Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bibberen van de kou

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bibberen van de kou

Bijbelstudie Amos

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amos’ eerste preek is bijna voorbij. Gespannen zullen ze allemaal op de veemarkt hebben staan luisteren. Die prediker sloeg er stevig op los: die heidenen moesten het maar mee naar huis nemen. Maar ineens komt de prediker in Amos 2: 4-8 een beetje dichter bij huis. Juda krijgt er ook van langs. Hoewel het juweel van Salomo’s tempel in hun midden stond, werd de HEERE daar helemaal niet gediend. In het algemeen liep jong en oud achter de ‘leugens’ aan. Daarmee bedoelde Amos de ‘afgoden’. Amos geeft geen details over hoe Juda Gods wet en inzettingen had verlaten. Want in Juda doen ze immers precies hetzelfde als bij hun noordelijke buurman? We kunnen nu wel elke zondag in een mooie kerk zitten waar Gods wet wordt voorgelezen en waar we onze stemmen samenvoegen in prachtig zingen, maar ondertussen dienen we de ‘afgoden’ die onze buurman ook dient. Alleen, hij doet het zonder een godsdienstig jasje. Het oordeel van God zal ook Juda, Israël en ons niet bespaard worden. Wij zullen het alleen veel meer voelen dan de omringende volken. Laat die waarheid die de Heere Jezus uitsprak ons eens stil zetten: En gij Kapernaüm, dat tot de hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.

Geldkoorts
Amos komt nu tot zijn uiteindelijk doelgroep. Hij heeft Gods zwaard in zijn hand en steekt het diep in het dagelijkse leven van de Israëlieten. Want het is juist in ons dagelijkse doen en laten dat onze ware ‘godsdienst’ openbaar komt (Jakobus 1: 27). Hij weet wat er in het diepste van het hart leeft. Iedereen in Israël is ziek door de geldkoorts. Lees nu eerst even Amos 2: 6-8. De rijken misbruiken hun machtspositie om de armen te onderdrukken. Amos doelt in vers 6 op de praktijk dat iemand die zijn schulden niet kon betalen zichzelf aan de schuldenaar kon ‘verhuren’. In grotere schulden werden ook de vrouw en kinderen aan de schuldenaar verhuurt tot dat het zevende jaar aanbrak. Dan moesten alle schulden worden kwijtgescholden. Een grote schuld was nu zelfs de luttele prijs van een paar schoenen… Een paar tientjes dus! De ‘gehuurde’ dochter werd daarnaast ook nog misbruikt door vader en zoon als een goedkope hoer (vers 7). Dat ze daarmee niet alleen het meisje diep beschadigde, maar bovendien het karakter van God onteerde, deed hen niets. Ik ben er zeker van dat God ons ook aanziet als ‘geldwolven’. Laten we nu eens eerlijk zijn. De meeste van ons leven als koningen vergeleken met talloze andere mensen. Maar zelfs ook vergeleken met talloze ‘broeders en zusters’. Er zijn namelijk veel christenen in andere landen die hongerlijden, haast geen dak boven hun hoofd hebben, lijden in een steenkoud huis, dag en nacht zwoegen voor een droge boterham en sterven in armoede. Terwijl wij mooiere huizen bouwen, op leren bankstellen zitten, de kamers weer met een nieuw kleurtje verfraaien, lekker op vakantie gaan en – en vooral op de feestdagen... – van al het lekkers smullen. Allemaal onnodige luxe. Ja, ik doe er ook aan mee en schaam me eigenlijk. Maar we weten niet eens meer hoe we de klok kunnen terugdraaien.

Verpande kleren
Dus gaan we gewoon verder. Zoals Amos ook verder ging in zijn beschrijving van de zonde van Gods volk. Om zeker te zijn dat iemand zijn beloften nakwam, gaven de armen een ‘pand’ (vers 8). Dat was meestal hun ‘jas’ – klederen. Gedurende de dag had je die niet zo nodig. In de nacht werd die jas ook gebruikt als een deken; dus God had geboden dat in de koude avond die jas terugmoest. Maar die jas konden de rijken zelf ook wel goed gebruiken. Juist terwijl zij hun goden dienden. Het ‘altaar’ en het ‘huis hunner goden’ (vers 8) doelde op de verschillende ‘heilige plaatsen’ in het land en ook in Bethel. Juist daar zag God die ‘verpande klederen’ liggen. Terwijl de rijken feest vierde, wijn dronk en naar de kerk gingen, lagen de armen te bibberen. Ik vraag me af of God, als Hij op onze fraaie kerkgebouwen neerkijkt, ook veel ‘verpande klederen’ ziet? Veel van het geld dat wij in onze ‘Godshuizen’ steken, zou immers veel armen in andere landen hebben kunnen helpen om het wat warmer te hebben? Hoeveel christenen zouden ermee kunnen worden geholpen? Leven wij als westerse christenen niet als de rijken in de dagen van Amos? Ik zou me schamen als de christenen, die ik China ontmoette bij mij thuis zouden komen. De overdaad van onze levensstijl merk je pas op als je eens in een arm land komt.

Huiswerk
Het zijn vragen die we niet met een ‘Ja, je hebt wel wat gelijk!’ mogen beantwoorden. Gods Woord vraagt om daden. Waar moeten en zullen we beginnen?
 

bijbelstudie@jbgg.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 2009

Daniel | 36 Pagina's

Bibberen van de kou

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 2009

Daniel | 36 Pagina's