Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verbond van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond van God

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u. Deze centrale woorden uit Genesis 17:7 vormen de inzet van dit artikel over het verbond van God. We kijken naar het woord verbond en naar wat het Oude en Nieuwe Testament ons zeggen over het verbond.

Het woord ‘verbond’
Het oudtestamentische woord voor verbond is berit en komt bijna driehonderd keer voor. Dit woord heeft als betekenisaspecten de verplichting die met name de oprichter op zich neemt, maar wijst ook op een relatie.
Het Bijbelse verbond komt van Gods kant: Het verbond wordt gesteld, gegeven, opgericht, geboden. Het doel is dat het tweezijdig wordt in de weg van geloof en bekering. Je kunt zeggen dat de tweezijdigheid gedragen wordt door de eenzijdigheid. God doet het alleen!

Het nieuwtestamentische woord is diathèkè. Het komt ruim dertig keer voor, vooral in de Hebreeënbrief. De betekenis van dit woord ligt op de lijn van het Oude Testament. Het accent staat op de beschikking van Gods kant. In de Hebreeënbrief heeft het woord een toegespitste duiding: testament, de eenzijdige wilsbeschikking, vast in de dood van de testamentmaker Christus.

Het spreken van het Oude Testament
In het begin van Genesis lees je het woord verbond niet. Wel spreekt Genesis 2 van een eis, een belofte en tekenen die bij beide horen. In de geloofsleer wordt daarom gesproken van het werkverbond in het paradijs: God vraagt van de geschapen mens een leven in afhankelijkheid van, in gehoorzaamheid aan en in verbondenheid met Zijn Schepper.
Na de zondeval openbaart God het genadeverbond. Je leest daarvan vooral in Genesis 15 en 17. In Genesis 15 wordt de bevreesde en twijfelende Abram gewezen op Gods belofte en trouw. Die worden onderstreept in een typisch oud-oosterse verbondssluiting. God gaat als enige tussen de gedeelde dieren door. Abram ziet het slechts aan.
In Genesis 17 stelt de HEERE Zijn verbond: Ik zal…. Je leest van bepalingen ten aanzien van wat God zal doen, ten aanzien van wat van Abraham wordt verwacht en van het teken van de besnijdenis. Abrahams nakomelingen mogen leven binnen de kring van het verbond, in het toegezegde land, tot een zegen voor de volkeren (Gen. 12). Grote voorrechten worden hen getoond. Daarbij is wel sprake van een belangrijk onderscheid. God laat de verbondslijn gaan via Izak (Gen. 17:21). De verbondsbeloften van vers 7 keren ten aanzien van Ismaël in vers 20 niet terug!
Na de uittocht uit Egypte wordt het verbond met de vaderen (Ex. 2:24; 3:6) verbreed tot een verbond met het gehele volk (Ex. 19 - 24). De Tien Woorden krijgen ze mee als de omheining rond een bevrijd volk. Het blijft een vorm van het genadeverbond. De vele wetten bedoelen het volk bij Gods daden van bevrijding te bewaren. Het verbond bij de Sinaï wordt bevestigd door offers, bloedsprenkeling op het altaar en op het volk, het schrijven en voorlezen van de woorden van het verbond, de instemming van het volk en een maaltijd voor het aangezicht van de verheven God (Gen. 24). Al deze elementen behoren bij de voortgaande geschiedenis van het verbond in de Bijbel.

De geschiedenis van het volk dat uit Egypte is bevrijd laat zien dat Israël innerlijk niet is afgestemd op God, Zijn daden en Zijn woorden.
Reeds in de woestijn, maar steeds opnieuw in Kanaän wijkt het volk van God af. In de profetische prediking wordt het hele volk ernstig gewaarschuwd, gelokt met beloften die een voorwaardelijk karakter hebben: Zoekt Mij en leeft (Am. 5:4,6), aanvankelijk met hoop op bekering (Amos, Hosea). Later (Jer. 13 en 14) blijkt het oordeel onafwendbaar. Israël geraakt in een radicale crisis. Zij hebben het verbond vernietigd (Jer. 31:32) en bevinden zich in de dood van de ballingschap (Ez. 37).
Midden in dit oordeel klinken echter opmerkelijke woorden van heil: Het volk zal opgewekt worden uit de dood (Ez. 37) en de HEERE geeft een nieuw verbond (Jer. 31:31 - 34; Ez. 36:22 e.v.). God doet hierin alles: de gave van een nieuw hart en leven, een rijkere kennis van de Heere, Zijn wet in het hart. Het verbond ligt vast in het eenzijdige werk van God. Onvoorwaardelijke beloften (Ik zal…) getuigen ervan. Het is goed erop te wijzen dat deze goddelijke beloften vaak een adres hebben: dorstigen (Jes. 55:1), verdrukten, ongetroosten, bedroefden van geest (Jes. 54).
Het gaat in dit nieuwe verbond om een radicale vernieuwing van het verbond aan de Sinaï, in lijn met Gods oude toezeggingen aan Abraham.
In het tweede deel van het boek Jesaja staan de vier liederen van de Knecht des Heeren. Wat Israël heeft nagelaten, namelijk Gods Knecht te zijn, tot een licht voor de volken, zal nu ter hand worden genomen door een toekomstige Heilbrenger. Hij wordt gegeven tot een verbond voor het volk (Jes. 42:6;49:8). In Hem ligt het volle verbond besloten. Hij is de vervulling (bekrachtiging) van het verbond.

Het spreken van het Nieuwe Testament
Het Nieuwe Testament veronderstelt het Oude Testament. Het is ook de vervulling van het Oude Testament. We letten op een aantal aandachtspunten die deze vervulling op het punt van het verbond duidelijk maken.
In de avondmaalswoorden van Christus (Matth. 26:26 - 29) blijkt dat in Zijn bloed (lijden en sterven) de vergeving van zonden ligt, die als belofte van het verbond in het Oude Testament werd gegeven.
In 2 Korinthe 3 worden oud en nieuw verbond met elkaar vergeleken. Er is een gelijke verbondsbelofte, maar er is ook verschil. De beloften zijn bekrachtigd in Christus en Gods wet is in het binnenste geschreven door de Geest en stuit niet meer af op het onvernieuwde hart.
De Hebreeënbrief is één prediking van de volheid van het werk van Jezus als de Middelaar, de Borg en de Erflater van het verbond (bijv. Hebr. 7:22; 8: 6 e.v.; 9:15).
Het sterven van Christus bracht voor de gelovigen erven mee. De beloften van het nieuwe verbond zijn gevuld met de volheid van de Persoon en het werk van Christus.
In de prediking van Christus en de apostelen komt het verbond breed en onwederstandelijk naar voren.
Enerzijds: Jezus betuigt onder tranen het behoud van onbekeerd gebleven Jeruzalemmers op het oog te hebben (Luk. 19:41,42). De prediking van de zegen in Christus door de apostelen komt tot de kinderen van de profeten en van het verbond (Hand. 3:25). Anderzijds: Bij gebleken tegenstand, gaat het Woord onwederstandelijk door: Degenen die door de Vader aan Christus zijn gegeven, zullen tot Hem komen (Joh. 6:37,38; verg. Hand. 13:48).
In de brieven van Paulus zijn twee dingen van bijzonder belang. Romeinen 9-11 getuigt van blijvende trouw ten aanzien van Israël, maar binnen het volk is sprake van een ingrijpend onderscheid dat terug gaat op Gods welbehagen. Tegenover Izak staat Ismaël, tegenover Jakob staat Ezau, allen persoonlijk en als stamvaders van volken. Tegelijk wordt getuigd van Israëls verantwoordelijkheid. De weg van de werken der wet leidde tot het zich ergeren aan de vrije genade in Christus (Rom. 9:30 e.v., verg. Rom. 10:8 - 13).
Dezelfde Paulus trekt in Romeinen 5 een vergelijking tussen alle mensen die in Adam begrepen zijn en delen in zonde en dood èn hen die in Christus delen in de gerechtigheid en het leven. Dat betekent dat deze centrale gaven van het verbond alleen krachtens het in Christus begrepen zijn hen ten deel vallen.
Het Evangelie van Johannes wijst op het nauwe verband tussen de Vader en de Zoon en beider woorden en werken. Elf keer valt de term ‘degenen die Gij Mij gegeven hebt’. Het werk van Christus gaat terug op een verbond tussen de Vader en de Zoon. De gegevenen zijn de uitverkorenen. Christus ‘ werk als Middelaar en Borg en daarmee de zegeningen van het verbond zijn in een bijzondere zin bestemd voor deze gegevenen door de Vader. Gods werk faalt nimmer!


We vatten de Bijbelse gegevens samen en trekken een bescheiden lijn naar de geloofsleer.

Samenvatting van de Bijbelse gegevens
1. Het verbond heeft een eenzijdige oorsprong: God richt het op. Het heeft een tweezijdig doel: zondaren worden door Gods genade gehoorzaam gemaakt.
2. Dit tweezijdige doel van het verbond wordt in Israëls geschiedenis alleen gerealiseerd doordat God, vanuit eeuwige liefde, met een ander initiatief komt: het nieuwe verbond.
3. Tussen het oude en het nieuwe verbond, zoals in het Oude en het Nieuwe Testament daarover wordt gesproken, zijn verschillen, maar ook voor het verbond wezenlijke lijnen die doorlopen van oud naar nieuw verbond.
4. De lijn van de verbondsgeschiedenis loopt uit op Christus: de Middelaar, de Borg, de Uitvoerder en de Belichaming van het verbond.
5. Er is een nauwe band tussen het verbond en Gods verkiezend handelen. Het Nieuwe Testament zet Christus’ werk tegen de eeuwige achtergrond van de raad tussen de Vader en de Zoon.
6. Binnen het verbond functioneert in het Oude en in het Nieuwe Testament de prediking die breed en ruim is, maar ook de bestemming van het heil die beperkt is tot degenen die door de Vader gegeven zijn aan de Zoon.
7. Parallel aan het voorgaande kan gesproken worden van tweeërlei beloften en tweeërlei kinderen van het verbond.

Lijn naar de geloofsleer
Uit het geheel van de Bijbelse gegevens wordt het volgende duidelijk:
1. Gods verbond en het werk van Christus binnen het verbond worden gedragen door de eeuwige achtergrond van Gods raad en Zijn welbehagen. Er is daarom een duidelijke eenheid tussen Gods eeuwige raad tot verlossing en Gods verbondshandelen in de tijd.
2. Het wezen, de kern van het verbond heeft een tweevoudige strekking: Het verbond is allereerst volstrekt eenzijdig , want God doet alles en Hij doet het alleen.
Vervolgens heeft het verbond een bestemming die beperkt is tot de verkorenen.
3. Het verbond kent een bediening die meer mensen omvat: De verkondiging van het verbond met de eisen en beloften ervan gaat uit tot alle hoorders van het Woord, zoals deze in een betrekking tot het verbond staan. Zij allen mogen op grond van deze bediening tot de God van het verbond de toevlucht nemen.
4. Er zijn beloften die voorwaardelijk gelden: In de weg van bekering is er heil. Er zijn daarnaast beloften die de kern van het verbond uitmaken en spreken van het goddelijke ‘Ik zal’. Deze beloften hebben vaak een adres in de omschrijving van bepaalde kenmerken van hen in wie ze vervuld worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 2014

Daniel | 32 Pagina's

Het verbond van God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 2014

Daniel | 32 Pagina's