Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenzaam in Gods weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenzaam in Gods weg

Oud-zendeling Janse: Op het zendingsveld was het leven minder gehaast

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Mama, ik wil niet huilen, maar ’s avonds als ik ga slapen, druk ik mijn hoofd in het kussen. Dan moet ik toch huilen.” Dat schreef één van de kinderen Janse toen het op school zat, ver van zijn ouders. Aan zendingswerk is soms eenzaamheid verbonden. Ook voor de ‘missionkids’. Daniël in gesprek met het echtpaar Janse.

Hoe heeft u eenzaamheid ervaren in het zendingswerk?
Mevrouw Janse: “Het begon al in de voorbereidingstijd. Het heeft bijna tweeënhalf jaar geduurd voordat het visum binnenkwam. Dat was heel moeilijk.”
Meneer Janse: “Ik was toen al gestopt met werken en maand na maand verstreek. Uit Indonesië kwam geen enkele reactie. Het voelde als een dominee die zich geroepen weet, maar geen enkel beroep ontvangt. De vraag drong zich sterk op: ‘Wat heeft de Heere hiermee voor?’ Het was een beproeving.”

Hoe is het om als zendeling te beginnen?
Meneer Janse: “Veel zendingswerkers voelen zich bij aankomst op de zendingspost niet eenzaam. Ze zijn dan vol van alle nieuwe indrukken. Het is eigenlijk een tijd van rozengeur en maneschijn; alles is positief. Maar als de eerste tegenslagen komen, kunnen die gevoelens wel makkelijk de kop opsteken. Als bijvoorbeeld de taalstudie veel zwaarder blijkt dan gedacht, als er onder de lokale werkers iemand is die niet betrouwbaar blijkt te zijn. Dan kun je gaan denken aan wat je allemaal hebt achtergelaten en je eenzaam en verlaten voelen.”
Mevrouw Janse: “Toen wij in 1981 eindelijk vertrokken naar Irian en ons met vijf kinderen vestigden in het binnenland, werden wij goed opgevangen door het team. Dat was heel fijn. Maar je moest wel helemaal van het begin je contacten opbouwen. Met de andere zendingsfamilies en de Papoea’s. Tijdens de tien jaar dat wij in Pass Valley en Langda hebben gewoond, zijn er wel momenten van eenzaamheid geweest. Vooral bij belangrijke of ingrijpende familiegebeurtenissen. Daar kun je dan vaak niet bij zijn. Moeilijk was ook dat ik niet bij het sterven en de begrafenis van mijn vader ben geweest. Kort daarvoor was ik drie weken in Nederland geweest tijdens zijn ziekte, maar hij overleed toen ik weer terug was. Ik kon toen niet weer naar Nederland. Dat was erg zwaar. Het was toen in mijn gedachten: ‘Heere, U ziet mij hier, U weet mijn draagkracht’. En dat was ook zo. Als je het dan helemaal niet meer zag zitten, kwam er soms precies een brief waarin stond wat iemand aangesproken had. Maar vooral het lezen van de Bijbel, was een richtingwijzer.”

Hoe was het voor uw kinderen om missionkid te zijn?
Meneer Janse: “De kinderen hebben meer geleden onder eenzaamheid dan wij. Om naar school te kunnen gaan, moesten zij vaak lang van huis en waren ze in huis bij andere zendingsfamilies. Ik weet nog goed dat ik op een gegeven moment ook op de andere post moest zijn. Ik kon bij mijn zoontje op de zolder slapen. Toen ik een paar dagen later weg moest en hij achterbleef, had hij aan de gastvrouw gevraagd of hij de volgende nacht in het bed van papa mocht slapen, want dan rook hij z’n papa nog. Als ik nu nog weleens op een zendingsveld bij een internationale school met internaat voor Mission Kids kom denk ik vaak: hier wordt geleden. Kinderen kunnen soms het gevoel krijgen slachtoffer te zijn van de roeping van hun ouders. Als ouders doet het verdriet van je kinderen je pijn. Voor ons was de geschiedenis van Hanna en Samuël heel bemoedigend. Voor Hanna zal het ook moeilijk geweest zijn haar zoontje achter te laten bij mensen als Pinehas en Hofni. Maar de gedachte dat God erover waakt, is zo vertroostend. Je moet dan ook leren dat jij echt niet degene bent die het beste voor je kind kan zorgen. De Heere heeft dat waargemaakt, ook in de beginperiode dat we weer terug in Holland waren. Dat was een moeilijke periode. Het is ons tot verwondering dat nu twee van onze kinderen bij het zendingswerk betrokken zijn. Als we onze kinderen zouden vragen: ‘Welke beslissing zouden we moeten nemen als we het over moesten doen?’ Dan zouden ze allemaal zeggen: ‘Gaan!’”

Hoe moet een zendeling met eenzaamheidsgevoelens omgaan?
Meneer Janse: “De duivel is er altijd op uit om het werk in Gods Koninkrijk te ondergraven. Eén van zijn listen kan zijn om mensen uit het lood te krijgen door eenzaamheidsgevoelens. Hij wil dat de zendingswerker zijn blik naar beneden houdt. Maar dan is het geloof van Habakuk zo nodig. Als de vijgenboom niet bloeit en er geen rund in de stalling wezen zal, om dan toch in de Heere van vreugde te mogen opspringen (Hakakuk 3). Om je dan te mogen verheugen in de God van het heil. Als de Heere je daar iets van geeft, dan blijft de situatie moeilijk, maar je krijgt een andere bril op. Als je je alleen en verlaten voelt, is het goed om het lijden te overdenken van de grote Hogepriester Jezus Christus. Hij is in hoogste aanvechting en verlatenheid geweest, de smarten van de hel heeft Hij geleden in de verlating van Zijn eigen Vader, opdat Zijn Kerk nimmermeer verlaten zou worden.”
Mevrouw Janse: “Onder de jonge evangelisten op Papua was één evangelist die echt eenzaam werd. Op een dag toen hij op reis was om verder gelegen dorpjes te bereiken met de Bijbel, is de hut afgebrand waar zijn vrouw en kinderen lagen te slapen. Toen ons dat verdrietige bericht bereikte, zijn we naar zijn dorp toe gegaan. We waren er toen hij terugkwam. We hebben toen zo gehuild met elkaar. Maar toen nam de zwaar geslagen man het woord. Hij heette Ayub. Dat is de Indonesische naam voor Job: ‘Ik ben niet boos op de Heere. Hij vergist Zich niet!’ Hij mocht buigen onder God. Zijn naam was Job, maar hij leefde ook als Job. Dat was zo beschamend en bemoedigend.”
Meneer Janse: “Dominee Rietdijk zei nog al eens dat aan het kindschap Gods twee voorrechten verbonden zijn: Gods zorg èn Gods kastijding.”

Hoe heeft u de terugkeer naar Nederland ervaren?
Meneer Janse: “Als je als zendingswerker terugkeert naar Nederland, kun je je af en toe best eenzaam voelen. Je voelt je vervreemd van je eigen cultuur. Het gezegde ‘welcome home stranger!’ verwoordt goed hoe je je voelt. Bepaalde discussies binnen de gereformeerde gezindte maak je niet goed meer mee. Het contrast tussen bijvoorbeeld het welvaartsleven hier en de eenvoud van het zendingsgebied, waar het Avondmaal soms werd gevierd met conservenblikjes, is heel groot.”

Heeft eenzaamheid ook een positieve kant?
Meneer Janse: “Op het zendingsveld was het leven eenvoudiger en minder gehaast. Jaren later, toen ik eens terug was in Langda en daar liep in de vallei, ervoer ik weer hoe verschillend het leven in Papua is met Nederland. Jongeren en ouderen zijn hier ontzettend druk en hebben veel te weinig momenten om stil te zijn voor God. En die druk van het jachtige leven ervaar je zelf ook. Om stil te worden voor de Heere is rust heel belangrijk. Het is belangrijk je echt te concentreren op de Bijbel, de overdenking daarover en het gebed. Zolang je nog vol bent in je gedachten van wat na het gebed komt, kan je de Heere niet ontmoeten in het gebed. Ook is het goed als er de verbinding is tussen de preek van zondag en de week daarop volgend. Zodat er telkens in gedachten teruggegrepen wordt op de preek en erover gebeden wordt. Dan kan de preek vruchtbaar worden. Guido de Brès ondertekent één van zijn brieven met: ‘gevangen om de Zone Gods’. Omwille van het Evangelie. Wij hebben nodig: eenzaamheid omwille van de Zone Gods!”

---
Nederland – Papua – Nederland
Kees Janse (1946) en Wijnie Janse-Van der Meide (1946) zijn beiden afkomstig uit onderwijzersgezin en gaven zelf ook les. In 1969 trouwen zij. Het echtpaar kreeg drie meisjes en twee jongens. Tot 1979 was Janse directeur van de basisschool in ’s-Gravenpolder. In 1981 vertrok het gezin met vijf kinderen naar Irian Jaya. Daar woonden zij in Pass Valley en Langda. Sinds 1919 is het echtpaar terug in Nederland en wonen zij in Waddinxveen. Na terugkomst werkte Janse op zendingsbureau in Woerden. Mevrouw Janse was betrokken bij werk van Friedensstimme. Een dochter woont met haar gezin op Java en jongste zoon woont met zijn gezin in Wamena (Papua), waar hij vliegt voor de MAF.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 2010

Daniel | 36 Pagina's

Eenzaam in Gods weg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 2010

Daniel | 36 Pagina's