De Geest doet leven'

Op grond van onder meer Johannes 1 en 2 Korinthe 4:6 mogen we zeggen dat het almachtige, soevereine werk van de schepping gebruikt wordt om het werk van de herschepping, de levendmaking, te beschrijven. Christus noemt dit in Johannes 3 de wedergeborte: oorwaar, voorwaar zeg Ik u, zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit de Geest geboren is, dat is geest. Onze belijdenis zegt dat dit niet minder is dan het scheppen van hemel en aarde. Een vijand, vlees, wordt door de Heilige Geest opgezocht en levendgemaakt. Als de schepping van hemel en aarde al zo onnoemlijk groot is, hoe groot is dan wel niet dit werk! In de volslagen duisternis van het hart, waar geen sprankje licht is, gaat die Geest levendmaken en er komt licht waar het niet is: od had gezegd (2 Korinthe 4:6) dat het licht uit, niet in de duisternis zou schijnen. Als het in de duisternis zou schijnen, was het licht als een uitgedoofde lamp aanwezig. Dan zou de lamp alleen nog maar aangestoken hoeven te worden. Zo is het blijkbaar niet. De Heere brengt het licht waar het niet is: it de duisternis brengt Hij het licht voort.

Dordtse Leerregels

Zo horen we dit Bijbelse geluid terug in onze Dordtse Leerregels. In het derde hoofdstuk, artikel 11 klinkt het dat als God Zijn welbehagen in het hart van de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, Hij niet alleen het Evangelie uiterlijk doet prediken, en (niet alleen) het verstand krachtiglijk door de Heilige Geest verlicht, maar Hij ook doordringt tot de binnenste delen van de mens met dezelfde wederbarende Geest. Het hart is gesloten...en Hij opent het. Het hart is hard...en Hij vermurwt het. Het hart is onbesneden...en Hij besnijdt het. In de wil komen nieuwe hoedanigheden. Die wil was dóód, en Hij maakt dat die wil levend wordt. In artikel 12 wordt dit genoemd die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. Zo duidelijk hebben onze vaderen gezegd dat het niet in de macht van ons mensen is om door de prediking die we uiterlijk horen onszelf te wederbaren of niet te wederbaren! Het is een geheel bovennatuurlijke, een zeer krachtige en onuitsprekelijke werking.

Het gepredikte Woord

Ondertussen staat er in onze

Leerregels dat de Heere het Evangelie uiterlijk doet prediken. In de schepping was er toch ook het Woord? Zo is het ook in de herschepping. Zo staat het ook in Romeinen 10:14-17 en onze Heidelbergse Catechismus spreekt de Schrift na, als zij ons voorhoudt vanwaar het (ware) geloof komt: "Van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging des heiligen Evangelies." De Heilige Geest maakt gebruik van de prediking. We mogen het niet omdraaien. Het is niet vanzelfsprekend dat als er gepreekt wordt die Geest automatisch ook werkt. We mogen ook niet zeggen dat als er gepreekt wordt en wij het zelf gaan geloven, we dan wedergeboren worden. Wanneer de Heilige Geest gebruik gaat maken van het gepredikte Woord Gods, gaan er wonderwerken gebeuren in die harten van mensen waar de Heere dat werk hebben wil. Heb je je daar wel eens over verwonderd? Dat je op de plaats bent gebracht van de prediking? Het genademiddel dat de Heilige Geest gebruiken wil om lévend te maken? Dat de Heilige Geest wil gaan wonen in zondige harten...de Heilige Geest?

Levenonderhoudend

De Heilige Geest onderhoudt ook het leven. Wat zou er van terechtkomen als Gods kinderen het na de levendmaking zélf moesten doen? Hoe zou het vuur brandende blijven zonder de olie van Gods Geest? Hij wil niet alleen in die zondige harten komen, maar er ook in gaan wonen (Doopformulier). Op hetzelfde ogenblik dat je tot God wordt wederom geboren, plant Hij het ware geloof in je hart. Dat ware geloof doet drie dingen: het doet kenen, toestemmen en vertrouwen. Soms wordt alleen genoemd het kennen en vertrouwen. Zonder toestemmen kunnen we echter niet spreken van een waar geloof. Het is net als met een driehoek. Als één zijde ontbreekt, is het geen driehoek meer.

Ursinus heeft in zijn Schatboek (de uitleg op de catechismus, die hij zelf mede heeft opgesteld) ook deze drie zijden van het ware geloof uitdrukkelijk genoemd. Door het geschonken geloof krijg je geloofskennis. Je leert Wie God is, naar de mate dat Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard. Je leert wie jezelf bent als verdoemelijk schepsel voor deze God. Er komt op Gods tijd plaats voor de kennis van Christus als de enige Zaligmaker. Dat leer je niet alleen met je verstand, maar met heel je hart. Je gaat het ook toestemmen. Ursinus schrijft dat die toestemming de kennis moet vergezelschappen, anders is de kennis ijdel en schadelijk. Wat ga je hartelijk buigen als het Woord je veroordeling en doemwaardigheid aanwijst. Wat leert die Geest dat alle gronden buiten Christus tekort zijn in het licht van Gods deugden. Wat ga je hartelijk toestemmen dat er maar één Zaligmaker is en dat er buiten Hem geen te zoeken nog te vinden is. Wat ga je Zijn Persoon en werk kennen én het toestemmen als noodzakelijk om Gods deugden te verheerlijken en de zaligheid te verwerven en toepassen.

In het wezen van het geloof is ook het vertrouwen. Dat vertrouwen zinkt op wat van God geschonken is uit loutere genade, alleen om de verdiensten van Christus wil. En we moeten het niet vergeten: dat is geen werk van mensen, maar van de levendmakende én levenonderhoudende Heilige Geest.

Ordelijk

Zoals in de schepping de Heere ordelijk tewerk ging, zo doet Hij dat ook in de

herschepping. Door heel de Schrift vinden we voortdurend een bepaalde orde waarin de Geest werkt in het hart van Gods kinderen. Adam en Eva worden eerst schuldig gesteld, gedagvaard. Zo maakt de Heere plaats voor het spreken over de Zoon! Zo ging het ook bij Abram, Hij werd weggeroepen bij het afgodenaltaar. De God der heerlijkheid verscheen hem. Heel zijn leven werd gesteld in het licht van Gods deugden (Handelingen 7:2). De Heere sprak tot Abram ook van het Zaad, Christus. Zó zag, naar wat Paulus schrijft in de Hebreeënbrief, Abraham in de geboorte van Izak de komst van Christus als Persoon. Dat was in een weg waar van de kant van Abraham alles afgesneden werd. En als hij op reis is naar de berg Moria, leert Abram wat het sterven van Izak is én hoe de Heere hem uit de dood herleven doet. Daarom kan hij zeggen: od zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Dezelfde weg zien we ook in het Nieuwe Testament. Christus onderwijst dat die Geest zal overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. De Heere ontdekt door Zijn Geest aan onze schuld (de zonde). Hij maakt plaats voor de gerechtigheid van Christus en gaat vertroosten hoe een doemwaardige vanwege die gerechtigheid zonder verschrikken voor de rechterstoel van Christus verschijnen kan (het oordeel). Het ontdekkende werk van Gods Geest heeft als doel om Hem te doen kennen, Die het leven is. Christus zegt van die Geest: ie zal Mij verheerlijken. Zo leerden het de discipelen. Zo leert Paulus het in zijn zendbrieven (vooral ook de Galatenbrief). Het is zo te hopen dat ook in onze tijd Gods kinderen niet alleen leren hoe de Middelaar Zich openbaarde aan hun ziel, maar dat ze Hem ook mogen leren kennen in Zijn werk: at de dood van de Middelaar ertussen moet komen, opdat het leven gekend mag worden door Zijn bloed, toegepast door Gods Geest.

Verzegeling

Er is ook nog een bijzondere tekst in Efeze 1:13-14: n Welken ook gij zijt, nadat gij het I/Voord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot de prijs Zijner heerlijkheid. Jullie kunnen lezen wat dit is in preken van ds. P. Honkoop sr. (bijvoorbeeld uit: Gode tot eer en onze ziel tot zaligheid') en in een preek van ds. I. Kievit over deze tekst. Néém en léés! Het tere van deze tekst is dat er niet alleen staat dat de Heilige Geest verzegelt, maar dat Hij het Zegel Zelf is! Er staat immers: erzegeld met den Heiligen Geest. Dan krijgt Sion het onderpand te zien in het hart, let wel, altijd door het Woord! Dan mogen ze de Persoon van de Heilige Geest zien als het onderpand van de erfenis die wacht. Die Geest was erbij, toen God de Vader Zijn Kerk verkoor, ja ook toen die kinderen aan Christus gegeven werden. Wanneer Hij nu Zichzelf vertoont als het zegel van die verworven en toegepaste erfenis, dan verankert het geloof zich in dat eeuwig welbehagen Gods in Christus.

Uitgieten

Bedel maar eenvoudig om dat grote werk van die wederbarende Geest. Je kunt er nog om vragen, want die Geest van Christus werkt nog, ja óók in jonge mensen. Dat is naar Jesaja 44:3: k zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen