Mijn volk gaat verloren, omdat het zonder kennis is
Verslag Huishoudelijke Vergadering - 24 september 2002
Velen zijn deze morgen naar Gouda gekomen om de Huishoudelijke Vergadering bij te wonen. "Over gebrek aan belangstelling bij deze vergaderingen hoeven we nooit te klagen", zo spreekt ds. C.A. van Dieren in zijn welkomstwoord, "maar zo veel aanwezigen als nu heb ik nog niet eerder meegemaakt."
In zijn openingsmeditatie staat hij stil bij de woorden uit Psalm 119: 25 Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord. Het Boek der Psalmen kunnen we vergelijken met een geestelijke apotheek: voor alle kwalen kunnen we een middel vinden in de psalmen.
Psalm 119 is waarschijnlijk door David gemaakt. Het is een lofzang op de volmaakte wet van God. David spreekt over het kleven aan het stof. Van nature heeft een mens er geen last van, dat hij kleeft aan het stof. Hier wordt dus gesproken over een levendgemaakt mens. De dichter heeft zijn vermaak in de dingen van de tijd en van de wereld verloren. Een mens, waar de Heere genade aan bewezen heeft, kan in de inleving van zijn eigen bestaan echter over de aarde gaan als iemand die kleeft aan het stof. Kleven, dat wil zeggen: het is bijna niet van elkaar los te trekken; het zit vast aan elkaar. Het stof heeft in de Bijbel twee betekenissen. In de eerste plaats wordt er het koninkrijk van de vorst der duisternis mee bedoeld. Denk maar aan Genesis 3: 14b Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen uws levens. De dichter bedoelt dan met stof: de inwerpingen en bestrijdingen van de vorst der duisternis. In de tweede plaats wordt met stof bedoeld: de vloek Gods. Want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren.
Paulus zucht: Wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? Het is het zuchten over het inklevende verderf. Eén is er geweest, Wiens ziel nooit aan het stof verkleefd is geweest. Hij heeft gekropen in het stof en gezegd: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Hij droeg de last van heel de wereld, de zonde en de onreinheid. Hij heeft dat doorstaan, zodat er levendmakende troost aan Zijn voeten zou zijn. Dat begeert David in deze psalm: Maak mij levend naar Uw woord.
Dan hebben we niet alleen een Middelaar van verdienste nodig, maar ook een Middelaar van toepassing. Er zijn mensen die kunnen zich met Jezus redden, maar de dichter van deze psalm kon alleen door Jezus gered worden. Dat brengt in het stof en daaruit kunnen we onszelf niet oprichten. Daar maakt Christus doden levend. Die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen. Daar krijgt het woord kracht en komt er leven in de ziel. De Heere geve ons maar vernederende genade. Op die plaats krijgt God de eer, Jezus waarde en doen we de naaste geen kwaad.
Afscheid
Na de openingsmeditatie komen de huishoudelijke zaken aan de orde. Twee dames van het hoofdbestuur zullen, na vele jaren waarin ze hun krachten aan dit werk gegeven hebben, afscheid nemen. Het zijn mevrouw C.A. Kaslander-Goedegebuur, presidente van het bestuur en mevrouw W.A. Both-van 't Geloof, algemeen adjunct. In hun plaats worden de dames J.M. Kaashoek-Kaashoek uit Sint-Annaland en J. Kranendonk-Gijssen uit Nunspeet gekozen. Als nieuwe presidente wordt mevrouw A. Teerds-Gertenbach gekozen.
Ds. Van Dieren spreekt de beide dames die afscheid nemen hartelijk toe. Hij bedankt ze voor het vele werk dat ze de afgelopen jaren hebben verricht. Mevrouw Both heeft jarenlang met vaardige hand talloze brieven geschreven, om op deze wijze, namens ons bondsbestuur, mee te leven met velen binnen onze gemeenten. De dominee wijst haar erop dat de Heere haar hiervoor veel talenten heeft gegeven. Hij wenst haar samen met haar man Gods zegen toe. Ook bij dit afscheid geldt: Gij, evenwel, Gij blijft dezelfd', o HEER'.
De dominee spreekt daarna mevrouw Kaslander toe. Hij zegt dat zij de positie van presidente nooit gezocht heeft. "De Heere heeft u een plaats in het midden der gemeenten gegeven. Vijftien jaar heeft u leiding mogen geven en altijd was het duidelijk hoe u dacht. De Heere is nu met u een weg gegaan, die we niet begrijpen, maar dat u die weg nog eens zou mogen bewonderen. Hij gedenke u naar het lichaam en naar de ziel."
Onder aandachtig toekijken van allen worden de spelden met het bondsembleem bij de beide dames opgespeld en de bloemen en herinneringsalbums overhandigd. Daarna spreekt mevrouw Kaslander de vergadering toe: "Toen ik in 1979 gekozen werd om zitting te nemen in het Bondsbestuur, heb ik met schroom ja gezegd. Nu, na 23 jaar, past alleen verwondering. Wie ben ik, dat ik dit werk heb mogen doen? Het was de Heere Die kracht gaf en dan past alleen verootmoediging en kleinheid." Ze dankt allen voor het meeleven in blijde maar ook in droeve dagen. "Dan wordt de band ervaren. Woorden schieten tekort hiervoor, maar heel, heel hartelijk dank." Zij bedankt ook de voorzitter, ds. Van Dieren, en spreekt de hoop uit dat hij dit werk nog vele jaren zal mogen doen. Zij spreekt de wens uit dat de Heere het werk binnen de bond en op de verenigingen zou willen zegenen, maar dat ook ieder persoonlijk Zijn zegen mag ervaren. Mevrouw Kaslander eindigt met het lezen van een gedicht dat gaat over de vergankelijkheid van de tijd. Daarna krijgt mevrouw Both de gelegenheid om nog een persoonlijk woord te spreken. Zij bedankt voor alles wat zij mocht ontvangen. Wanneer zij terugkijkt op deze 28 jaar dat zij haar werk mocht doen binnen het bestuur blijft over: alles tekort. "Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat we niet vernield zijn." Zij wenst allen toe om als een Maria aan de voeten van de Heere te verkeren. Dan mogen we spreken over de verborgen omgangen met de Heere. Zij spreekt haar dank uit voor al het geschonken vertrouwen en bedankt in een persoonlijk dankwoord haar man, familie en het bondsbestuur met de voorzitter. Zij eindigt met de wens uit te spreken, dat de Heere in de toekomst met Zijn heillicht voor mag gaan.
Middagvergadering
Op verzoek van ds. Van Dieren beginnen we de middagvergadering een kwartier eerder. Na het zingen van Psalm 81: 9 en 13 en het lezen van Hoséa 4: 1-10 opent de dominee de vergadering met gebed. Daarna verzoekt hij, tot grote verwondering van mevrouw Kaslander en vele andere aanwezigen, of mevrouw Kaslander naar voren wil komen, omdat er deze middag iemand voor haar gekomen is. Het is mevrouw M. Peereboom, burgemeester van Zaltbommel, die gekomen is om aan mevrouw Kaslander een koninklijke onderscheiding uit te reiken.
Hartelijk spreekt de burgemeester haar toe en benoemt haar tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In het volgende nummer van Daniël zal hier uitvoeriger op worden ingegaan.
Na een toespraak, dankwoord en felicitatie neemt mevrouw Kaslander haar plaats weer in en gaan we luisteren naar ds. D. de Wit.
Uitgeroeid, omdat het zonder kennis is
"Over de titel alleen al", zo begint de dominee, "zou veel te zeggen zijn." Dit gedeelte wordt veelal uitgelegd door er op te wijzen dat gemis aan kennis van Gods Woord grote gevolgen heeft. Het is immers ook van het allergrootste belang, dat het Woord van God van jongsaf aan in het hart ingeprent wordt. Hoséa spreekt in deze tekst in de eerste plaats tot de priesters. Hoséa is, samen met Amos, profeet ten tijde van Jerobeam II. Hoséa is geroepen om tegen de noordelijke tien stammen te profeteren. Het is een tijd van grote welvaart en grote bloei. Ondanks deze welvaart is er de dreiging van vijandige volkeren, maar Israël vertrouwt op Egypte.
Behalve de welvaart is er ook godsdienst. Men dient de God van Israël en roept Zijn Naam aan. Het is echter een eigenwillige godsdienst. Men dient de Heere niet te Jeruzalem, maar door de kalverendienst te Dan en Bethel. Hoe aangijpend dat de Heere in Zijn lankmoedigheid toch nog profeten zendt, zoals Hoséa en Amos. Ze waarschuwen het volk dat het niet goed gaat. Assyrië komt en zal Samaria verwoesten. Hoort des HEEREN woord. In de eerste verzen van dit hoofdstuk wijst Hoséa op de zonden van het volk. Hij wijst op de overtredingen tegen de wet van God. Er is geen trouw en liefde, maar vloeken, liegen en doodslaan. De kennis Gods is weg. Hoe komt het dat deze kennis er niet meer is? Het volk wil niet luisteren naar de profeet en de priester die hen het Woord van God voorhouden Ze vinden deze woorden veel te hard. Het volk twist zelfs met hen en heeft kritiek op hun prediking. Wanneer u kritiek uitoefent op de prediking, dan zegt u eigenlijk dat u niet hoeft te luisteren, want de prediker zegt het toch verkeerd, zo vindt u.
Het volk begeert andere profeten en priesters, namelijk die van Dan en Bethel. De prediking van hen is: Vrede, vrede en geen gevaar. Omdat deze priesters Gods Woord en wet niet meer prediken, heeft het volk geen kennis meer. Laten we de lijn nu eens doortrekken naar onze tijd. We lezen talloze kranten en tijdschriften met allerlei meditaties. De een zegt het zo en een ander weer anders. Kiest het volk niet de gemakkelijkste weg? Spreek eerlijk met uw kinderen hierover. De prediking moet gaan over de wedergeboorte, niet over ons geloof. Veel predikers wijzen de weg aan van de mens naar Boven en niet de weg van Boven naar de mens.
De vraag komt tot de predikers: is er bij de predikers kennis Gods? Wanneer er kennis Gods is, wordt er dan niet bevend en smekend gepreekt? De prediker blijft immers arm en is niets meer dan een arme zondaar, die alleen maar onreine klanken kan voortbrengen. Een prediker moet niet alleen het begin van het leven preken, hoe iemand een zondaar voor God wordt, maar ook hoe een mensenkind verloren moet gaan onder God. Hij moet de deugden Gods preken. Christus in Zijn vernedering, maar ook in Zijn verhoging. Hoe de zondaar Christus moet leren kennen in de gang van Zijn vernedering, maar ook in de gang van Zijn verhoging. Bid dan in de binnenkamer voor de predikers, want de Heere leert ook de ene prediker meer als de ander. Welke weg wijst Hoséa nu? We lezen het in Hoséa 6: 1a Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen. Dat de Heere onze gemeenten en u als vrouwen en moeders op de plaats van wederkeer mocht brengen. Dan zal een verloren zondaarsvolk kennis verkrijgen en nooit uitgeroeid worden om Zijnentwil.
Na het indringende referaat van ds. De Wit is er gelegenheid om vragen te stellen. "Het is", zoals ds. Van Dieren zegt in zijn dankwoord, "een dag met veel indrukken. Wat onderscheidt ons van anderen, dat wij nog zoveel goede gaven mogen ontvangen." Hij geeft een groet mee voor de verenigingen thuis, waarna ds. De Wit de vergadering met gebed besluit.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 2002
Daniel | 34 Pagina's