Maria Rosseels - Dood van een non
LeesWijzer
De Vlaamse schrijfster Maria Rosseels heeft diverse lijvige romans op haar naam staan. Eén daarvan is Dood van een non, dat in 1961 verscheen. Het boek bestaat uit drie delen, die alle drie een titel meegekregen hebben: het mirakel (twaalf hoofdstukken), de sluier (tien hoofdstukken) en maranatha (zes hoofdstukken). Ik ben het boek verschillende keren tegengekomen op de literatuurlijst in de examenklassen, waarbij ik echter vaak constateerde dat de diepe strekking ervan niet helemaal begrepen werd. Vandaar dat ik er eens een bespreking aan wil wijden.
Het mirakel
In een proloog wordt beschreven hoe Nicolas Arnauld, een jonge bisschop, een brief schrijft aan de aartsbisschop, waarin hij hem met onmiddellijke ingang zijn ontslag vraagt. Vóór hem lag een schitterende carrière als waarschijnlijke opvolger van de kardinaal-aartsbisschop. Maar grote twijfels over het geloof brengen hem tot deze opzienbarende daad. Als hij zijn brief heeft afgesloten, valt zijn oog op het pak met papieren dat hem enige tijd geleden uit Japan bereikte. Het zijn geschriften waarin zijn zus Sabine haar diepste gedachten had uitgedrukt. Zij was het ook geweest die hem gedwongen had de werkelijkheid van zijn bestaan en van zijn geloof onder ogen te zien. Dat had hem er juist toe gebracht zijn ontslag te vragen. Toch begint hij te lezen.
Hoofdpersoon van het verhaal is dus Sabine Arnauld, een vrouw uit een adellijk Belgisch geslacht, dat zijn wortels heeft in Frankrijk. Ze heeft een gelukkige jeugd gehad, maar krijgt op negenjarige leeftijd een ziekte (het lijkt polio), waardoor ze in een rolstoel terechtkomt. Rondom haar vinden veranderingen plaats: haar zus Gertrude treedt in een klooster in, haar broer Nicolas (Nikki) gaat de priesterstudie volgen, zij zal als een invalide door het leven gaan. Als ze een jaar of achttien is, doet ze God echter een belofte: als ze door een wonder zal genezen, zal ze haar leven aan Hem wijden. Een jaar later komt ze via Joris Marion, een vriend van haar broer Simon, in aanraking met een Australische arts. Deze constateert dat ze nooit polio gehad heeft en dat haar verlamming door therapie te genezen moet zijn. De therapie heeft volledig succes, haar belofte komt ze echter niet na. Ze is immers niet door een wonder genezen; er was destijds een foutieve diagnose gesteld, zo redeneert ze. Haar liefde voor Joris Marion bloeit op, al is hun huwelijksgeluk kortstondig: enkele dagen voor de Duitse inval wordt hun zoontje geboren, dat in dezelfde nacht sterft. Joris sterft later in de oorlog aan het front. Sabine ziet het als een straf voor haar ontrouw tegenover God.
De sluier
Sabine besluit in hetzelfde strenge klooster in te treden als haar zus. Nicolas, die intussen priester geworden is, begrijpt dat zij geen werkelijke roeping heeft zoals Gertrude. Hij weet echter niet waarom ze eigenlijk deze stap zet en hij is niet in staat haar tegen te houden. In het klooster wordt ze onder andere door de moeder-overste niet echt geaccepteerd: zij voelt aan dat de aristocratische Sabine hier niet past. Ze herkent dat ook in zichzelf, maar dwingt zichzelf tot onderwerping. Helemaal moeilijk wordt het voor haar als ze ziet hoe Gertrude zich zó afbeult en verwaarloost, dat het haar dood wordt. Sabine worstelt ermee of God dit eist van een mens, maar daarbij komt de vraag of God eigenlijk wel bestaat. Aangrijpend beschrijft ze hoe ook Gertrude in haar doodsstrijd aangevallen wordt met de twijfel aan het bestaan van God en aan het nut van al haar zelfkastijding.
Na Gertrudes dood gaat het helemaal mis in het klooster: Sabine zit vol wrok tegenover de overste die Gertrude niet heeft afgeremd en die ook doorziet dat Sabine niet echt voor dit kloosterleven geschikt is. Sabines commentaren op visioenen waarin Gertrude aan enkele zusters verschijnt, verwekken veel onrust en meningsverschil tussen de oudere, volgzame zusters en de jongere, die openstaan voor nieuwe denkbeelden. Als Sabine meent dat ze de juiste houding voor het kloosterleven gevonden heeft, wordt die illusie wreed verstoord. Haar definitieve kloosterwijding wordt uitgesteld, ze zal opnieuw een proeftijd van drie jaar moeten beginnen. Haar droom ligt nu aan stukken en ze verlaat het klooster direct.
Maranatha
In het derde deel worden de vele bespiegelingen over het bestaan van God voortgezet. Als ze uit het klooster is, intensiveert ze de contacten met Nikki. Juist met hem spreekt ze veel over haar vragen en ze ontdekt dat ook hij "soms aan het bestaan van het Absolute Goed (moet) twijfelen. Waar is de Vader die zich het lot van leliën en mussen aantrekt?" Voor Sabine is er maar één weg over: ze wil zich wijden aan liefdadigheid. Dat is echter voor een gewezen kloosterzuster niet zomaar weggelegd, aangezien dat ook valt onder de verantwoordelijkheid van de kerk. Daaronder wil ze zich niet schikken.
Ze zoekt haar zus Marie-Anne op, een levensgenieter die met haar man in India woont en brengt daar vier jaar door. Steeds meer krijgt het ongeloof vat op haar. Na een verblijf met Kerst op het voorvaderlijke landgoed Trois Fontaines (voor 't eerst na vele jaren) krijgt de onrust haar te pakken. Ze vertelt Nikki, die inmiddels bisschop gewijd is, dat ze naar Japan wil, een land waar niets haar aan het christendom herinnert, 't Is een enorme klap voor hem, zeker als ze hem alles over haar ongeloof en twijfel vertelt. In het verre Aziatische land komt ze langzamerhand tot zichzelf. Ze heeft een kortstondige relatie met een Japanse man die haar in contact brengt met een geëxcommuniceerde priester. Met hem voert ze verschillende gesprekken. Hij wijst haar erop dat haar hoogmoed haar steeds in de weg gestaan heeft om God te vinden. Hij zegt ook dat ze als westerse mens teveel een God naar haar eigen beeld wil scheppen.
- De God die u hebt gemaakt, Die bestaat niet. Die moet u niet verder zoeken want u zult Hem nooit vinden. Het is niet alleen uw vergissing, maar de vergissing van de westerse mens in het algemeen: dat hij een konkrete God wil scheppen, een God die hij kan begrijpen.
(...) Ik wist dat hij gelijk had. Maar tegelijkertijd ontnamen zijn woorden mij de laatste hoop.
- Uw God, Monseigneur, is onbereikbaar.
Hij knikte overtuigd.
- O ja, onbereikbaar! Dat is het sterkste argument voor de waarachtigheid van Zijn bestaan.
Zijn woorden brengen haar tot het besef dat zij altijd op zoek is geweest naar en geleefd heeft voor een God Die haar nodig zou hebben. Uit de diepten gaat ze nu roepen om een God Die zij nodig heeft. Het laatste hoofdstuk eindigt dan met: "Daarom vraag ik: eer ik sterf geef me, al mocht het ook slechts eenmaal zijn..."
Halverwege deze zin stopt haar levensverslag; kennelijk is zij verrast door een geweldige Japanse voorjaarsstorm. Overstromingen vagen dorpen en mensen weg. Sabine is een van de slachtoffers wier lijk niet wordt teruggevonden.
Toch eindigt het boek hiermee nog niet echt. De papieren waarin zij haar levensverhaal heeft opgetekend, zijn toegestuurd aan haar broer Nicolas. De laatste zes bladzijden (een epiloog die aansluit op de proloog) vertellen hoe hij nadenkt over haar verhaal en zijn ontslagbrief verscheurt.
Het boek is beslist geen thriller. Het is een filosofisch getint verhaal. Er staan veel overpeinzingen en gesprekken in, waarin de vraag van de moderne mens naar het bestaan van God aan de orde gesteld wordt. Heel nauw daaraan verbonden speelt de vraag naar de oorzaak van het lijden én naar het nut van het lijden een rol. Vooral het tweede gedeelte, dat het sterven van Gertrude beschrijft, gaat daar diep op in.
Van rooms-katholieke zijde kwam er kritiek op het boek, omdat Maria Rosseels Sabine laat sterven op het ogenblik dat zij tot inkeer is gekomen. "Zij had nog niets gedaan om de hemel te verdienen." Voor ons lijkt dat misschien juist een positief gegeven, Ik heb nogal wat leerlingen horen zeggen: Sabine is tot geloof gekomen. Toch moet de lezer beseffen, dat Sabine en Nicolas uiteindelijk alleen maar aanvaarden dat ze het raadsel van het bestaan van God nooit zullen begrijpen of doorgronden. Dit aanvaarden als een roekeloze sprong van de tijd naar de eeuwigheid, van het eindige naar het Oneindige, deze overgave aan een Wezen (...) dat voor ieder van ons nog de onvatbare Grote Onbekende blijft is niet hetzelfde als het geloof in een persoonlijke God en een persoonlijke Zaligmaker dat de Bijbel ons beschrijft. Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de Morgenster opga in uw harten (2 Petrus 1: 19). Wij geloven niet voor niets dat God Zich laat kennen in en dóór Zijn Woord en door Zijn Geest. Dat is het verschil. Dat is het echte antwoord op deze vragen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 2002
Daniel | 30 Pagina's