De smid
LeesWijzer
Vaak, als ik zit en arbeid, en den drang,
Die uit mijn hart wild kolkend op komt stuwen,
Rustig betoom, het rijm aan 't rijm doe huwen,
En zoo het tuchtlooze omdicht tot gezang,
Wordt juist als ik mij op een vondst bezon,
Door een verdwaalde windvlaag aangedragen
De wisselklank van verre hamerslagen,
Blij tinklend als een feestlijk carillon.
Het stoort mij niet, ik weet, de nijvre smid
Heeft met zijn balg den koolgloed aangewakkerd,
En in de vlam, die opschiet, blaast en flakkert,
Stoofde hij langzaam zijn zwart ijzer wit.
Hij legt het op zijn aambeeld, als een schicht,
Heimlijk aan 't heilig hemelvuur ontstolen,
En al de sterren in die schacht verscholen
Brengt nu de luide hamerslag aan 't licht.
En innig denk ik, wijl ik nog een toon
Klaarder in 't straffe maatverband laat klinken,
Hier nog een woord verdof, het daar doe blinken,
Tot ik met schoonheid mijn geduld beloon:
Ook hij, de werkman, heeft het ruw metaal,
Door 't vuur gelouterd, in een vorm gedwongen,
Hetzelfde zielsgeheim door mij bezongen,
Tintelt hem tegen uit het duurzaam staal.
Aart van der Leeuw
Er zullen niet veel lezers zijn die het hier beschreven beeld uit het dagelijks leven kennen. Oudere mensen zullen het vroeger nog wel hebben meegemaakt. Maar verder zal je het smidswerk - afgezien dan van de hoefsmid - alleen nog sporadisch tegen komen in een (openlucht)museum. Toch denk ik dat de meesten zich wel iets hierbij kunnen voorstellen.
Misschien had jij niet direct gedacht aan het zwarte smidswerk, als je een treffend beeld van het werk van de dichter had moeten tekenen. De dichter Aart van der Leeuw (1876 - 1931) gebruikt dat beeld echter wel. In een prachtige languitgerekte volzin van acht regels geeft hij aan: Vaak wordt de klank van de hamerslagen naar mij toe gedragen door een windvlaag. En je zou verwachten dat hem dat hinderde, want hij zit te zwoegen om de golven van dichterlijke inspiratie tot een rustige stroom te bedwingen. Maar nee, het klinkt hem juist feestelijk in de oren.
In de derde en vierde strofe tekent hij trefzeker de bezigheid van de smid. Met de blaasbalg worden de kolen opgestookt en de flakkerende vlammen schieten fel op. Het withete ijzer, de rondspattende vonken, ze lijken wel op een bliksemschicht waaruit de smidshamer sterren tevoorschijn tovert.
Dan dringt de overeenkomst tussen het smidswerk en zijn dichterlijk bezig zijn in zijn gedachten binnen. Zoals de smid het ijzer tot de gewenste vorm bewerkt, zo is ook de dichter bezig. Hier moet de maat wat verbeterd worden, de accenten moeten wat sterker uitkomen. Daar moet er wat aan de klanken gebeuren, zodat de woorden doffer of juist helderder klinken. En het resultaat? Er ontstaat een mooi geheel: zijn geduld wordt met schoonheid beloond.
Dat ideaal - iets moois maken - verbindt hun beider werk ondanks alle verschillen juist aan elkaar. De gevoelige dichter, de bekwame vakman, zij beiden kennen ook het geheim van hun materiaal. Ze kennen de mogelijkheden en onmogelijkheden van zowel de taal als het metaal (het staal) waarmee ze werken. Dat maakt hun beider werk ook interessant: niet alléén het resultaat geldt. Juist de worsteling met de materie geeft extra waarde aan het mooie werkstuk dat ontstaat. En het mooie en duurzame product vergoedt alle inspanningen.
Inspanningen? Jazeker, ook het schrijven van een gedicht kost heel wat inspanningen. Natuurlijk kan die tweede dichtregel Die uit mijn hárt wild kólkend op komt stuwen vanzelf zo uit zijn pen gevloeid zijn. Maar die drie accenten kan hij ook welbewust (lees de een na laatste strofe nog eens!) zo geconstrueerd hebben om de betekenis van deze woorden te versterken. En let eens op de herhaling van lange a-klanken in r. 6 (assonantie). En hoe heeft hij met lichte klinkers in r. 8 het karakter van de daar gebruikte woorden onderstreept en zijn gevoelens tot klinken weten te brengen. Mooi weet hij ook met alliteratie én assonantie in r. 14 een enigszins mysterieuze sfeer op te roepen: Heimlijk aan 't heilig hemelvuur ontstolen.
Aart van der Leeuw is een dichter van de Neo-romantiek. Deze dichters probeerden met mooie woorden en beschrijvingen (vaak van de natuur) de lezer te ontroeren. Ze schreven ook nogal eens over het dichten zelf. Sfeertekening is vaak hun sterke kant. Daar tref je in bovenstaand gedicht dan ook het een en ander van aan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 2000
Daniel | 32 Pagina's