Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik heb mijn God zeer lief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik heb mijn God zeer lief

Dossier 333

3 minuten leestijd

Vaak stelt christelijke literatuur teleur. Maar niet altijd! Voor Joke Kreijkes, docent Nederlands, is er één auteur die er absoluut bovenuit steekt: B. Nijenhuis. Dat komt door de herkenbare themas, die beslist niet makkelijk te beschrijven zijn. Houd je van lezen, dan is het werk van Nijenhuis een absolute aanrader.

Een dominee die worstelt met zijn ego, tegen een achtergrond van oorlogsverraad. Een boer en opnieuw een dominee die strijden tegen God en het moeten leren eens te worden met Hem. Het leven van alledag, waarin afhankelijkheid van God op een ongedwongen manier beschreven wordt. Zijn debuut, Dossier 333, is daarin erg puur. Een paar citaten:

‘De blik uit de grijze ogen flitste een ogenblik langs een fotostandaard op het bureau, maar Dikkeboom heeft het gezien. Hij kan niet ouder zijn dan vijfenveertig, denkt hij, ik wilde dat ik die foto kon zien. Op hetzelfde ogenblik draait dominee Stegeman de standaard om. ‘Mijn zoon. Gefusilleerd in 1943.’ ‘Ach.’ Dikkeboom ziet een rond, lachend jongensgezicht en herinnert zich de foto op het kastje van Elsa. Hij vraagt zich af wat hij zeggen moet, maar de dominee is hem reeds voor: ‘Dit was juist gebeurd toen ik Verstraten leerde kennen en God van mij vroeg hem te vertellen dat Hij ons lief heeft. Wel, ik deed het en ik dacht dat hij me begreep. Hij begreep me in elk geval beter dan u het doet. Ik weet wat u in mijn ogen zoekt: … fanatisme… dweepzucht… U kunt zich die moeite sparen: ik heb mijn God zeer lief, mijnheer Dikkeboom.’

De inspecteur is een cynicus en zet zijn vraagtekens bij de godsdienst. Het eenvoudige antwoord van de dominee raakt de kern van het geloof: Hem liefhebben boven alles! Geen vroom sausje, slechts eenvoud.
Op een ander moment is hij bijna poëtisch in zijn beschrijvingen. Een van de verraders probeert te ontkomen, maar rijdt zich in een wilde rit te pletter:

‘Wagen X33P24 slingert. Naar links. Naar rechts. Weer naar links. Zand zwiept op uit de wegbermen en geselt de wagen, die nu met gloeiende banden weer naar rechts zwiert.
Rechts staat het kruis en Koolhave nadert. Hij is schuin weggezwaaid vanachter het stuur dat hij zinloos omklemd houdt. Hij nadert.
Nee… Het kruis nadert Koolhave. Het groeit en groeit…
De banden huilen. De linkse wielen lagen vrij in de lucht,
slaan dan gierend terug op het wegdek.
Groot.
Groter.
Nu één schreeuw om erbarmen. Om ge-na-de over een van-God-verfoeid leven.
De wagen kantelt.
Groter.
Hemelhoog.
En dan, in een vlaag van satanische maar welbewuste razernij, die hem opzweept tot uiterst verzet, ontwringt Koolhave God met een gillende vloek de eeuwige verlorenheid van zijn ziel. Want ook dát kan. Krakend wringt zich de wagen om het kruis, waarvan zelfs geen splinter trilt, noch verteert in de vlammen.’


Aangrijpend is de beschrijving van het kruis. Het brengt redding voor verloren zondaren, maar het veroordeelt ook hen die het kruis verachten.
Het boek eindigt indrukwekkend. Dominee Wierewaay voelt zich net zo goed zondaar als andere gemeenteleden, van wie de zonde openbaar is gekomen. Nijenhuis noemt hem een ‘verrader van Gods koninkrijk’, omdat Wierewaay wist dat hij faalde in het dienen van Zijn Meester. Het preken ging hem niet altijd even gemakkelijk af…

‘Maar toen heeft hij; toen heeft hij; - toen - heeft - hij -; deze stuntelaar, deze woesteling, deze ge-roe-pe-ne; toen heeft hij, precies zoals hij dat kort tevoren tegen Betsy gezegd had: bij de ge-na-de Gods mogen wegrukken het verstikkende gordijn van dood en verderf en gewezen op wat daarachter staat, groot, hemelhoog, schitterend en vervaarlijk: het vervloekte hout; en het zijn gemeente en zichzelf aangezegd met de verbetenheid van een order: daar daar daar dáár staat het - Aan-bid en lééf in eeuwigheid.’

Zo kan literatuur dus ook zijn.

N.a.v. B. Nijenhuis, Dossier 333. Kampen 1963 (vierde druk).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2016

Daniel | 32 Pagina's

Ik heb mijn God zeer lief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2016

Daniel | 32 Pagina's