Slaaf van zijn vrijheid
Het is dit jaar een eeuw geleden dat Jean-Paul Sartre werd geboren. Sartre is één van de bekendste existentialisten van de twintigste eeuw. Vooral door zijn romans en toneelstukken heeft hij zijn ideeën uitgedragen. Daardoor is zijn invloed op de filosofie en de literatuur gedurende enkele decennia groot geweest. De nadruk die hij gelegd heeft op de absolute vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens, heeft velen aangesproken. "De mens is veroordeeld tot vrijheid; eenmaal in de wereld geworpen, is hij verantwoordelijk voor alles wat hij doet."
Jean-Paul Sartre werd op 21 juni 1905 te Parijs geboren. Zijn vader was marineofficier en stierf toen zijn zoon nog maar vijftien maanden oud was. Sartre werd opgevoed door zijn grootvader Charles Schweitzer - een oom van Albert Schweitzer - en zijn moeder. Sartre was een leergierige jongen, die las wat hij te pakken kon krijgen. Na de middelbare school studeerde hij aan de Ecole Normale Supérieure. Daar behaalde hij een lesbevoegdheid in de filosofie. Uit die tijd stamde de vriendschap met Simone de Beauvoir, met wie hij de rest van zijn leven een veelbespro-ken relatie had, ondanks zijn vele andere relaties met vriendinnen. Na een diensttijd van twee jaar werd Sartre filosofieleraar gedurende enkele jaren in Le Havre. In die tijd (1935) schreef hij zijn eerste roman La Naussée (De Walging).
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak in 1939, diende Sartre in het Franse leger. Een jaar later werd hij door de Duitsers gevangen genomen. In 1941 wist hij te ontsnappen en sloot zich toen aan bij het Franse verzet. Van 1941 tot 1944 behoorde hij tot de belangrijkste mensen binnen de verzetsbeweging. Hij schreef toen regelmatig voor ondergrondse verzetskranten.
Na de oorlog gaf Sartre colleges aan verschillende universiteiten en schreef hij invloedrijke filosofische en literaire werken. Van sommige boeken werden alleen al in Frankrijk twee miljoen exemplaren verkocht. In 1964 werd Sartre de Nobelprijs voor literatuur toegekend. Hij weigerde deze prijs te ontvangen "om persoonlijke redenen en andere redenen van objectieve aard." Reeds eerder had hij twee officiële onderscheidingen afgeslagen.
In mei 1968 waren er in Frankrijk massale demonstraties van ontevreden en revolutionair gezinde studenten. In de krant Le Monde betuigde Sartre openlijk zijn solidariteit met de studenten. Eveneens had Sartre sympatie voor de radicale en revolutionaire ideeën van neomarxisten, hoewel hij wel terrorisme als methode afwees.
In 1973 werd hij blind waardoor hij zijn schrijverspen moest neerleggen. Bovendien ging zijn gezondheids-
toestand tengevolge van een ongezonde leefwijze en overmatig gebruik van stimulerende middelen achteruit. Hoewel de dood in Sartres denken geen plaats had, kwam deze toch op 15 april 1980.
Existentialisme
Het humanistische denken, dat tijdens en na de Verlichting een grote rol speelde-in het Europese denken, was optimistisch van aard. Het werd gestimuleerd door de droom van de vooruitgang. De menselijke rede kende en beheerste de wetmatigheden in de natuur en het wereldgebeuren. Door deze beheersing wist de mens zich te handhaven. Hij voelde zich veilig en beschermd omdat de alleenheerschappij van de rede hem in staat stelde de samenleving beheersbaar en maakbaar te maken. Alle vragen zouden uiteindelijk worden opgelost door de menselijke kennis.
Door verschillende ontwikkelingen kwam er twijfel aan die zekerheden. De wetenschap bleek niet in staat om de mysteries van het menselijke leven op te lossen. De twee wereldoorlogen hebben geleerd dat wetenschappelijke ontdekkingen en technische uitvindingen niet alleen tot heil van de mensheid waren, maar ook tot de vernietiging daarvan konden worden gebruikt. De mens werd geconfronteerd met de demonische afgronden van menselijke natuur: de holocaust. Eveneens voelde de mens zijn onmacht ten aanzien van de grote levensproblemen van angst en lijden, van dood en vernietiging. Door de secularisatie verloren velen de vastheid in God en Zijn Woord, maar ook het geloof in de vaste ordeningen voor het leven (moraal). Door deze zaken overviel de mens het besef van eigen onmacht. Er ontstond twijfel over de zin van het leven en over het geheel van de wereld, de mens inbegrepen.
Het was het existentialisme dat hulp probeerde te bieden aan de op zichzelf teruggeworpen mens, zodat deze weer zou gaan zoeken naar de zin en het doel van zijn eigen bestaan. Een vertegenwoordiger van het atheïstische existentialisme is Sartre. Hij zegt daarvan: 'Als God niet bestaat,
is er althans één wezen waarbij existentie voorafgaat aan essentie, een wezen dat bestaat voordat het door enig begrip gedefinieerd kan worden, en... dat wezen is de mens." Op een andere plaats zegt hij: "Eerst is hij (de mens) niets. Pas later zal hij iets zijn, en wat hij is, heeft hijzelf voortgebracht." Sartre wil daarmee zeggen dat de mens eerst zonder doel en niet gebonden aan bepaalde wetten en vaste normen in de wereld staat. Daarna moet de mens in volkomen vrijheid en naar eigen inzicht zelf zijn wetten en regels opstellen en door het maken van keuzes zin geven aan zijn leven. Het is dus precies het tegenovergestelde van de christelijke ethiek. Daarin gaat men ervan uit dat God de Schepper en Wetgever is (essentie) en dat de mens naar Gods wetten en regels dient te leven om zo aan het bestaan (existentie) een zinvolle inhoud te geven.
Boodschap
Sartre stelt: God bestaat niet, dus is alles geoorloofd! Verder voegt hij daar aan toe: "En daarom is de mens verlaten, omdat hij noch in zichzelf noch buiten zichzelf iets heeft om zich aan vast te klampen. Hij heeft geen enkel excuus." Met dit laatste bedoelt hij dat de mens geen excuus heeft om niet zelf zin aan zijn bestaan te geven en te beslissen over goed en kwaad. Uit zijn literair werk, met name uit sommige toneelstukken, blijkt duidelijk zijn agressieve verzet tegen het christelijk geloof. Het geloof in God tekent hij als verraad aan het ware mens zijn. De mens moet duidelijk 'nee' zeggen tegen God, omdat Hij de belager is van de menselijke vrijheid. Ac dood in het
In het denken van Sartre staat de mens centraal. Het gaat hem om een passend mensbeeld en de moraal die daaruit moet voortkomen. De belangrijkste elementen daarin zijn de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid. De vrijheid bestaat hierin dat de mens autonoom zijn eigen normen en waarden vaststelt. Eveneens houdt die vrijheid in dat de mens alle traditionele banden - God, kerk, moraal en traditie - van voorheen verwerpt en in soevereine zelfverkiezing en zelfbeschikking zijn eigen nieuwe toekomst bepaalt. Hij moet dit doen door keuzen te maken waarvoor hijzelf volledig verantwoordelijk is. Zo moet de individuele mens zich inspannen om een zinvol leven te leiden. Hij moet worden wat hij nog niet is.
Het levensgevoel van deze mens wordt gedragen door de 'existentiele angst'. Deze vloeit voort uit het feit dat een mens bij het nemen van beslissingen uitsluitend op zichzelf is aangewezen. Toch mag de mens zijn verantwoordelijkheid niet van zich afschuiven en moet hij in vrijheid zijn keuzen maken. Zo verwijt Sartre de mens die in God gelooft, dat hij geen vrije keuzes maakt, maar altijd naar vaststaande geboden handelt.
Een voorbeeld. Tijdens de oorlog moet Jean Pierre besluiten of hij thuis blijft om zijn moeder te helpen of dat hij in het verzet zal gaan. Hij vraagt aan Sartre: "Wat is de juiste handelswijze? " Sartre antwoordt: "Kies maar, m'n beste jongen. Juist is wat je kiest." Dit betekent dat er geen objectief 'juist' of 'onjuist' is, omdat er geen vaststaande normen zijn. Het doet er niet toe wat hij kiest, als hij maar kiest in vrijheid naar eigen inzicht en dat hij voor de keuze zelf verantwoordelijk is. Als vrij mens moet hij zich niet verplicht voelen om zich dienstbaar te stellen aan de medemens of aan de gemeenschap.
Van liefde tot God en de naaste wil Sartre niet weten. Dit is volgens hem in strijd met de norm en het ideaal om zichzelf te verkiezen en zichzelf te ontwerpen.
Wanneer nu iedereen leeft volgens zijn eigen inzichten dan moet er toch een chaos ontstaan, waarin de medemens alleen nog maar als een bedreiging kan worden ervaren. Die medemens kan immers andere inzichten hebben. Sartre zegt hierover: "De mens kiest voor heel de mensheid." Daarmee bedoelt hij dat de individuele mens zodanig moet kiezen zoals bijna alle andere mensen dat zouden doen. Zo wil hij op het beslissende terrein van de moraal uitkomst bieden in de chaos van individuele opvattingen. Hierin is bevestigd hoe na de afbraak van het christendom alle houvast wegvalt. De ethiek en de moraal zijn de grote problemen geworden.
Evaluatie
Sartre's beschrijving van het menselijke bestaan en zijn krachtige oproep om het leven naar eigen inzicht inhoud te geven, heeft velen aangesproken. Hij was een vertolker van het moderne en geseculariseerde levensgevoel. Zijn existentialisme heeft naast waardering ook veel kritiek opgeroepen. Met name het vrijheidsdogma bleek ongeloofwaardig en de verantwoordelijkheid die hij de mens oplegt is in werkelijkheid niet te dragen. Daarom doortrekt de existentiële angst de werken van Sartre. Daarbij komt nog dat zijn atheïsme leidt tot een klimaat waarin de medemens en de wereld om ons heen als een bedreiging worden ervaren.
De consequenties van het individualistische vrijheidsdogma van Sartre zijn: de mens wordt volledig op zichzelf teruggeworpen. Eenmaal aan zichzelf overgelaten, moet hij zijn heil alleen van zichzelf verwachten. Verder volgt daaruit dat de mens in reddeloze verlatenheid zelf zijn kracht en weg moet vinden omdat God en Zijn gebod, de moraal en de traditie zijn weggevallen. De vrijheidsgedachte, die door Sartre wordt uitgewerkt tot een absurd individualisme, heeft tot gevolg dat de mens een slaaf is van zijn eigen vrijheid. Hij trekt de mens uit alle levensverbanden en samenhangen. Het bestaan wordt teruggebracht tot losse situaties, die de mens dan moet ontwerpen door keuzes te maken.
Als overtuigd atheïst negeerde Sartre God niet alleen, maar hij probeerde het bestaan van God weg te redeneren. Hij deed dit met behulp van criteria, die hij zelf eerst geformuleerd had. Sartre heeft afgerekend met de waarheid, dat God de Schepper en Wetgever is. Maar hij past de scheppingsidee zelf weer toe op de mens. De mens wordt daarin in volstrekte autonomie de schepper van eigen wet en wereld. Sartre werpt God van de troon, om de mens er dan op te zetten (deïficatie).
De meeste ideeën van Sartre hebben hun tijd gehad. Maar het Woord van God blijft tot in eeuwigheid. Dat Woord spreekt van een andere vrijheid, de ware vrijheid: Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2005
Daniel | 36 Pagina's