Overwinteren - Gert-Jan Segers
LeesWijzer
Een boeiend boek is de roman Overwinteren van Gert-Jan Segers, in 2000 uitgegeven bij uitgeverij Mozaïek te Zoetermeer. Het beschrijft het leven van enkele Leidse studenten, die ogenschijnlijk een typisch studentenieventje leiden, maar tegelijkertijd intensief bezig zijn met enkele diepgaande levensvragen. Die vragen concentreren zich op het omgaan met het christelijk geloof en met het - naar de mens gesproken - veel te vroege sterven van Gerard.
Het boek heeft een heldere structuur. Het totaai van 28 hoofdstukken wordt verdeeld over vier delen, voorafgegaan door een inleiding. Die inleiding heeft de vorm van een brief, geschreven door de hoofdpersoon Joost Gersjes aan Gerard. Daarin verwijst hij naar wat Gerard hem vlak voor zijn sterven had bezworen: ...te kiezen. Het was koud of heet, maar in geen geval mocht ik lauw worden. En voor mijn dertigste moest de kogel door de kerk. Ik heb gekozen en wil me er rekenschap van geven. De slotgroet van de brief is nogal profaan: Ik zie je! En tot die tijd veel plezier! Dat is echter wel verklaarbaar vanuit het feit dat het hier gaat om een student die niet uit een reformatorisch milieu afkomstig is.
De vier delen van het boek worden gedateerd op respectievelijk december 1988, december 1989, 25 december 1990 en juli-december 1991. Er is hier sprake van een relatie met Kerstfeest, aangezien de wezenlijke betekenis van Kerstfeest voor de jongens ter discussie staat. Binnen de kerkelijke gemeenschappen waartoe zij behoren, zien ze immers slechts aandacht voor alleen de buitenkant, traditie en lege vormen, zodat ze dreigen te vervreemden van het christendom. De datering geeft echter ook een ander perspectief: het is immers de tijd van de val van het IJzeren Gordijn en van de Berlijnse Muur. Het is de tijd dat de grote communistische gemeenschap aan stukken gescheurd wordt en op haar grondvesten wankelt. Dit alles is trouwens weer illustratief voor de christelijke zekerheden, die voor de jongens evenzeer wankelen.
In hoofdstuk 1 worden alle belangrijke personen uit het boek voorgesteld. Joost Gersjes huurt met drie andere studenten, Gerard Vuyk, Marco en Stefan, een huis aan de Bloemgracht van een zekere meneer Faber. Heel knap worden in dat eerste hoofdstuk niet alleen de belangrijkste personen even aan de lezer gepresenteerd, ook de thematiek wordt al summier aangeduid. Faber zegt namelijk dat hij zijn studentenhuis aan hardwerkende, christelijke studenten ter beschikking stelt, waarvoor ze geen huur betalen, maar alleen een 'bijdrage' aan dit 'christelijk liefdadigheidsproject'. De studenten laten doorschemeren dat dat wel eens met de belasting te maken kan hebben. Niet voor niets draagt deel 1 de titel Over schijnheiligheid. Ook de medische studente Farah komt in het eerste hoofdstuk al voor. Met haar praat Joost tijdens zijn ontgroening. Ze ziet die ontgroening als een ceremonie die in ieder geval scheiding (brengt) tussen mensen die erbij horen en die er niet bij horen. En daarmee is op een mooie manier de thematiek van het hele boek aangegeven. Gerard stelt het in hoofdstuk 8 heel scherp: Hoe dan ook, volgens mij is een vrij leven in relatie met de persoon van Jezus de kern van het christelijk geloof. En wat we er ook van geloven, óf je bent christen en je steit je in verbinding met Jezus, óf je gelooft het niet en dan heet je ook geen christen. Je bent koud of heet, maar in ieder geval niet lauw.
Ook het studentenleven wordt kritisch onder de loep genomen. Als een student gewond raakt bij een stunt van dispuut Completa (koffiemelkpoeder in een vuurtje veroorzaakt een grote steekvlam), wil Gerard de stijl van de studentenverenigingen op de helling zetten. Als hij een buitengewone vergadering van de moedervereniging Socrates bijeen weet te krijgen, blijkt hij met zijn kritiek geen voet aan de grond te kunnen krijgen: iedereen mag zelf weten wat hij doet. In een toneelstukje - geschreven door Gerard - maken Joost, Marco en Stefan duidelijk hoe groot de kloof van onbegrip is tussen christendom en heidendom. Gerard maakt duidelijk dat begrippen als vrijheid en waarheid geen eenduidige omschrijving hebben. Hij maakt dat duidelijk met een verwijzing naar de roep om vrijheid in Oost-Europa. (Denk aan de bovengenoemde tijdsaanduidingen van de vier delen van het boek). Men weet niet echt wat men onder vrijheid verstaat. Geen beperking van de vrijheid van meningsuiting. Maar wat we wél moeten geloven en hoe we wél met elkaar moeten omgaan, weten we niet. ledereen heeft het maar over vrijheid, maar vrijheid is een lege huls. Het is de grote vraag wat je er mee doet. Datzelfde geldt ook voor alle vragen rondom het christelijke geloof, waarmee de jongens intensief worstelen. Hoe kun je nou liefhebben als je niet weet wat waarheid is. En waarom zou je liefhebben als je niet gelooft dat God bestaat?
Langzamerhand groeien de jongens verder weg van hun christelijke achtergrond. Met name Marco, die juist altijd trouw leek te blijven aan het traditionele kerkelijke patroon dat hij van huis had meegekregen, breekt helemaal met het geloof. Maar ook Joost en Gerard weten er geen weg mee. Alleen Stefan lijkt gewoon trouw te blijven. De leegheid van veel christelijke vormendienst en de onmogelijkheid met hun verstand allerlei geloofszaken aanvaardbaar te maken, wakkeren dit proces aan. Geen wonder eigenlijk als je leest wat Gerard over zijn eigen vader zegt, die twee jaar geleden is doodgegaan. De beste man heeft zijn leven lang gedraafd voor de kerk, christelijke school en voor de christelijke politiek. Hij heeft hem wel veel (en over veel) horen praten, maar nooit één woord over God. Nooit! Nooit heeft die man verteld of hij, behalve al die toespraken op toogdagen, ook ooit iets van God Zelf heeft vernomen.
De wending komt in het laatste deel. Alleen de titel van dit deel is al opvallend. Het heet Over het begin, terwijl de eerste drie delen achtereenvolgens de titels Over schijnheiligheid (deel 1, H. 1-8), Over de onderlinge omgang in alle ongebondenheid (deel 2, H. 9-15) en Over het einde (deel 3, H. 16-22) heten. Verder is ook de vormgeving van deze hoofdstukken 23-28 merkwaardig. De auteur hanteert hier ineens de vorm van een dagboek, bijgehouden door Joost. Maar ook inhoudelijk is dit deel bijzonder. We maken een diepgaande wending in het verhaal mee: Gerard lijkt een epileptische aanval te krijgen, die echter al gauw een andere oorzaak blijkt te hebben. In het ziekenhuis wordt een hersentumor geconstateerd. Behandeling blijkt nauwelijks mogelijk te zijn: Ze gingen niet meer opereren, alleen maar bestralen. Maar zelfs dat was uitstel van executie. Het is iets wat diep ingrijpt in het leven van Gerard en zijn kamergenoten. De realiteit van de dood komt nu zo dicht bij. En dan blijkt, dat juist Gerard, die eens God had uitgedaagd te bewijzen dat Hij bestond door een meteoriet op hem te laten neervallen, nog zeer intens bezig is met alles wat maar met het geloof te maken kan hebben. Hij raadt Joost zelfs aan: Laat je nooit verleiden tot een oordeel over God op basis van menselijk falen. Je mag God nooit afschrijven omdat zijn volgelingen zulke kleinzielige en enghartige klungels zijn. Hij vertelt aan Joost dat hij ook werkelijk gelooft in God en dat de raadselen die daarin voor hem bestaan, hem liever zijn dan de oplossingen die mensen kunnen bedenken. Bij die gelegenheid bezweert hij hem ook vóór zijn dertigste een bewuste keuze te maken, zoals in de inleiding al vermeld werd. Gerard sterft op zondag 22 december en wordt begraven op Tweede Kerstdag. Het laatste hoofdstuk is een dagboekfragment van 23 maart 1998. Daarin verwoordt Joost hoe hij - onder invloed van een lied van Bob Dylan - die bewuste keuze ook maakt.
Het is een boek dat je aan het denken kan zetten, een boek ook dat je confronteert met je eigen bestaan. Een boek dat ik jongeren wel wil aanbevelen, zeker degenen die gaan studeren. Het toont scherp aan waardoor het fout gaat bij veel jongeren: ze zijn niet echt geworteld en ze hebben geen levende voorbeelden. Wat dat betreft, is het een boek dat ook ouderen best mogen lezen. Misschien shockeert het boek hier en daar wel; het taalgebruik van studenten is niet altijd even fraai. De weergave van wezenlijke christelijke kernwaarheden is zo nu en dan ook aanvechtbaar. Dit boek dan maar ongelezen laten? Zeker niet, de auteur heeft oprecht getracht een authentieke weergave van het studentenleven te bieden. Hij is daarin goed geslaagd. Studenten verwijten het reformatorisch onderwijs achteraf nog wel eens dat ze te beschermd zijn opgeleid. Ik geloof niet dat ze daarin gelijk hebben. Die bescherming is in velerlei opzichten waardevol. Bovendien wordt hen op onze scholen onder andere ook bij het vak literatuur begeleide confrontatie geboden. Daarvoor is dit boek zeer geschikt. Misschien dat het daardoor niet zo geslaagd is voor de doorsnee lezer die eens wat gemakkelijk leesvoer zoekt. De schrijver heeft dat niet willen bieden. Maar wie goed geworteld is in onze eigen traditie en de waardevolle zijde daarvan kent, zal zijn tanden op dit boek niet stuk bijten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 oktober 2001
Daniel | 34 Pagina's