Christen in de wereld
Met de Heere kunnen we alles, zonder Hem niets
Ik uw knecht nu vrees de HEERE van mijn jonkheid af. 1 Koningen 18: 12c
Er is een tijd geweest dat er in Nederland veel mensen waren die door genade voor God hadden gebogen. Dat is helaas veranderd. Toch zullen er altijd kinderen van God op deze wereld blijven. Artikel 27 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: ‘Christus is een eeuwig Koning, Dewelke zonder onderdanen niet zijn kan’. Zo was het ook in de tijd van koning Achab. Van deze koning lezen we, dat hij goddelozer was dan alle koningen van Israël, die vóór hem geweest waren. Hij was gehuwd met Izebel, de dochter van de koning van de Sidoniërs. Zij hitste hem op om zonden te doen. Maar zelfs aan Achabs wereldse hof werkt iemand als Obadja. Zijn naam betekent: ‘knecht van de Heere’. Hij was hofmaarschalk. Hij moest er bij plechtige gebeurtenissen op toe zien dat alles stipt werd uitgevoerd.
Geen derde weg
Er staat in vers 3 dat hij de HEERE zeer vrezende was. Dat wil zeggen dat hij heel dicht bij de Heere leefde. Gezien zijn naam, zullen zijn ouders hem gewezen hebben op de armoede van een leven zonder God, maar ook op het geluk van een kind van God. Hebben wij dat al gezien? Al zouden we de hele wereld winnen, als we verder niets hebben, zijn we straatarm. Obadja heeft voor de dienst van God heel veel over gehad. Honderd profeten heeft hij verborgen in twee spelonken, toen de vervolging zo heftig was. Maar Achab heeft het niet aangedurfd hem weg te sturen. Misschien is er toch een zeker ontzag geweest, zoals Herodes dat had voor Johannes de Doper. Maar dat is niet genoeg. We zullen moeten kiezen. Het is óf koning Jezus óf de vorst der duisternis. Er is geen derde weg. Het voornaamste is dat God in ons leven komt. Dat we van dood levend worden gemaakt. Maar het is hier wel een strijd op leven en dood. Wanneer Elia tegen Obadja zegt: ‘Ga koning Achab eens roepen’ dan durft hij dat niet. Gods kerk op aarde is niet volmaakt. Petrus wandelde op de golven, maar toen hij op de golven keek en niet op de Heere Jezus, zakte hij weg in de diepte. Een kind des Heeren heeft nog zo vaak met ongeloof te maken.
Jonge soldaten
Er wordt wel eens gezegd dat een christen eigenlijk niet meer leven kan in deze maatschappij. Maar hier zien we dat het wel mogelijk is. Met de Heere kunnen we alles, zonder Hem niets. Obadja zal wel eens gedacht hebben: ‘Ik loop weg.’ Maar met de hulp van God gekregen, kon hij toch staande blijven. Al heeft Obadja dan niet iedere dag lopen preken, toch is zijn leven een levende preek geweest. Hij was wel in de wereld, maar niet van de wereld. Zulke mensen hebben we ook nu nodig. We hebben hier te maken met een vroege Godsvreze, zoals we lezen van Samuël en van koning Josia, die als jongen van 16 jaar de God van zijn vader David gaat zoeken.
Jongeren, jullie zijn in de beste tijd om God te leren vrezen en dienen. Koning Jezus heeft graag jonge soldaten in Zijn dienst. Niemand zit daar op te wachten. Vraag de Heere: ‘Wilt U me geven, wat ik niet hebben wil.’ Buiten de vreze des Heeren zijn we nameloos arm, ondanks al het goed van deze wereld. Dat moeten we eenmaal aan anderen overlaten. Vreselijk is het om te vallen in de handen van de levende God. Maar voor alle Obadja’s, als dienaars van de Heere is het: zij dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 2010
Daniel | 36 Pagina's