Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoop op toekomstige bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoop op toekomstige bekering

“Calvijn durft voluit te zeggen: U komt de belofte toe”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee soorten verbondskinderen, maar wél verbondskinderen. Zo zag Calvijn de doop, aldus ds. C. Harinck. “Calvijn neemt de doop serieus. Door je doop behoor je aan God. Je moet de God van je doop dienen. Anders ben je een deserteur. Want je draagt het merk- en veldteken van Christus op je voorhoofd, maar je dient niet in het leger van koning Jezus.”

Calvijn schrijft dat de doop een “teken is opdat wij, Christus ingeplant zijnde, onder de kinderen Gods mochten worden gerekend.” Overwaardeert Calvijn de doop? “Het uitgangspunt voor zijn visie op de doop grondt Calvijn op Genesis 17: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u (vers 7). Calvijn en de andere reformatoren werden gedwongen zich te bezinnen op de plaats van kinderen in de kerk. De Roomse kerk was wel vervallen, maar doopte toch kinderen. De Wederdopers braken hiermee. Dat klonk natuurlijk goed, totaal breken met Rome. Calvijn is daar niet in mee gegaan. Hij heeft aan de Bijbelse lijn vastgehouden. Olevianus, Ursinus en Bullinger hebben die lijn verder uitgewerkt. Die Bijbelse lijn grijpt terug op het verbond in het Oude en Nieuwe Testament. Dat is één verbond, er is één volk van God, er is slechts één weg der zaligheid. Calvijn zei daarom dat, als kinderen onder het Oude Testament niet waren uitgesloten, dat zeker niet het geval was in de Nieuwtestamentische tijd. Dat is een sterke lijn die je ook in het doopformulier tegenkomt en in antwoord 74 van de Heidelberger Catechismus. Calvijn noemt ouders en hun kinderen altijd in één adem. Het gaat steeds over ‘ons en onze kinderen’, ‘de gelovigen en hun zaad’. Kinderen horen bij het verbond krachtens hun geboorte uit christelijke ouders. De natuurlijke band wordt ook overgeplaatst naar het verbond. De beloften gelden ook de kinderen. Daarom krijgen die ook het teken van het verbond. Maar de reformator uit Geneve ziet wel twee ‘rijen’, twee soorten kinderen. Er zijn vleselijke en geestelijke kinderen van Abraham. Het blijft echter één verbond. Die spanning is er bij Calvijn van het begin tot het eind. Hij zegt: ‘Je gedraagt je als een bastaard, als een onecht kind, als je in de kerk leeft en God niet kent en je, je niet bekeert’. Daarom blijft er de oproep tot bekering en de noodzaak om te onderzoeken of je wel een echt kind bent. Want er zijn twee soorten kinderen en ranken. Calvijn overwaardeert de doop dus niet, omdat hij de doop niet fundeert in het geloof van de kinderen of hun ouders, maar op de belofte van Christus zelf.”

Wat ziet Calvijn als doel van de doop?
“In de Catechismus van Genève zegt Calvijn dat kinderen gedoopt moeten worden ‘ten teken dat zij erfgenamen zijn van de zegen Gods, toegezegd aan de gelovigen in hun geslachten, opdat zij, wanneer zij tot hun verstand gekomen zijn, de waarheid van de doop beseffen en de zegen ervan ondervinden’. De beloften komen de kinderen toe. Calvijn zegt niet: alleen de uitverkoren kinderen. Hij acht God waarachtig en alle mensen leugenachtig. Christus blijft Christus, al wordt Hij verworpen en Gods belofte blijft Gods belofte. Daarom neemt hij de doop serieus. Als je als gedoopte God niet dient, ben je een deserteur. Je draagt het merk- en veldteken van Christus op je voorhoofd, maar je dient dan niet in het leger van koning Jezus. Calvijn durft voluit te zegen: ‘U komt de belofte toe. Gods beloften rusten op de kinderen van de kerk.’ Daarom doopte hij kinderen met ‘hoop op toekomstige bekering’; niet op grond van aanwezige genade. Dat kun je lezen in de Institutie. Zo moeten ouders hun kinderen ook zien en opvoeden. Ze moeten ze voor God opvoeden. En leren om Hem te dienen. Calvijn had verwachting voor de kinderen van de zichtbare kerk. Dat zou bij ons toch wel meer mogen leven.”

Hoe komt Calvijn daarbij?
“De tekst uit Genesis 17 is voor Calvijn erg belangrijk. Ook in het Nieuwe Testament komt deze belofte aan ouders én hun kinderen terug. Bijvoorbeeld in Handelingen 2: 39 als Petrus zegt:Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal. En in Handelingen 3: 25 waar het opnieuw Petrus is die zegt: Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. In 1 Korinthe 7: 14 schrijft Paulus:Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. Calvijn vindt het wreed om kinderen buiten het verbond te zetten en zo de hoop op het heil van Christus te ontnemen. Hij beroept zich hierbij bijvoorbeeld op de geschiedenis van de stokbewaarder, van wie geschreven staat dat zijn gehele gezin werd gedoopt. De reformator benadrukt dus dat kinderen niet mogen worden uitgesloten van het verbond. Vanwege het feit dat Gods belofte óók de kinderen toekomt, komt hen ook het teken van het water toe, omdat dit de belofte verzekert. De Wederdopers leerden dat alleen de geestelijke kinderen de belofte toekomt. Maar God zei tot Abraham: u en uw zaad.”

Hoe was het voor u persoonlijk toen u werd gedoopt?
“Ik was toen 23. Mijn ouders waren niet christelijk, maar socialistisch. Dus ik was niet bij de kerk opgevoed. Door mijn vrouw ben ik bij de kerk gekomen. Ik was jaloers op de kerkmensen die gedoopt waren. Ik voelde dat ik daarbuiten stond en een heiden was. Toen ik op belijdeniscatechisatie zat, heb ik erg met de volwassendoop geworsteld. Bij de volwassendoop worden vijf vragen gesteld. Je moet vijf keer een belofte doen. Ik kon zeggen dat het voor mij geen vreemde zaken waren, maar… vijf maal ‘ja’ zeggen voor Gods aangezicht, dat is nog al wat. God heeft mij daarin de oplossing gegeven. Vooral op de doopmorgen, op eerste Paasdag. Wij waren toen al verloofd en ik ging die zaterdagavond vroeg naar huis om nog wat te lezen en mij op de doop voor te bereiden. Het was koud op mijn kamertje en ik ben met het boek van Thomas Sheppard in bed gaan liggen. Tot mijn schaamte ben ik toen in slaap gevallen en werd ik de andere morgen vrij laat wakker. Ik voelde een grote veroordeling, ik verfoeide mij voor de Heere. Ik was wanhopig. Zo iemand kon toch niet gedoopt worden! Ik miste alle geschiktheid. Nu had ds. A.F. Honkoop in mijn strijd mij al eens gewezen op de kamerling. Mijn gedachten werden daarheen geleid, vooral naar de woorden: Zie daar water! Wat verhindert mij gedoopt te worden?

Ik ervoer toen zo de kracht en de ruimte in het dierbare bloed van Christus, dat, al miste ik alle voorbereiding en al was ik nog zo’n doemwaardig en verwerpelijk zondaar, ik niets hoefde mee te brengen, maar mij slechts moest verlaten op het bloed van Jezus. Zo ben ik gedoopt. Ds. Honkoop liet daarna zingen uit Psalm 87: ‘De Filistijn, de Tyriër, de Moren, zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht’. Zo zat ik op de knielbank. Een Filistijn, een Tyriër, een Moor, maar ik werd wèl ingelijfd’.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 2008

Daniel | 32 Pagina's

Hoop op toekomstige bekering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 2008

Daniel | 32 Pagina's