De vlinders
Wanneer de lentevelden welken en zomers hoven opengaan, vangt over kronen en honingkelken het hoogtij van de vlinders aan.
In ondoorgrondelijk donker groeide wat thans met licht en hemel speelt - de kleuren, aan de zon ontgloeide, de tekening, scheppings evenbeeld.
Twee kleine vleugelen, opgeslagen of zwichtend, trillende in het licht, aanziet hoe zij de weerglans dragen der werken in Zijn hof verricht:
de zon, de maan, de hemelbanen waar 't sterrestof zijn strepen slaat, het purperblauw der oceanen, de tinten van de dageraad;
het spel van duizend elementen geaderd in verstrengeling, van der seizoenen gang de prenten, strak, of in teed're mengeling.
Der lente parelmoeren luchten zag ik, de brand van zomerdag, een herfst met vegen vogelvluchten, en - schoonste schoon - een oogopslag
Vlinders, hoe heb in gouden uren ik uw kortstondige pracht gezocht. - Maar of beurende uw figuren ik vele raadselen peilen mocht,
en Atalanta's cijferen lezen en schouwen in het oog der pauw, - liefst is mij 't kleine wiekewezen van niets dan Gods oneindig blauw.
Ida Gerhardt
De vlinders is een gedicht uit de derde bundel gedichten die Ida Gerhardt uitgaf in 1947: Buiten schot. In die eerste jaren werd haar poëzie niet zo gewaardeerd. Pas in de jaren '70 kwam er wat meer belangstelling voor. Die belangstelling is ze voluit waard. Dat het bovenstaande gedicht uit die eerste periode afkomstig is, is te merken aan de wat gevoelige toon. Later werd haar poëzie strakker.
In dit gedicht is haar liefde voor de natuur als schepping van God duidelijk op te merken. Ze beschrijft niet-zoals zo vaak het geval is - het mooie van het voorjaar, maar juist van het begin van de zomer. Ze vindt dat begin van de zomer vooral zo mooi omdat dan het jaargetijde van de vlinders weer aanbreekt. Als de lentebloemen aan het einde van hun bloei komen, begint het hoogtij (belangrijk feest, maar ook wel bruiloft) van de vlinders: let op de assonerende o's die ze in deze eerste strofe laat klinken.
De tweede strofe begint met een fraaie antithese: in het donker (de cocon) is gegroeid wat nu in het licht begint te schitteren: de vlinder. In die vlinders komen niet alleen alle kleuren van het zonnespectrum voor, ze herkent ook de vormverscheidenheid die God in de schepping gelegd heeft in de fraaie tekeningen op die vlinders.
In de derde strofe verwoordt ze het dan ook nadrukkelijk: die kleine vleugels - of ze nu uitgespreid staan of samengevouwen - ze weerspiegelen de schoonheid van de schepping. In die vlindervleugels zijn de hemellichamen evenzeer terug te zien als het blauw van de oceanen en de kleuren waarmee de zon 's morgens schittert. Ja, alles wat er in de loop van een jaar in de natuur te zien is, is te herkennen in die schitterende beelden die de vlinders tentoonstellen.
In strofe 6 herhaalt ze dit alles nog een keer: of het nu voorjaar, zomer of herfst is, alles kun je terugvinden op de vleugels van de vlinders. Maar het mooiste daarvan vindt ze toch wel het oog; waarschijnlijk bedoelt ze de vleugel van een dagpauwoog. In de bundel die ze enkele jaren na deze WF s' publiceerde (de Sonnetten van een leraar) schrijft ze ook over een vlinder. f r Ze vertelt dan in het gedicht Psyche een belevenis uit haar leraarsbestaan. Het woord psyche betekent in het Grieks niet alleen ziel, maar ook vlinder. Juist toen ze daarover bezig was met haar leerlingen, kwam er een prachtige dagpauwoog door het open raam naar binnen fladderen. Dat had niet op een beter moment kunnen gebeuren. Die vlinder kwam goed van pas: we zeggen immers wel dat de ogen de spiegel van de ziel zijn! Er volgen nog twee strofen. Heel nadrukkelijk gaat ze in de zevende strofe verder: Vlinders, hoe heb in gouden uren/ ik uw kortstondige pracht gezocht.-We vinden hier enkele stijlfiguren (aanspreking: Vlinders en een soort inversie hoe heb in gouden uren ik) bovenop een aantal antimetrieën. Ze maakt voelbaar hoe indrukwekkend ze deze vlinders vindt! Maar... en dan volgt er een tegenstelling, die paradoxaal klinkt: mooier zelfs dan de atalanta of de dagpauwoog vindt ze het kleine blauwtje! En toch is het zo: dat geeft haar iets te zien van de oneindigheid, die ook een strakblauwe hemel ons toont: de oneindigheid die verwijst naar God zelf, de grote Schepper van alle dingen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 2004
Daniel | 31 Pagina's