Door een diep dal
Opname in psychiatrische instelling kan jongere helpen
Bijna een half miljoen jongeren worden jaarlijks opgenomen in een psychiatrische instelling. Waarom en wanneer is een opname nodig? En wat betekent het om opgenomen te zijn? Daniël zocht naar antwoorden. “Wat mij heel erg heeft geholpen, is dat mensen niet met een boog om mij heen liepen.”
Bij een kwart miljoen jongeren tussen de 13 en 18 jaar is een psychische stoornis vastgesteld. Veel van deze jongeren worden begeleid door een maatschappelijk werker, psycholoog of psychiater. Dat kan op verschillende manieren: door middel van ambulante begeleiding, deeltijdbehandeling of een opname. Ambulante begeleiding betekent dat je één keer per week of één keer per twee weken een gesprek hebt met een hulpverlener. Bijvoorbeeld van Eleos of De Vluchtheuvel. Als de problemen ernstiger zijn, wordt gekozen voor een deeltijdbehandeling. Soms ga je dan ook naar school bij de instelling waar je wordt behandeld. Als ambulante begeleiding of een deeltijdbehandeling onvoldoende helpen, kan een ‘klinische opname’ nodig zijn.
Bescherming
Steven is al een tijd somber. Hij vindt zichzelf een waardeloos figuur. Hij trekt steeds minder met vrienden op en is in de les vaak afwezig. Thuis zit hij uren alleen op zijn kamer. Zijn ouders proberen met hem te praten, maar hij haalt zijn schouders op. Soms denkt hij: het zou veel makkelijker voor iedereen zijn als ik er niet meer was. Steven heeft wekelijks gesprekken met een hulpverlener. Hij eet steeds minder, slaapt vrijwel niet meer en piekert steeds meer over de zin van zijn leven. Daarom besluit de hulpverlener - in overleg met hem en zijn ouders - om hem aan te melden voor een klinische opname. Iemand die is opgenomen, verblijft dag en nacht in een psychiatrische instelling. In zo’n instelling zijn open en gesloten afdelingen. Als je zo in de war of depressief bent dat je jezelf in gevaar zou kunnen brengen, word je in bescherming genomen. Je komt dan op de gesloten afdeling terecht. Als het weer beter gaat, is een verblijf op een gesloten afdeling niet meer nodig. Je mag dan naar een open afdeling waar je gewoon in- en uit kunt lopen. In overleg met je begeleiders mag je ook dagen of weekenden naar huis.
Meeleven
Als je ambulant begeleid wordt, kun je gewoon naar school, naar de vereniging en naar je vrienden. Dat wordt moeilijker als je opgenomen bent. Het is belangrijk dat vrienden of JeV-leden bij je op bezoek komen en laten zien dat ze om je geven. Wat is het fijn als gemeenteleden en vrienden met je meeleven door je een kaartje te sturen of een bezoekje te brengen. Het helpt als je weet dat er voor je gebeden wordt, door mensen persoonlijk en in de kerk. Heel belangrijk dat ze dit niet alleen doen als je net opgenomen bent, maar dit blijven doen als je langer opgenomen bent en ook als je weer thuiskomt.
Verdriet
Een opname valt niet mee. Vaak ga je door een diep dal. Soms voel je je onbegrepen. Toch blijkt dat de meeste opnames tot resultaat hebben dat je beter kunt functioneren en terug kunt naar school en naar je vrienden. Juist in moeilijke omstandigheden vraagt de Heere op Hem te zien: Ik stortte mijn klacht uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid (Psalm 142: 3). Als je in psychische nood bent, kan dat geloofsvertrouwen soms heel ver weg zijn. Maar: Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve (Psalm 10: 14).
---
Een jongere, die opgenomen was, vertelt:
“In het begin vond ik het moeilijk te aanvaarden dat opname noodzakelijk was. Ik voelde me falen. Niemand was raar, behalve ik. Het was erg wennen vijf dagen per week in een groep te leven en veel dingen met elkaar te delen. De opname was heel intensief, zodat ik het weekend echt nodig had om uit te rusten. Toch was het ook fijn in een groep met allemaal jonge mensen te leven. We deden veel leuke dingen met elkaar. Het is echt niet zo dat er altijd gehuild werd. We hebben ook veel gelachen.”
Heeft de opname je geholpen?
“Tijdens de periode van opname zag ik maar weinig vooruitgang. Achteraf gezien heb ik echt heel veel bereikt. Door de opname heb ik mijn trauma’s kunnen verwerken. Doordat ik ging praten en meer in contact kwam met mijn gevoel, werden mijn psychische en lichamelijke klachten minder. Ook heb ik geleerd mezelf meer te waarderen en weer structuur in mijn leven te krijgen. Zo kon ik mijn plaats in de maatschappij weer innemen. De opname heeft me veel evenwichtiger gemaakt.”
Wie hebben je tijdens je opname geholpen?
“Ik heb heel veel steun en meeleven ervaren van mijn omgeving; vrienden, collega’s, gemeenteleden uit de kerk en het pastoraat. Tijdens de opnameperiode heb ik mijn echte vrienden wel leren kennen. Het heeft heel erg geholpen dat mensen niet met een boog om mij heen liepen en mij het gevoel gaven dat ik niet raar of vreemd was. Tijdens mijn opname heb ik sterk mijn afhankelijkheid van de Heere gevoeld. Ik heb ervaren dat God mijn Bewaarder is geweest. Hij heeft me laten zien dat ik uniek ben en dat mijn leven waardevol is. Ik vond het heel spannend aan het einde van de opname de groep los te laten en weer op eigen benen te staan. Toch is het me erg meegevallen, doordat er genoeg nazorg was. Ook mijn omgeving is hierin heel belangrijk geweest. Ik kon op mensen terugvallen en dat voelde veilig.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2009
Daniel | 36 Pagina's