het geloof onderzoekt, toetst. De Heere beproeft het geloof. We zien dat bij Abraham. Als hij van de Heere de belofte ontvangt dat hij een zoon zal ontvangen, is Sara te oud om nog moeder te worden. Maar de aartsvader moet leren, ondervinden, dat God Zijn belofte door de weg van de onmogelijkheid vervult. Dat zien we ook later als hij de opdracht krijgt Izak te offeren. Calvijn zegt in een preek over de offerande van Izak: De Heere onderzoekt, beproeft de Zijnen om hen te peilen. Niet dat Hij nodig heeft onderzoek te doen om te weten wat er in ons is, want wij weten dat Hij de Oordeler des harten wordt genoemd.
Als we het woord van Paulus en Jacobus naast elkaar leggen, zien we dat 'dokimè' de mens leert wie de Heere is en wie hij in zichzelf is en blijft. Het gaat in de ware bevinding om twee zaken: noodzakelijke Godskennis en zelfkennis.
Samenvattend kunnen we zeggen dat onder bevinding moet worden verstaan: het geheel van geestelijke ervaringen die Gods kinderen ondervinden wanneer de Heilige Geest de weldaden, door Christus verworven, aan de ziel toepast.
Persoonlijke doorleving
De mannen van de Reformatie en de Nadere Reformatie predikten met grote nadruk de persoonlijke doorleving van de waarheid Gods. Het heil moet niet alleen met het verstand, maar bovenal met het hart verstaan worden en van daaruit in het leven gestalte krijgen. Uit liefde tot Christus en de zaligheid van de naaste wijzen zij op de noodzaak van kennis waarbij het hart, ja de hele mens bij betrokken is. We kunnen veel weten over de in-en uitwendige roeping, de rechtvaardigmaking en hoe deze plaatsvindt in het hart van de goddeloze, het leven der genade in de heiligmaking, over de Persoon en het werk van Christus, maar nodig is de doorleving van deze zaken. Nicodemus had grote kennis van zaken over de wet en hoe de Heere gediend moest worden. Maar Christus wijst hem in het gesprek op de twee voornaamste zaken van de ware godsdienst: de wedergeboorte en het geloof in de Zoon van God.
Jongelui, het gaat om het werk van de Heilige Geest in onze harten. Hij opent ons hart en verlicht ons verstand. Hij maakt levend en schenkt geloof. Daarom wordt de Heilige Geest ook de Geest der levendmaking en des geloofs genoemd.
Bevinding en geloof
Het is duidelijk dat ware bevinding nauw met het ware geloof samenhangt. Zonder geloof kan zelfs van ware bevinding geen sprake zijn. Een geloof dat geen bevinding kent, is een dood geloof. De Heilige Geest
Een rijke zegen
Wat een rijke zegen! Wat een alles omvattende zegen! Een zegen met een geweldig perspectief. Niet alleen voor het nieuwe jaar en voor de jaren die er wellicht op mogen volgen, maar ook voor de eeuwigheid. Een zegen, die niet ophoudt zegen te zijn in tegenspoed en kruis. Ja, een zegen die blijft, ook als ik gekomen ben aan de grenzen van mijn leven en de drempel tussen tijd en eeuwigheid overgaan zal. Inderdaad een rijke zegen, zeg je, maar die zegen wordt in wensende zin uitgesproken. De vervulling is dus eigenlijk maar onzeker. Onzeker? Lees dan eens verder: n Numeri 6:27 staat: ..Ik zal hen zegenen! De HEERE belooft hier die zegen te zullen bekrachtigen en te bevestigen. God Zelf legt kracht in die zegen. Geen waarschijnlijkheid; geen misschientje. Hij is God, Die niet liegen kan!
Ook voor jou!
Goed, zeg je, dat mag waar zijn voor Gods volk, maar dat is toch niet voor mij! Lees je je Bijbel dan wel goed? Gods dienaren zijn door Hem met ambtelijk gezag bekleed en als zodanig leggen zij deze zegen in de Naam van hun Zender op de gehele gemeente. Hoor jij daar niet bij? Heeft de HEERE Zijn Naam dan niet op jouw voorhoofd gedrukt? Wat lees je trouwens in de aanhef van Zijn heilige Wet? "Ik ben de HEERE uw (!) God..." Een goddelijke aanspraak tot heel het volk! Ook jouw God!
Ik merk er zo weinig van...
je zegt: ik merk er zo weinig van in mijn persoonlijk leven... Hoe komt dat? Waar zou dat aan liggen? Is dat een tekort bij de HEERE? Zou er dan een dubbele bodem in Zijn Woord zitten? Zou Hij het zeggen en niet doen? Spreken en niet bestendig maken? Of zouden het misschien onmogelijke voorwaarden zijn, die de HEERE stelt en waaraan wij toch nooit kunnen voldoen? Draaien wij, door dit te denken, de zaken niet om? Schuiven wij door deze gedachtegang niet stiekempjes de schuld op God? Dringen wij ons hiermee dan niet in de rol van het slachtoffer? Ik las laatst ergens: "Wij zijn geen slachtoffer... wij zijn rebellen!" Pijnlijk voor ons hoogmoedig en trotse hart, maar wel waar.
Verlegen om Zijn zegen?
Weet je waar de HEERE nu naar uitziet in jouw en mijn leven? Dat we dat eens eerlijk belijden: O God, ik heb het verzondigd! Ik ben Uw stem ongehoorzaam geweest. De vloek die U daarop uitsprak, heb ik verdiend" (Deuteronomium 28 : 15). O, die zegen van Hem niet te kunnen missen, maar te beseffen dat we die verzondigd hebben door onze opstand en ongehoorzaamheid, dat... ja, dat brengt nu toch aan Zijn voeten! Dat brengt ons toch op de plaats van de hoofdman: Heere, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen... maar... ik kan u toch niet missen!" Heere jezus dat! Een groot geloof noemt de
Ben jij zo verlegen om Zijn zegen? Doe jij zo geweld op het Koninkrijk Gods? '"k Liet niet af, hart en oog op te heffen naar omhoog!" Zo'n bedelaar laat God niet staan! Wie God zoekt, zal Hem vinden! Nog nooit heeft Hij tot het huis van Jakob gezegd: zoekt Mij tevergeefs! Hoe dat kan? Omdat er Eén geweest is Die volmaakt gehoorzaam is geweest: jezus Christus! "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven!"
In Hem is daarom een fontein die nooit te ledigen is en op Wie je nooit tevergeefs een beroep zult doen. jezus Christus is die volmaakte Hogepriester. Door Hem wordt het waar: "...en Ik zal hen zegenen!" Buiten jezus is geen leven! Buiten jezus krijg je geen zegen! Hij is die biddende, dankende en zegenende Hogepriester, die Zijn Kerk niet zonder zegen achterlaat. Zie Hem in je gedachten opvaren van de Olijfberg. Zegenend breidt Hij zijn handen uit over Zijn discipelen en in hen over Zijn heel Kerk. Wat denk je, zou het een andere zegen zijn geweest dan die uit Numeri 6? Nee toch!? Met die zegen kun je verder... mag je verder!
Van harte: de beste wensen!
|. Haazebroek
werkt dit geloof door de verkondiging van het heilig Evangelie en sterkt het door het gebruik van de sacramenten. Het leven van het geloof brengt bevinding met zich mee. Het geloof geeft immers het rechte zicht op God en onszelf. Daarom kunnen we het geloof als gave van de Heilige Geest niet missen. Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Laten wij ons wachten tevreden te zijn met een verstandelijke kennis van de Schrift en de bevinding der heiligen. Dan praten we na zonder zelf de diepe inhoud te beleven en te kennen. Dat napraten maakt ook geen indruk op de ander. Er is geen warmte in. Het verwekt ook geen jaloersheid in het hart van anderen. Worstel daarom veel om het werk van Gods Geest. Hij is de Werkmeester van het geloof. Hij overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Hij maakt voor Christus plaats in het hart. Hij schenkt geloofskennis van God en zichzelf.
Geloven is kennen
Als geloof geschonken wordt, komt ook kennis. Het is zelfs een van de elementen van het ware geloof. Kohlbrugge zegt: De Geest van Christus werkt in onze harten. En die Ceest reformeert uitgang en richting van ons hartzodat wij naar de wil Gods gaan vragen. Er komt een bevindelijke kennis. Daarop doelt de Heere jezus ook met de woorden: En dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, de enige waarachtige God en jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.
Weten en kennen
Er is een wereld van verschil tussen iemand kennen en veel over iemand weten. Een eenvoudig voorbeeld maakt dit duidelijk. We herkennen onze koningin op een foto direct. Door de media worden we in zekere zin op de hoogte gehouden van haar doen en laten. Maar hoewel wij veel over haar weten en lezen, daarmee is nog niet gezegd dat wij haar echt kennen. Alleen degenen die in haar onmiddellijke omgeving verkeren, die dagelijks met haar omgaan, haar man en kinderen kennen haar. Zo is het ook met de kennis van God en Christus. We kunnen veel weten over God en veel over Hem gelezen hebben, maar alleen hij of zij kent de Heere, die met Hem omgang heeft, omdat Hij Zich in het leven geopenbaard en bekendgemaakt heeft. Wij maken ons over de koningin een bepaalde voorstelling. De een vindt haar trots en hoogmoedig. De ander afstandelijk, de derde juist vriendelijk en aardig. Maar in de persoonlijke ontmoeting leren we haar echt kennen. En dan zal blijken dat onze voorstelling zeer waarschijnlijk onjuist is geweest.
Zo is het ook met de allerhoogste God. Wij maken ons een voorstelling van Hem,
De een zegt: God is liefde. Maar als de Heilige Geest ons verstand verlicht en kennis van Hem geeft, blijkt dat Hij niet alleen liefde is, maar ook rechtvaardig en heilig. Dat Hij toornt over de zonden. Dat Hij buiten Christus zelfs een verterend vuur en eeuwige gloed is.
Een ander heeft harde gedachten over God. Hij is dan Degene Die in willekeur verkiest en verwerpt. Maar de Heilige Geest leert dat de Heere nooit anders dan het behoud van de zondaar op het oog heeft en dat Hij van eeuwigheid in Zichzelf bewogen is geweest.
De Bijbel zegt dat er niemand is die uit zichzelf God zoekt. Maar wij denken bij zo'n tekst eerder aan pure wereidlingen dan aan vrome kerkmensen. En bovenal vergeten we onszelf. Calvijn zegt zo treffend dat een ieder mens zichzelf houdt voor een uitzondering op de algemene regel. Totdat de Heilige Geest ons kennis geeft van eigen hart. Dan gaan we de Schrift gelijk geven en gevoelen dat de Heere mij met die 'niemand' bedoelt.
Kennis en bevinding
Bevinding is dus nauw verbonden met geloofskennis. Het is de kennis die de Geest in het hart werkt van onze schuld en vloekwaardigheid, van God in Zijn dienenswaardigheid en Christus in Zijn dierbaarheid (Hellenbroek).
Ware bevinding ontvangen we door ervaring, door ontmoeting. De ontmoeting met de levende God. Adam en Eva hebben een persoonlijke en bevindelijke kennis van God gehad. Abel ontving het getuigenis van de Heere in zijn hart dat de Heere Zijn offer aannam. Abraham werd door de Heere krachtig uit Ur der Chaldeeen geroepen. De Heere openbaarde Zich in het leven van jacob. De psalmen spreken van Godsontmoetingen. Samuël kende de stem des Heeren. De discipelen en de vrouwen hebben zich verheugd in de ontmoeting met de Levensvorst.
Zo vinden we de hele Schrift door de bevinding der heiligen. De Schrift is vol van de bevindingen van zondaren aangaande het gevoelen van hun zonden, het zich verblijden in Gods vergeving en het strijden tegen de wereld, zonde en satan.
Eenheid in de bevinding
Een belangrijke vraag die onder jongeren en ouderen leeft is of ieder gelovige dezelfde bevinding hebben moet? Als het gaat over het wezenlijke van de bekering willen we deze vraag bevestigend beantwoorden. Al Gods kinderen kennen een werk van overtuiging en overbuiging in het hart. Allen kennen een droefheid die zich naar de Heere uitstrekt. Allen gaan inleven dat het aan hun kant kwijt en verloren is. Allen gaan leren
dat de zaligheid enkel en alleen uit genade is. Allen gaan gevoelen en beleven dat het geloof in Christus onmisbaar is.
Maar dat wil niet zeggen dat elke gelovige in dezelfde mate en onder dezelfde omstandigheden deze zaken doorleeft. Men gebruikt wel eens het voorbeeld van de bladeren aan een boom. Elk blad is anders. Ze kunnen verschillen in vorm, grootte, kleur, maar allen staan via de takken in verbinding met de stam die zijn voedsel haalt uit de wortel.
Zo is het ook in het geestelijk leven. Gods kinderen verstaan elkaar in hun nood, uitzien, verlangen, zondedroefheid, geloof, hoop en liefde. Ze gaan dezelfde taal spreken: de taal van de ootmoed, de schuldverslagenheid en het heimwee. Ze krijgen dezelfde begeerten, maar ook dezelfde vijanden. Ze worden allen gericht op hetzelfde Voorwerp van het geloof. Hoewel de Heere met een ieder van Zijn kinderen een eigen weg houdt, wordt het toch vervuld: Een lichaam is het en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping. Eén Heere, één geloof, één hoop, één Cod en Vader van allen, Die daar is boven allen en door allen en in u allen. De omstandigheden waaronder de Heere werkt zijn verschillend. Sommigen worden met kracht stilgezet op de weg der zonde, zoals Saulus en Manasse. Anderen mogen de Heere reeds vanaf hun vroege jeugd dienen, zoals Timotheüs. Brakel schrijft in zijn Redelijke Godsdienst hier heel pastoraal over. Lees het hoofdstuk maar over de wedergeboorte. h
Schriftuurlijk-bevindelijke prediking
Er is dus, ondanks de verschillende omstandigheden, een eenheid in de geestelijke leidingen en ervaringen van Gods kinderen. Dat is heel belangrijk voor de prediking. In de prediking moet immers niet alleen onbekeerden tot bekering worden opgeroepen, maar ze dient ook, tot nut en groei van het geloofsleven van Gods kind. Het is niet genoeg dat de dominee alleen verkondigt dat er heil is, maar hij zal ook moeten zeggen hoe de zondaar deelgenoot van het heil wordt. Christus' dienaren moeten een Middelaar van verdienste én van toepassing prediken. Nodig is explicatio (uitleg), maar ook applicatio (toepassing).
De prediking moet, zegt Calvijn, afdalen tot in de diepten van het menselijk hart en moet zonder te sparen alle bedekselen en voorwendselen wegnemen, waarachter een godsdienstig mens zich voor de heiligheid Gods verbergt. Ze moet hem in zijn armoede en ledigheid voor Gods aangezicht ten toon stellen. Maar ze heeft ook de verslagene en arme van geest te prediken dat ze bij de Heere welkom zijn. Dat ze niet beschaamd zullen worden, die het van de Heere verwachten.
jongelui, als de prediking niet schriftuurlijk-bevindelijk is, blijft ze oppervlakkig. Maar wat kan het tot stille verwondering zijn en je ziel verwarmen als de vraag van je leven: 'Hoe krijg ik een genadig God? ' in de prediking beantwoord wordt. Als je hoort hoe een rijke Christus past bij een arme zondaar, maar ook hoe die geloofsgemeenschap tot stand komt. Dan ben je niet verlegen naar verhaaltjes over Gods kinderen, maar heb je heimwee naar het werk van God in zondaren. Dan kan de bevinding van anderen soms een stille hoop geven in het hart. Dan geeft het horen ervan nieuwe reden om je hart voor de Heere open te leggen en te smeken om Zijn werk in jou!
Onze houding
Laten we ons hart naast de prediking leggen. Laat de prediking toch niet een soort supermarkt voor jou zijn, waaruit je haalt wat jou zint. Dat is tot eeuwige schade. Bedenk wat Christus tot de discipelen sprak: 'Die u hoort, die hoort MIJ!' Ik weet dat in deze tijd de prediking op de snijtafel van de kritiek ligt. Over weinig wordt in onze kring zoveel gediscussieerd als over de prediking. Maar ik krijg soms de indruk dat men over de prediking spreekt zoals een blinde over kleuren doet. En daarom: zet je niet af tegen de schriftuurlijk-bevindelijke prediking, maar smeek de Allerhoogste of Hij je bevindelijk wil leren, wat je in de prediking hoort. Ware bevinding drijft uit tot Christus, het grote Voorwerp van het geloof.
Ik eindig met een woord uit Calvijns Institutie: In de eerste plaats moeten wij weten dat al wat Christus tot zaligheid van het menselijk geslacht geleden en gedaan heeft voor ons zonder nut en van geen gewicht is, zolang Christus buiten ons is en wij van Hem gescheiden zijn. Dus moet Hij om ons te kunnen meedelen wat Hij van de Vader ontvangen heeft, de onze worden en in ons wonen.
ds. B. van der Heiden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1999
Daniel | 32 Pagina's