Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zendeling onder Indianen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zendeling onder Indianen

Brainerd (1718-1747): Gods kracht in zwakheid volbracht

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

M', Slechts 29 jaren oud was hij toen hij stierf. Op zijn grafsteen staat eenvoudig: "Een gelovige en werkzame zendeling bij de Stockbridge, Delaware en Susquehanna stammen van de Indianen." In zijn dagboeken, waarvan er enkele bewaard zijn gebleven, kun je lezen wat het voor hem betekende om werkzaam te zijn in Gods Koninkrijk. Het is niet het verhaal van een succesvolle zendeling, maar van iemand die diep overtuigd was van zijn eigen onmacht. Hij mocht werken dankzij de genade en kracht die de Heere hem gaf.

David Brainerd groeide op in een puriteins gezin in Connecticut. Al op jonge leeftijd verloor David zijn ouders. Hij was een serieuze jongen, met een zwaarmoedig karakter. Regelmatig zocht hij de stilte om te bidden. In februari 1739 bracht hij een paar dagen door met vasten en bidden en zocht hij naar verzoening met de Heere. Na enkele maanden van zoeken en bidden, zocht hij op 12 juli 1739 opnieuw zijn geheime plaats van gebed op. Toen sprak de Heere tot hem en mocht hij iets van Gods heerlijkheid zien. Zelf schrijft hij daarover in zijn dagboek: Het was een nieuwe innerlijke bevatting of gezicht dat ik van God had, zodanig als ik voorheen nooit gehad had, noch iets wat de minste gelijl< enis hiermee had. Ik stond stil, bewonderde en aanbad!

Van school gestuurd

David begon in september van dat jaar aan de studie theologie aan de Yale universiteit in New Haven. Het werd een verschrikkelijk strenge winter en David, die niet erg sterk was, kreeg de mazelen. Hij probeerde zich op de been te houden, maar werd steeds weer door ziekte geveld. Hij kreeg tuberculose, een ziekte waaraan hij uiteindelijk zou overlijden.

Toen hij terugkeerde op de universiteit, merkte hij dat het klimaat er veranderd was. De Engelse George Whitefield, die Amerika regelmatig bezocht, had een bezoek gebracht aan de universiteit en de studenten waren erg van zijn woorden onder de indruk geraakt. Whitefield stond aan het begin van de zogenaamde 'Great Awakening' (grote opwekking). Ook andere opwekkingspredikers hadden de universiteit bezochten hun woorden hadden hun uitwerking niet gemist. De Great Awakening was op zijn hoogtepunt, en hoewel sommige predikanten probeerden de zaak in de hand te houden, lukte dat niet. De mensen werden kritisch tegenover hun wat minder puriteinse predikanten; ook de studenten aan de universiteit. Brainerd, die onder de indruk was geraakt van Whitefield en zijn leer, kon weinig respect opbrengen voor zijn leermeesters aan de Yale universiteit.

Dat kwam hem duurte staan. Samen met zijn vrienden sprak hij in kringen veel over het werk van God. Op een keer vroeg een student aan David wat hij van de leer van één van de docenten dacht. Deze had net daarvoor een gebed gedaan ter afsluiting van een les. David antwoordde nogal oneerbiedig: "Hij heeft niet meer genade dan deze stoel." Deze uitspraak kwam de rector ter ore en hij riep hem ter verantwoording. Hij vond dat hij openbare schuldbelijdenis moest doen voor wat hij gezegd had. David weigerde. De leiding accepteerde dit niet en hij kreeg opdracht om de school te verlaten. Het was februari 1742. De hoop om het Evangelie te kunnen verkondigen was de bodem ingeslagen.

David vroeg raad aan andere predikanten om voor hem te bemiddelen bij het rector van de universiteit, zodat hij weer terug mocht komen. Helaas zonder succes. Ook onderzocht hij of er andere mogelijkheden waren om het Evangelie te verkondigen. Hij vervolgde met behulp van enkele predikanten zijn opleiding. Zijn examen werd tenslotte afgenomen door enkele predikanten die achter het werk van de opwekking stonden. David werd toegelaten om voor te gaan in de bediening var, het Woord. Hij was 24 jaar oud.

Zendeling bij de Indianen

Brainerd voelde zich steeds meer gedrongen om de Indianen het Evangelie te brengen, (n die tijd was dat bijzonder, want het zendingswerk onder de Indianen was helemaal stilgelegd. Enkele predikanten uit het bestuur van een zendingsgenootschap kwam dit ter ore en David werd uitgenodigd om met hen te komen praten.

David kende een nauw gebedsleven met de Heere. Voor elke beslissing nam hij ruim de tijd om in het gebed de Heere om licht en wijsheid te vragen. Zo ook nu. Hij trok zich met enkele christenen terug om te bidden. In zijn dagboek schrijft hij: Het was inderdaad

een dierbare tijd voor mij; ik werd bekwaam gemaakt om mijzelf en al mijn zorgen aan God over te geven. Hij had niet veel moed en was neerslachtig toen hij in New York arriveerde voor zijn gesprek met het zendingsgenootschap. Hij schrijft daarover: Ik genoot weinig tijd om alleen met God te zijn; maar mijn ziel verlangde naar Hem. (...) Ik was mij bewust van mijn grote onkunde en ongeschiktheid voor de openbare dienst. Ik had de meest vernederende gedachten over mijzelf, die ik, naar mijn gedachte, ooit gehad heb. Tot zijn grote verrassing werd hij onmiddellijk uitgezonden. Als voorbereiding zou hij enige tijd bij de Indianen in Kaunameek (bij Stockbridge) verblijven.

Omdat het bijna winter was, had het weinig zin om nu naar Kaunameek te gaan. David was ook niet iemand die overhaaste beslissingen nam. De geestelijke voorbereiding was voor hem heel belangrijk. Daarbij had hij last van zijn neerslachtige buien. Hij bracht daarom veel tijd in gebed en-eenzaamheid door, om zich voor te bereiden op zijn nieuwe taak.

Terwijl hij in zijn voorbereidingstijd afscheid nam van zijn vrienden, reisde hij in het voorjaar naar Kaunaumeek en verbleef enige tijd bij een andere zendingspionier, John Sergeant. Hij maakte kennis met de indianen en preekte enkele keren voor hen. Ook nu werd hij aangevallen door moedeloze buien. Het moet haast een onmogelijke opdracht voor hem geweest zijn om onder zulke gevoelens van moedeloosheid en onwaarde zijn werk te doen. Je leest echter nergens in zijn dagboek dat hij het preken naliet. Hij bleef niet op bed liggen als hij moedeloze buien had. Nee. altijd was daar zijn schreeuw naar boven, als hij door zijn depressieve gevoelens overmeesterd werd.

In de zomer bouwde David een kleine hut, zodat hij een eigen plek had om te wonen. Hij had de gewoonte om 's morgens voor het gebed naar buiten te gaan, en hield dat vol zolang de-weersomstandigheden het toelieten. David leefde erg eenzaam, en sprak nagenoeg geen mensen die Engels kenden. Soms maakte hij echter een reis om zijn oude vrienden te ontmoeten en weer nieuwe energie op te doen. Tijdens een van zijn reizen was ook het moment gekomen dat hij had kunnen afstuderen, als hij niet van de universiteit was weggestuurd. David was hier echter niet gefrustreerd over. Hij schreef een ootmoedige brief naar de leiding van de school, waarin hij zijn schuld beleed over zijn uitspraak. De houding van de leiding van de school was zeker niet goed te keuren, maar David vond dat hij daar geen boodschap aan had. De regenten van de universiteit waren zo voldaan over de brief die ze van David kregen, dat ze hem toestemming gaven om weer terug te komen. Echter, hij zou nog een jaar moeten studeren, voordat hij zijn opleiding af mocht ronden. David stemde hier niet mee in. Hij vond dat hij voldoende was voorbereid om meteen zijn graad te ontvangen. Bovendien kon het werk onder de Indianen niet gestaakt worden en zo keerde hij weer terug naar zijn nederige hut.

Het werd weer winter (1743/1744) en deze vergde veel van Davids gezondheid. Hij gebruikte de winter om de taal van de Indianen te leren en reisde daarvoor op en neer naar John Sergeant. Dat viel niet mee in de kou! Gods trouw was echter zijn houvast in deze moeilijke tijd!

Een nieuw werkterrein

In het voorjaar was hij bijna een jaar onder de Indianen en kwam de vraag: waar ligt mijn taak? Het gebied waar hij nu werkte was vooral bedoeld om ervaring op te doen. Hij ging op reis orrrnieuwe Indiaanse stammen te zoeken en arriveerde tenslotte bij de Delaware. De bevolking was erg gereserveerd tegenover David. Het was niet eenvoudig om hier zendingswerk te beginnen, maar toch begon hij de eerstvolgende zondag met preken. Het werk onder de Delaware Indianen bleek moeizaam. Zij hadden hun eigen godsdienst, al eeuwenlang. Wat moesten ze met de verhalen over de wonderen van God? Ze zaten helemaal niet te wachten op het wonder van het Evangelie.

David liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen. Hij zocht de Indianen op in hun verspreide dorpen en sprak met hen over God en Zijn Woord. De zomer gaf hem helaas niet de nieuwe energie die hij nodig had. Hij bleef zwak en afgemat. Soms was hij zo ziek dat hij niet weg kon gaan om te preken en thuis moest blijven. Zijn zonden en zwakke lichaam waren doornen in zijn vlees. Het was voor David realiteit: Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Aan het eind van de zomer had hij veertig Indianen onderzijn gehoor. Hij had in die tijd veel pijn en had ook moeilijkheden met zijn vertaler, Tattamy, die totaal onbekend was met de bijbelse boodschap. Hij was tot weinig in staat en voelde zich nutteloos. In september was hij enigszins hersteld en nam hij drie weken vakantie, om zijn vrienden en familie te bezoeken. David begon zich af te vragen of zijn

taak misschien toch ergens anders lag. Hij voelde zich aangetrokken tot de Susquehanna Indianen, maar vroeg zich wel ernstig af of het Gods weg was om de Indianen van Delaware te verlaten. Hij maakte in oktober samen met een blanke vriend, zijn vertaler Tattamy en twee andere Indianen een reis naar het gebied waar de Susquehanna Indianen woonden en maakte kennis met de mensen. Het werd een reis vol ontberingen. De tegenstand tegen het christelijk geloof bleek groot te zijn, maar David ontmoette ook enkele mensen die naar hem wilden luisteren.

De ontberingen onderweg werden teveel voor David. Hij werd ernstig ziek, en was niet meer in staat om verder te reizen. Een Indiaanse handelaar ontfermde zich over hem en gaf hem toestemming om in zijn hut te blijven tot hij beter was. Ondanks dat er geen medicijnen waren, genas David, zodat hij weer in staat was om de terugreis te maken.

Hij twijfelde intussen nog steeds over de vraag wat zijn werkterrein moest zijn: de Delaware Indianen, de Susquehanna Indianen of de Indianen in Crossweeksung, waar hij ook van gehoord had? Om dat te onderzoeken, maakte hij in juni een reis naar Crossweeksung. De honger naar Gods Woord onder deze Indianen bleek groot te zijn. Wat een verademing! Hij keerde terug naar Delaware, met in zijn hart de goede herinneringen aan Crossweeksung. Op 21 juli werden Tattamy en zijn vrouw door David gedoopt. Het waren zijn eerste bekeerlingen onder de Indianen.

Opnieuw ging hij naar Crossweeksung en beleefde er de heerlijkste week van zijn leven. Op 8 augustus daalde Gods genade neer op een groep van 65 personen waar hij voor preekte. De plotselinge en onverwachte belangstelling van de Indianen voor het Evangelie werd gevolgd door ernstige gebeden. Veel oprechte gesprekken werden gehouden. Het nieuws ging als een lopend vuurtje en al snel kwamen ook andere Indianen luisteren naar de jonge blanke prediker. Zelfs ongelovige blanken die in de buurt woonden, begonnen belangstelling te tonen en werden bekeerd. Op 25 augustus doopte David 25 Indianen. De jaren van gebed en lijden begonnen vrucht te dragen. Hij besloot om een laatste poging te doen om de Susquehanna Indianen met het Evangelie te bereiken. Het was echter tevergeefs. Toen hij in oktober terugkwam in Crossweeksung, werd hij opnieuw overweldigd door het verschil in de reactie op het Evangelie. Terwijl hij veel energie had gegeven aan de Delaware Indianen, zag hij tijdens zijn korte verblijven in Crossweeksung dat daar een deur werd geopend voor het Evangelie! Na enige tijd werd het voor David duidelijk dat hij zich hier moest vestigen. Hij bouwde zijn derde huis en bracht de winter in Crossweeksung door. Zijn werk werd rijk gezegend, maar hij vond dat hij ook de Delaware Indianen niet mocht vergeten. In februari 1746 bezocht hij daarom in gezelschap van enkele bekeerde Indianen uit Crossweeksung terug naar de Delaware Indianen.

De mensen in Crossweeksung groeiden in hun geloof en op 27 april werd een nieuwe mijlpaal bereikt. Hij bediende voor het eerst het Heilig Avondmaal voorde Indianen. David kon de Indianen bij de Susquehanna rivier echter niet vergeten. Samen zes Indiaanse evangelisten ondernam hij zijn laatste reis naar deze stam. Het was een zeer moeilijke reis. David was erg zwak, zodat hij nauwelijks op zijn paard kon blijven zitten. Soms leek het of hij van zijn paard zou vallen, zo zwak was hij geworden. Hij moest de reis dan ook inkorten en eerder dan zijn plan was terugkeren. Je zult je afvragen: waarom maakte hij deze reis, ondanks zijn grote zwakte en slechte gezondheid? Wel, hij kón zich eenvoudig niet losmaken van al die mensen die stierven zonder Christus te kennen. Daar lag zijn motivatie en de drang om door te gaan, ten koste van zijn eigen gezondheid.

Het werd zijn laatste reis. De tuberculose had zijn longen grotendeels aangetast. Op 6 oktober had hij zijn laatste gezegende dag met de Indianen in Crossweeksung, waar hij met veertig van zijn bekeerlingen het Heilig Avondmaal vierde en twee volwassenen doopte. Er waren onderzijn gehoor nu 85 Indianen bekeerd. David moest zijn werk beëindigen, maar het zaad was gestrooid en zou vrucht dragen. Hij nam afscheid van de mensen in Crossweeksung en vertrok naar vrienden in Elizabethtown, waar hij de hele winter verbleef. In het voorjaar bracht hij voor de allerlaatste keer een bezoek aan zijn indiaanse vrienden. De laatste maanden van zijn leven bracht hij door bij het gezin van Jonathan Edwards, die al jaren één van zijn beste vrienden was. Op vrijdag 9 oktober 1747 stierf hij. Zijn laatste woorden waren: "Hij zal komen, en zal niet op zich laten wachten, ik zal spoedig in heerlijkheid zijn; ik zal spoedig bij God en Zijn engelen zijn."

David Brainerds leven en werk laten zien dat de Heere iedereen, hoe zwak en breekbaar ook, kan gebruiken in Zijn dienst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 2003

Daniel | 31 Pagina's

Zendeling onder Indianen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 2003

Daniel | 31 Pagina's