Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Droefheid naar God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Droefheid naar God

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om zalig te worden moetje geloven. Dat is een voluit bijbelse waarheid. De Bijbel zegt het en je hoort het in de kerk. Maar wat betekent zo'n regel voor jou? Gaat de zaligheid jou ter harte? Ken je de vraag van Luther: hoe word ik zalig? Is geloven iets van het verstand of heeft het ook met het hart te maken? Maar is om zalig te worden ook droefheid nodig? En als dat zo is, welke plaats of functie heeft dan deze droefheid in het leven van Gods kinderen?

Niet ieder van Gods kinderen ervaart droefheid in dezelfde trap en mate

In zijn brief aan de gemeente van Korinthe schrijft Paulus over een twee erlei droefheid. In 2 Korinthe 7:10 is sprake van een droefheid naar God en een droefheid der wereld. Deze twee erlei droefheid verschillen van elkaar in aard en uitwerking. Wie kent geen verdriet in zijn leven? In de reclame zie je altijd jonge mensen met vrolijke gezichten. Maar de werkelijkheid is anders. Daar weet jij misschien wel alles van. Sinds de zonde in de wereld kwam, is er een nameloze stroom van ellende en verdriet te vinden. De weg van de mensheid is sinds Adams val een weg van teleurstellingen, moeiten en zorgen. Er is geen hart zonder smart. Dat komt door de disharmonie in ons leven. De Schrift karakteriseert dit verdriet met droefheid der wereld. Ze heeft alles met de wereld te maken. Ze gaat vaak over geld, goed, positie, misken de liefde, mislukte relaties of persoon lijke levensomstandigheden. Het is een droefheid over de gevolgen van de zonde, maar niet over de zonde zelf. Daarom zoekt men ook de troost bij de wereld, de mens, of soms zelfs bij Gods kinderen. Deze droefheid werkt, zo schrijft Paulus, de dood. Een aangrij pend woord, waard om overdacht te worden. Wie leeft buiten God en sterft buiten Hem, blijft eeuwig buiten God. Hoe gevaarlijk is deze droefheid. Ze werkt onverschillig heid en verharding. Hoor daarom de roepstem van de Opperste Wijsheid: ie tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan en die Mij haten hebben de dood lief. Straks, aan het eind van je leven, zal het blijken waar te zijn: Wie, ver van U de weelde zoekt, vergaat eerlang en wordt vervloekt." Er is ook een andere droef heid. Een droefheid naar God! Wat verstaat Paulus hieronder? Van nature kennen we God niet en staan buiten Zijn gemeenschap. Maar kennen al Gods kinderen droefheid naar God, zoals alle mensen droefheid naar de wereld kennen? Is, met andere woorden, deze droefheid nodig om zalig te worden?

Droefheid naar God

De apostel schrijft dat deze droefheid een onberouwelijke bekering werkt. In het woordje 'naar' wordt een richting aangewezen. Deze droefheid richt zich op God, drijft uit naar God. Ze werkt, veroorzaakt, een uitgaan tot de Heere. Dat is een groot wonder. Van nature gaat ons hart uit naar de zaken van deze wereld of uitwendige godsdienst. Maar deze droefheid richt zich op God. Toch ligt er in dat woordje naar nog meer. Immers, het Griekse woordje 'kata' dat door Paulus hier gebruikt wordt, heeft ook de betekenis in zich van overeenkomstig. Hier is dus sprake van een droefheid overeenkomstig Gods wil, een droefheid waarop Gods goedkeuring rust en Hem welbehaag lijk is. Dit kleine woordje vertelt ons dat deze droefheid zich op de Heere richt, maar ook van Hem vandaan komt, door Hem gewerkt is.

Wat is dat een wonder. Stel je voor datje zelf voor deze droefheid zou moeten zorgen. Dan bleef bekering uit. We staan allemaal met de rug naar de Heere toe. Het is de aangrijpende werkelijkheid dat er uit zichzelf nie mand meer naar God vraagt of Hem zoekt. Als wij zelf voor deze droefheid moesten zorgen, kwam er niemand in de hemel en was Christus tevergeefs gestorven. Maar dat is niet mogelijk. De Heere is niet alleen de Verwerver van de zaligheid, maar ook de Toepas ser. Hij verwekt door Zijn genade in harten van jongeren en ouderen een droefheid die zich naar de Heere uit strekt. Deze droefheid is een werk van

God de Heilige Geest. Ze is één van de genadegaven die door Christus verdiend zijn. Droefheid naar God is een hemelse genade.

Inhoud

Droefheid ontstaat door het ervaren van een gemis, een leegte. Wanneer de dood een geliefde van ons heeft weggenomen is er droefheid. Er is een diepe leegte, een gemis in ons hart. Ze gaat verder dan verdriet. Als we ziek zijn of teleurstellingen moeten verwerken, kunnen we verdrietig zijn. We voelen ons verdrietig. Het is een bepaalde stemming van ons gemoed. We zijn verdrietig om iets of over iets. Droefheid is meer. Ze heeft ook te maken met een relatie, verbondenheid, liefde.

Als de Heere ons hart opent en Hij ons levend maakt, gebeurt er iets wonderlijks. Dan krijgen we erg in iets waar we eerder aan voorbij gingen. Het Woord wordt persoonlijk: Ik voel mij door het Woord aangesproken. Ik ga anders tegen de prediking en de dienst des Heeren aankijken. De Heilige Geest leert mij niet alleen iets zien van Gods Rechtvaardigheid en Heiligheid. Hij leert mij niet alleen dat ik schuldig sta aan Gods heilige Wet. Hij geeft mij niet alleen het diepe besef dat de naam 'zondaar' nu mijn naam is. Maar Hij laat ook zien dat ik tegen Hem gezondigd heb, Die in Zijn goedheid en lankmoedigheid niet mijn ondergang, maar behoud zocht. Die al de jaren van mijn jonge leven al klopte op de deur van mijn hart, Die mij droeg en bewaarde en zoveel weldaden en zegeningen schonk. Kortom: dan ontdek ik gezondigd te hebben tegen een heilig, maar ook goeddoend God. Maar tegelijk word ik gewaar dat ik God mis en zonder Hem mijn leven leid.

Geestelijk van aard

Er ontstaat in het hart een droefheid die geestelijk van aard is. Ze doet met David zeggen: "Tegen U, U alleen heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen." Er wordt een begeerte, een verlangen in het hart gelegd om in Gods gunst en gemeenschap hersteld te worden. Herken je deze zaken in je leven? Gaat jouw jonge hart naar de Heere uit? Ben je bezet met die levensvragen: Hoe krijg ik een genadig God? Hoe kan die breuk tussen God en mijn hart hersteld worden? Verstaje iets van die droefheid die zich naar de Heere uitstrekt? Verstaje het heimwee van Psalm 42: Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. In de Heidelbergse Catechismus wordt gesproken overeen "hartelijk leedwezen." Een apart woord dat zo treffend de inhoud van deze droefheid aangeeft. Leedwezen komt van lijden, leed dragen. De zonde doet pijn. God vertoornd te hebben door Zijn Geboden overtreden en Zijn Evangelie versmaad te hebben doet pijn. Leedwezen, omdat een liefdesbetrekking op een onbekende God geboren wordt. Ons hart krijgt dan een betrekking op God tegen Wie we zo gezondigd hebben. Maar nergens doet de zonde zo'n pijn als bij het geloofszichtop Christus' lijden en sterven. Als het oog des geloofs ziet op de lijdende Borg, Die zelfs in Zijn grootste heimwee en droefheid naar Zijn Vader geen antwoord van de Vader ontving. Hij stierf als Borg onschuldig voor des doods schuldigen. Zo'n geloofsgezicht doet uitroepen: "Och, dat de zonde in mij dood was." Dan is er werkelijk een hartelijk leedwezen, een innerlijke pijn. Mijn zonde is dan geen licht vergrijp meer, maar de oorzaak van het lijden en dood van de Zaligmaker. Droefheid naar God heeft ook schuldbeleving in zich. De Heilige Geest doet ons niet alleen onze zondige daden kennen, maar leert ook dat ons hart verdorven is. Hoe vernederend is dat hemels onderwijs. Wij worden geen zondaar omdat we zondigen, maar omdat we zondaar zijn, zondigen we. Het kwaad zit in ons hart. De wortelvan ons leven deugt niet meer. Dat is niet de schuld van de Heere, maar komt door onze keus voor de satan, wereld en zonde. Zo kan van oppervlakkigheid en gemakkelijk spreken over zonde en schuld geen sprake zijn. Droefheid naar God gaat gepaard met doorleefde zrelennood. Onze diepste bestaan is zelfs door de zonde aangetast. Zo'n hart gevoelt dat de Heere rechtvaardig Zijn oordeel en straf kan uitvoeren en dat alleen genade redden kan. Wonderlijk eigenlijk: Kaïn, Saul en Judas vluchtten bij God vandaan, maar een hart dat met droefheid naar God vervuld wordt, kruipt naar Hem toe. Diepe ootmoed vervult het hart, alle hoge gedachten om nog iets voor de Heere te zijn, raken we kwijt. Ons hart wordt een verlegen, naar de Heere uitgaand en van Hem verwachtend hart. Door de liefdesbetrekking op de Heere, Zijn Woord, dag en dienst komt er ook een hartelijk verlangen om Hem te dienen. Hij wordt het zo waardig om gevreesd en gediend te worden. De uitgestorte liefde doet de zonde bewenen, doet het zoveel kwaad tegenover het zoveel goed van de Heere bewenen. Er komt een oprecht verlangen met ons oude leven en de zonde te breken en in een nieuwe gehoorzaamheid te wandelen.

Uitwerking

De droefheid naar de Heere werkt iets uit. De apostel schrijft dat ze een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. De vrucht van de ware droefheid is bekering. Paulus gebruikt hier een woord dat wijst op een verandering van gezindheid, een omkeer van het

hart. Deze gezindheid komt naar buiten openbaar in een vernieuwde levenswandel. Ze werkt de vraag: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Als de verloren zoon in het verre land tot zichzelf komt en zijn hart met droefheid naar zijn vader vervuld wordt, blijft hij daar niet in zijn ellende zitten, maar zegt: Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u; En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden. Paulus schrijft in 2 Korinthe 7 ook over de vrucht van de droefheid naar God: Want zie dit dat gij naar God bedroefd zijt geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewerkt.

Droefheid naar God komt in de vruchten openbaar. Bekering openbaart zich in een afkeer van de zonde, inkeer tot zichzelf en terugkeer tot God. Ze werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Dat zien we bij Orpa en Ruth, de één gaat terug, de ander gaat met Naomi de grens over. De rijke jongeling keert zich toch van de Heere af, maar Levi sluit zijn tolhuis en komt achter Christus aan.

Onberouwelijk

Deze bekering is onberouwelijk. Dat kan niet anders. Omdat de droefheid naar God niet ophoudt, gaat ook haar werking door. Hoe meer hemels onderwijs ontvangen wordt, hoe inniger deze droefheid, dit heimwee. Omdat de zonde blijft, daarom blijft ook de geestelijke droefheid. De weg van de bekering is een pad waarop blijdschap, maar ook droefheid, verwondering, maar ook veroordeling, schuldvergeving, maar ook schuldbewening gevonden wordt.

Niet ieder van Gods kinderen ervaart deze droefheid in dezelfde trap en mate. Daarin is de Heere vrij. Maar al Gods kinderen kennen droefheid vanwege de inwonende zonde, het gebrek aan heiligmaking; droefheid over het verbergen van Gods Aangezicht en over het missen van de gemeenschap met Christus. En hoe meer kennis van Christus, hoe dieper het heimwee. Een oudvader schrijft in één van zijn preken: "De evangelische droefheid is zo teer en innig, omdat zij ziet op Jezus' wonden."

Beste vrienden en vriendinnen, om zalig te worden, moetje geloven. We stelden elkaar ook de vraag of droefheid naar God nodig was. Na het lezen van dit artikel hoop ik dat je voelt dat deze droefheid op weg naar de hemel niet gemist kan worden. Is het je wel eens opgevallen dat Johannes als het over de zaligheid in de hemel gaat, hij dan spreekt over het afwissen van de tranen? En ook Christus wijst de burgers van het Koninkrijk der hemelen aan als treurenden. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Nee, deze droefheid is niet de grond van de zaligheid. De grond van de zaligheid ligt alleen in Christus. Paulus sprak tot de schuldverslagen stokbewaarder: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. Durf je niet te zeggen een gelovige te zijn? Is het je levensvraag: "Wie is Hij toch van Wie ik in het Evangelie hoor? En gaatje hart naar Hem uit om Hem te kennen in Zijn Persoon en werk? Maar durf en mag je ook niet ontkennen dat deze droefheid onbekend in je leven is? Mag ik je nu rust geven en zeggen datje een gelovige, een kind van God bent? Nee, trouwens als het goed is, zou je daarmee ook niet tevreden zijn. Je moet het van de Heere Zelf weten. Maar toch wil ik je wijzen op wat onze vaderen belijden in de Dordtse Leerregels hoofdstuk 1, paragraaf 12. Daar lezen wij dat de onfeilbare vrucht van de verkiezing het geloof in Christus is. Maar dan noemen ze in één adem ook "kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid." Mag je vooreen alwetend God belijden dat deze zaken je niet onbekend zijn? Verwonder je dan hierover, rust er niet op, maar smeek om het zien en kennen van de Zaligmaker. Want: niet in de droefheid naar God op zich ligt de zaligheid, maar ze werkt iets uit: een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Een zaligheid die de Zaligmaker tot Middelpunt heeft!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 2004

Daniel | 32 Pagina's

Droefheid naar God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 2004

Daniel | 32 Pagina's