Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lees Wijzer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lees Wijzer

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kindermoord

Toen de gekroonde wolf de schaapkens nieuwgeboren Met zijnen wreeden muil te Bethlehem verslond, Een klagelijk geschrei steeg van der aarden grond En kwam ten hemel in voor Gods gerechte oren.

Een vliegende gezwerm der engelen verkoren Omving den kleine hoop gepletterd en doorwond, En nam de witte ziel van haren roden mond Die stellend' onbesmet Gods aangezicht te voren.

Hoe kort was haren tijd in droevig tranendal! Hoe groot is hare vreugd die eeuwig duren zal Hoe loven zij den Heer haar gunstige weldader!

Zij gingen haastelijk int leven door den dood, Gerucket^ onverwacht uit hares^ moeders schoot, Gedragen in den schoot van haren liefste Vader.

Zalige dood der kinderen

Gezegend is de dood der kinderkens genettet3 In Christi bloed en Geest van 't aangeboren kwaad. Zij sterven onbelast van wrevelige daad, Des werelds ijdelheid en heeft ze niet besmettet.

Haar lichaam in de rust wel vroege werd gezettet, De ziel van daar ze kwam terstond weer henengaat, Zij zien van Godes Zoon het minnelijk gelaat, Ontbonden van wat hier de zaligheid belettet.

Gelukkiger dan wij, die 't kranke vlees en bloed In zonden ongeteld doetsnevelen 5 den voet Zo lange wij, eilaas! in deze hutte wonen.

O kleine schare, in eer den engelen gelijk Wel haaste wordt gij groot in 't zoete hemelrijk; Want kinders hebben daar het recht van oudste zonen.

Jacobus Revius (spelling enigszins aangepast)

De zeventiende-eeuwse calvinistische dichter Revius heeft een groot deel van zijn werk aan bijbelse stof gewijd. Dat vind je niet vreemd als je weet dat hij predikant was en ook bij de Statenvertaling betrokken was. Sommige van zijn gedichten zijn erg bekend geworden (bijvoorbeeld 't En zijn de joden niet...). Ook het eerste van de hier afgedrukte sonnetten kom je in de tijd rond Kerstfeest wel eens tegen. Het is een prachtig gedicht over Herodes' gruweldaad met een duidelijk perspectief op de eeuwige vreugde waarin deze kinderen mochten delen. Ze worden van oude tijden in de christelijke kerk als de eerste martelaren beschouwd. Het is een echt barok gedicht: er zit een spanning in de taal die de gevoelens van de dichter verraadt; hij maakt volop gebruik van tegenstellingen. Ik wijs er alleen al in de eerste strofe vier aan: gekroonde wolf tegenover schaapkens nieuwgeboren; wreeden muil tegenover klagelijk geschrei; der aarden grond tegenover hemel; gekroonde wolf tegenover God. De paradox in regel 12 wijst ook op de barok. Het is een gedicht dat daardoor vraagt om goed nadenken, maar ook stof tot nadenken (mediteren) genoeg geeft. Het is jammer dat dit gedicht meestal alleen afgedrukt wordt. Direct erna staat echter in Revius' dichtbundel Over-ysselsche Sangen en Dichten het tweede sonnet: Zalige dood der kinderen. Dit heeft hetzelfde onderwerp als Kindermoord. Maar als je alleen de titel nog maar leest, zie je al een verschil. Tegenover de moord wordt nu gesproken van een zalige dood. Het eerste sonnet beschrijft het gebeuren als het ware vanaf de aarde gezien; het tweede beschrijft het veel meer vanuit het hemelse standpunt. Het is dus goed om het eerste gedicht niet alleen te lezen. Je moet het eigenlijk samen met dit tweede sonnet zien. Daarin komt immers Revius' barokke voorkeur voor de tegenstelling uit: niet alleen in de sonnetten komt die voor, ook de twee sonnetten zelf vormen eikaars tegenstelling.

Het begin van het tweede gedicht roept herinneringen op aan wat er staat in artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis van Guido de Brés over de erfzonde: die 'is ook zelfs door de Doop nietganselijkte niet gedaan, noch geheel uitgeroeid'. Maar voor deze kinderen geldt dat het blced van Jezus Christus hun wel geheel heeft gewassen van het aangeboren kwaad, terwijl ze helemaal nog geen dadelijke zonden hadden. Het verlangen dat volgens dit geloofsartikel in de ware gelovigen leeft, namelijk om van dit lichaam des doods verlost te worden, is voor hen werkelijkheid. In het hele tweede deel van dit sonnet spreekt de dichter zijn verlangen daarnaar uit. Er zit in deze gedichten nog heel veel moois (behalve de inhoud) op het gebied van taal en stijl en beeldspraak. Het mooiste is, datje dat er zelf uithaalt door te lezen, te herlezen en nog eens te herlezen. Daar kunnen deze sonnetten wel tegen! Nee, beter gezegd, dan ga je er steeds meer moois in ontdekken. En wie vindt dat deze gedichten in dit nummer van Daniël als mosterd na de (kerst)maaltijd komen: de kindermoord in Bethlehem (Mattheüs 2) moet toch na de voorstelling in de tempel (Lukas 2) hebben plaatsgevonden. Reken dan maar uit.

's-Gravenpolder, K.W. van Luik


1 Cerucket = gerukt.

2 haar (hares, haren) is meervoud. Voor ons dus: hun. Bijvoorbeeld de schoot hun moeder (regel 13). Idem in de volgende regel.

3 genettet = (letterlijk genattet) dat wil zeggen nat gemaakt, gewassen.

4 besmettet = besmet; evenzo gezet(tet) en belet(tet) in regel 5 en 8.

5 snevelen = struikelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2001

Daniel | 32 Pagina's

Lees Wijzer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2001

Daniel | 32 Pagina's