Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouderen en jongeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouderen en jongeren

21 minuten leestijd

1. Inleiding
Als het erom gaat wat jongeren van ouders c.q. ouderen mogen verwachten en als het erom gaat welke taak die ouders c.q. ouderen hebben ten opzichte van de jongeren, dan is het nodig om allereerst te luisteren naar wat de Heere daarover zegt in Zijn Woord. Daarin vinden we de grondstructuren van waaruit we in onze tijd de weg dienen te zoeken als het gaat om de verhouding tussen ouderen en jongeren. Met de bijbelse gegevens willen we onze tijd benaderen. Daarbij merken we al gauw dat de tijd waarin wij leven heel anders is dan de tijd uit de Bijbel. Ook anders dan de tijd die betrekkelijk kort achter ons ligt. De omstandigheden waarin wij opgroeien zijn veranderd en de jongeren, maar ook de ouderen zijn veranderd. Na een oriëntatie op deze veranderingen willen we zien in hoeverre er sprake is van een generatiekloof. Om daarna enkele modellen te bespreken inzake de verhouding ouderen en jongeren. Daarna eindigen we met een enkele persoonlijke slotopmerking.

2. Bijbelse gegevens
Wanneer God de mens schept, dan schept Hij hem zo dat deze zich kan voortplanten. De Heere geeft Adam en Eva dan ook het bevel: 'weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde' (Gen. 1:28). Het is dan ook een scheppingsorde dat mensen kinderen voortbrengen en dat ouders als zodanig de zorg en de verantwoordelijkheid over hun kinderen dragen. Dat betreft het hele leven, zowel het maatschappelijke als het godsdienstige leven. Het past dan ook helemaal in de scheppingsstructuur dat de ouders in het volk Israël de taak krijgen om hun kinderen te onderrichten in de geboden en de beloften van de Heere God. We lezen daarvoor heel duidelijke opdrachten in de Schrift. Zoals in Deut. 6:7: 'Gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken als gij in uw huis zit en als gij op de weg gaat en als gij nederligt en als gij opstaat.' En in Psalm 78:4: 'Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.' Niet minder vinden we die taak in de christelijke gemeente van het Nieuwe Testament. Een plaats als Efeze 6:4 zegt genoeg: 'En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren.'
Het kader waarin deze wederzijdse betrekking tussen ouders en kinderen bestaat is het Verbond. De Heere gaat een genadevolle relatie aan met mensen en met hun kinderen. Die behoren ook bij dat verbond. Het zijn de ouders die hun kinderen dienen bij te brengen wat het is om als kinderen van het Verbond te leven. Zodat ze de Heere leren kennen als hun eigen God en ook voor Hem leren leven. De wijze waarop ouderen en jongeren samenleven in het Verbond sluit dus aan bij een natuurlijke scheppingsorde. Er zit iets heel natuurlijks in dat deze dingen zo zijn. Het zou onnatuurlijk zijn als ouderen bij het opgroeien van de jongeren geen richtinggevende taak zouden hebben.
De hele Bijbel is daar vol van. Bij de ouderen is de levenservaring, de levenswijsheid. Als het goed is kennen zij de Heere. Zij gaan daarin de jongeren voor. Zij weten wat het leven biedt en wat God gebiedt. Zo spreekt Salomo in Spreuken 23:19 en 22: 'Hoort gij mijn zoon, wordt wijs en richt uw hart op de weg. Hoort naar uw vader die u gewonnen heeft en veracht uw moeder niet als zij oud geworden is.' Het is dan ook dwaas om de levenswijsheid van de ouderen te verwerpen, zoals Rehabeam deed, die de raad van de ouden verliet en de raad van de jongelingen opvolgde. Het is daarom dwaas als ouderen zelf het slechte voorbeeld geven en het woord van God tijdens de woestijnreis niet geloven, zoals ook Psalm 78 zegt, dat de oudere generatie een wederhorig en wederspannig geslacht geweest is (vers 8). De gevolgen van de dwaasheid van de ouderen werkt ver door in de geslachten, zoals in het tweede gebod wordt gezegd, tot in het derde en vierde geslacht van hen die God haten. Hetgeen wat anders is dan dat de jongeren de ongerechtigheden van de ouderen zouden moeten dragen (Ez. 18:20).
Wie het maatschappelijke leven vanaf Genesis tot en met Openbaring rustig gadeslaat, komt tot de conclusie dat er ondanks zeer verschillende maatschappijvormen niet gesproken kan worden van een generatiekloof. Of we nu Psalm 148 aan het woord laten, waarin de psalmist zegt, dat jongelingen en maagden, ouden met de jongen de Naam des Heeren moeten loven (vers 12 en 13) of dat we luisteren naar 1 Joh. 2, waarin de apostel de vaders, de jongelingen en de kinderkens in één adem aanspreekt (vers 12-14). In de Bijbel is er een éénheid en heelheid van het leven. In die éénheid van het leven heeft zowel de oudere generatie als de jongere een eigen herkenbare plaats. Het leven van ouderen en jongeren is convergent en die convergentie is gegrond in het Verbond van God met Zijn volk.
Naar reformatorische overtuiging is het de enige begaanbare weg in onze tijd om deze bijbelse gegevens tot hun recht te laten komen. Binnen de Gereformeerde Gezindte heeft daarom altijd sterk geleefd de notie van het Verbond waartoe zowel de ouders als hun kinderen behoren. Teken en zegel van dat Verbond is de kinderdoop. Waarbij de ouders belijden wie zij en hun kinderen voor God zijn, namelijk in zichzelf verloren zondaren, maar ook wie Jezus Christus voor hen is, namelijk de enige Verlosser en waarbij ouders ook de belofte afleggen om hun kinderen in de leer van de Godzaligheid te onderwijzen. In dat klimaat zijn wij - denk ik - haast allemaal opgegroeid. In de regel voltrekt zich deze door het Verbond bepaalde geloofsoverdracht in de kindertijd vrijwel probleemloos. Kinderen nemen lange tijd voetstoots aan wat ouders en ouderen hen voorhouden. Zo voltrekt zich het socialisatieproces. Maar rondom het twaalfde levensjaar begint hierin een kentering te komen. Dan komen jongeren in een levensfase terecht waarin zij de overgeleverde waarden en normen op hun houdbaarheid gaan toetsen en zij willen uitvinden wie ze zelf zijn en hoe ze met het overgeleverde zullen omgaan. Totdat daarna een eigen keuze wordt gemaakt, hetzij dat men tot een eigen persoonlijke relatie met God komt, hetzij dat men die relatie verbreekt. Dat laatste heet in de Bijbel Verbondsbreuk en wordt niet getolereerd. Die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden (Gen. 17:14). In de Christelijke Ordinantiên, de kerkorde van Micron voor de Hollandse vluchtelingengemeente in de zestiende eeuw (1554), worden dergelijke jongeren stevig aangepakt en onder kerkelijke tucht gezet. In de éénheid van het leven en van de maatschappij werd dat door de gemeenschap ook vanzelfsprekend en acceptabel gevonden.
Wanneer we nu naar onze tijd gaan en de vraag stellen, of dit alles ook voor onze tijd geldt, dan mogen we niet te vlot zijn met ons antwoord. Dan moeten we eerst onze tijd en onze maatschappij nader bezien. Dan constateren we dat zich in onze maatschappij vergeleken met het verleden grote verschuivingen hebben voorgedaan.

3. Kenmerken van onze hedendaagse maatschappij
Je zou kunnen zeggen dat in onze tijd het model van een gesloten maatschappij heeft plaatsgemaakt voor het model van een open maatschappij. Toen ik een kind was groeide de doorsnee protestantse jongere die van het platteland kwam op in een dorp waarin het hele leven beheerst werd door een - althans uiterlijke - christelijke cultuur. Er was niet alleen een kerk die midden in het dorp stond, maar ook de zangvereniging en de muziekvereniging waren christelijk. Mensen die 'nergens aan deden' waren er maar weinig. Je groeide thuis, in de kerk en op school op in een gedoopte gemeenschap. Je kwam om zo te zeggen overal God tegen. Christelijke waarden droegen de diverse onderdelen van het leven. Niet dat iedereen bewust uit de Bijbel leefde, maar christelijke waarden en normen zoals de zondagsrust beheersten toch het dorpsleven.
Nu is dat gesloten model bijna overal verdwenen. We moeten daar niet te gering over denken. Het betekent een verandering die op godsdienstig gebied erg diep ingrijpt. De heelheid en de éénheid van het leven bestaat voor veel mensen niet meer. Ds. J. Maasland sprak op een predikantenvergadering over de ontvlechting van de verschillende levenssferen zoals het godsdienstige, het economische en het politieke leven, de gezondheidszorg, de media, die zich volgens eigen wetten gedragen. Het geloof wordt steeds meer verdrongen naar het privéleven. Wat moet je met de Bijbel aan in een maatschappij die helemaal niet meer lijkt op die van de Bijbel. Bonhoeffer heeft gezegd: de wereld wordt mondig en religieloos. God wordt marginaal en sterft op den duur af. Nu zal ik die uitspraak niet overnemen. De wereld van vandaag is zeker niet religieloos, alleen heeft iedereen wel zijn eigen religie. En ook kun je niet zeggen dat God afsterft, maar wel sterft af wat alleen de naam heeft geloof in God te zijn. Het is de cultuuromslag waarover Kole en Van Driel schrijven in hun onderzoek: Bij-tijds leren geloven. Die fundamentele verandering in onze Westeuropese cultuur waarbij kerk en geloven vanuit een centrale en erkende plaats in de samenleving naar de rand daarvan opschuiven.
Okke Jager zei van het geloof in God dat God voor veel mensen niet meer is dan een steeds kleiner wordende stip in de achteruitkijkspiegel van je auto. Veel mensen ervaren God niet meer. We spreken over transcendentieverlies. Bijbelse noties functioneren niet meer omdat de daarvoor nodige referentiekaders wegvallen. Bovendien is er een veelheid van godsdiensten en kerken. Het hele leven is opgesplitst in een pluraliteit van meningen en geloven. Daarbij viert het materialisme hoogtij. Mensen willen kort gezegd een goed leven hebben en als je jong bent gaat het erom de nodige drempels te overwinnen om dat goede leven te bereiken. Je leert niet om te leren, maar voor je diploma, en daarmee voor een baan en daarmee voor je portemonnee. Mede door de welvaart en de technische mogelijkheden, zegt dr. Ploeger, vervlakken allerlei eeuwenoude voorschriften en regels, zoals seksuele ingetogenheid (en één huwelijk), eerbied voor ouderen, eerbied voor het gezag en voor het bezit van de ander. Een arbeidzaam leven is minder in tel en het gebruik van alcohol en andere drugs is sterk toegenomen. Vroeger was zuinigheid een deugd. Nu geeft men uit wat men heeft om mee te kunnen doen met anderen enz. (A. Ploeger, Kan de jeugd de kerk weer toekomst geven?, 1988, p. 17).
Dat deze verschuivingen de jongeren die bij de kerk behoren niet onberoerd laten, is geen vraag. In 1983 was 66% van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar buitenkerkelijk. In Amsterdam verlaat momenteel 90% van de Hervormde en Gereformeerde jongeren de kerk (A. Ploeger, a.w., p. 16). Het is de tijd van de secularisatie. De tijd van de Godsverduistering. Een isolement brengt hoogstens tijdelijk soelaas. We zitten met z'n allen in de crisis van onze cultuur. In deze crisis zitten met name de jongeren van vandaag. Jongeren die daarom op cruciale punten anders zijn dan de jongeren van vroeger.

4. Kenmerken van de jongeren
Er zijn al heel wat pogingen ondernomen om de jongeren van vandaag te typeren, juist in hun eigen-zijn, in vergelijking met de ouderen. We noemen enkele kenmerken die anderen hebben aangedragen. De jeugdperiode duurt langer dan vroeger. Vroeger werd je veel sneller in het produktieproces opgenomen. In onze tijd is de voorbereiding daarvoor langer. Jongeren hebben relatief gesproken meer kennis dan ouderen. Ze hebben meer geleerd en zijn op de hoogte van ontwikkelingen in techniek en cultuur die ouderen niet kennen (computer). Ze hebben daardoor vaak een causale denktrant. Oorzaak en gevolg hangen nu eenmaal ten nauwste samen. Jongeren beschikken relatief gezien over veel geld. Veel meer dan de nu ouderen vroeger. Ze geven dat geld ook vrij gemakkelijk uit, zodat ze in de ogen van ouderen vaak de waarde van het geld en het sparen onderschatten.
Jongeren zijn qua mode trendgevoelig. Dat geldt ook voor de muziek, die een grote rol speelt in hun leven. Daarin beleven ze een eigen jeugdcultuur waar ouderen buiten staan. Een subcultuur die de 'avant garde' is voor de toekomst. Iemand typeerde m.i. niet ten onrechte de plaats van de muziek in het leven van jonge mensen als een chronisch verlangen naar een andere, betere maatschappij. Jongeren zijn nogal op de buitenwereld gericht. Wat Riesman de 'other-directed' neiging noemt. Het je richten naar wat anderen om je heen doen en laten. Jongeren komen veel meer dan de ouderen vroeger in aanraking met de grote wereldvraagstukken. De verhouding tussen noord en zuid, oost en west, rijk en arm, blank en zwart, de wapenwedloop, milieurampen, medische macht als genetische manipulatie enz.
Uit al deze voorbeelden wordt duidelijk dat jongeren van nu anders zijn dan die van vroeger. En dat geldt ook hun godsdienstige overtuiging en hun geloofsbeleving. Er is bij veel jongeren een stuk twijfel aangaande allerlei opvattingen van de ouderen. Ze weten immers meer dan hun ouders, hun referentiekader is veel breder, zodat zij meer gezichtspunten zien in geloofszaken. Daarom vinden zij de oplossingen van de ouderen wel eens wat simpel en goedkoop. Oplossingen die in hun bredere wereld niet zo goed werken. Volgens hen geen recht doen aan bepaalde feiten. Jongeren zijn een mondige generatie. Op ouderen maakt dat vaak een zelfbewuste indruk. Hoewel ze zich vaak onzeker voelen in allerlei dingen, komen ze zeker over. Een feit is dat jong-zijn 'in' is en oud-zijn niet 'in' is. De reclame mikt altijd op het jong-zijn en spiegelt de jeugd af als de ideale fase in het mensenleven. Ouderen moeten proberen zo lang mogelijk de rimpeltjes uit hun gezicht te houden en even slank te blijven als hun dochter. En als dat uiteindelijk toch niet meer lukt, dan moeten ze op hun 55e jaar maar naar een ouderenwoning gaan verhuizen.
Jongeren zijn opener dan de ouderen. Ze durven meer te zeggen. Op ouderen komt dat wel eens over als brutaal en onbescheiden. Maar voor jongeren is dat veel meer een kwestie van eerlijkheid. Ze vragen zich minder af wat iemand van hen vindt dan of iets echt of niet echt is. Jongeren hinken vaak op de twee gedachten van het rationele en het gevoelsmatige. Ze weten vaak niet goed hoe ze die twee moeten integreren. Soms redeneren ze als Brugman en vinden ze dat trefzekere logica het eind van alle tegenspraak is. Dan weer gooien ze heel dat geredeneer over boord en vinden ze dat het erop aankomt hoe je je voelt. Ervaring, gevoel, het affectieve spelen in hun diepere bestaan een grote rol. Jongeren lijken in de ogen van ouderen vrij, maar zelf voelen ze zich vaak niet vrij. Ze voelen zich opgenomen, meegenomen in de dingen die vandaag de dag gebeuren en waar geen ontkomen aan is. Er zijn zoveel problemen van milieurampen tot reageerbuisbaby's. Vergeleken met deze grote problemen vinden ze de problemen waar ouderen mee bezig zijn, zeker in godsdienstig opzicht, niet zo erg belangrijk. Je snapt niet waar die mensen zich druk over maken. Het zijn gewoon achterhoedegevechten.
Dit 'zó zijn' van de jongeren als generatie, dit eigene, maakt dat ouderen zich ook meer bewust worden van hun generatie. Wij zijn van vóór de oorlog. Wij hebben de crisisjaren nog meegemaakt. Ze herinneren zich hoe ze zelfwaren toen ze jong waren. En ze zien allerlei verschillen met de jongeren nu. Dat hoefden wij vroeger niet te doen, luidt het antwoord op afwijkend gedrag van de jongeren. Ouderen voelen zich door het gedrag van de jongeren vaak onzeker. Ze zijn bang dat vaststaande normen en waarden wegvallen, waardoor je de tak waarop je zit doorzaagt. Het is een verlammend, irrationeel gevoel. Het maakt dat ze ongerust zijn over de jeugd. Die angst en zorg, die onzekerheid treedt nogal eens aan de dag in de vorm van vermeende stelligheid, van fanatisme zelfs. Zo is het en niet anders! Soms emotioneel geladen, vanuit een gevoel van machteloosheid. Je moeder en ik hebben je laten dopen en we hebben beloofd je op te voeden naar christelijke normen, zoals wij die vanuit de Bijbel en de kerk hebben meegekregen. Ouderen tobben vaak met de vraag wat nu vastgehouden moet worden en wat wel weg mag vallen. Op dit punt hechten ze waarde aan de theorie. Je moet toch een vaste, constante factor overhouden? Anders houd je niets over. En wat zal de Heere God er niet van vinden? Faalangst en schuldgevoelens markeren vaak het opvoedingsproces van ouderen. Daar komt nogal eens bij een verschil in geloofsbeleving. Ouderen vinden: je bent zomaar geen kind van God. Er moet eerst een wonder in je leven gebeuren, voordat je dat mag zeggen. Tegenwoordig praten ze daar zo makkelijk over. De vraag is of de twee werelden van ouderen en jongeren zo uit elkaar groeien dat je moet zeggen dat er sprake is van een generatiekloof?

5. Ouderen en jongeren... een kloof?
Volgens Van Dale's woordenboek is een kloof een diepe gaping van gestrekte vorm met zeer steile wanden. Figuurlijk wordt ermee bedoeld een breuk in de betrekkingen van personen onderling of een algeheel uiteengaan of gescheiden zijn van meningen en standpunten. De vraag is nu of er een dergelijke kloof bestaat tussen de generaties. Als we het bezien vanuit de subjectieve ervaring van de onderlinge relaties dan moeten we zeggen dat toch wel bij jongeren en ook ouderen het gevoel bestaat dat er zo'n breuk is. Ouderen zijn zo anders dan wij. Jongeren zijn zo anders dan wij. We vinden dat de jongeren volgzaam moeten zijn en zij willen dat niet. Wij vinden dat de ouderen open horen te zijn maar ze willen niet. Zo is er voor het gevoel een afstand. Vaak bestaat er allerlei conflictstof tussen de generaties. Moeder ligt met haar dochter overhoop en vader met zoonlief en andersom. Maar of we deze relatiestoornis een kloof moeten noemen, dat vraag ik me af. Is het feit dat er een conflict is niet een teken dat er (nog) geen breuk in de betrekkingen is opgetreden en er geen sprake is van een algeheel uiteengaan of gescheiden zijn van meningen en standpunten? Een kloof is iets onoverbrugbaars. Geef de moed maar op. Je komt toch nooit meer bij elkaar. Een relatiestoornis is geen relatiebreuk. Een letsel is geen amputatie. Letsels zijn er en stoornissen zeker. Jongeren verwachten van ouderen een inspiratiebron en een voorbeeldfunctie. Ouderen moeten identificatiefiguren kunnen zijn. Maar dat vinden ze nu juist bij ouderen niet.
Ouderen vinden dat jongeren hen teleurstellen. Nou heb ik je altijd zo voorgehouden dat... en nou doe je zo. Hoe kun je ons dat nou aandoen? Je bent net zo'n dwarskop als oom Cees of net zo kritisch als tante Marie. Als je zo doorgaat kom je helemaal op het verkeerde pad. Ouderen zien zo weinig oogst op hun opvoeding. En ze hebben het toch vaak gedaan in het zweet huns aanschijns en met gevouwen handen. Zo is er over en weer vaak teleurstelling. Maar een kloof? Ik denk dat we helaas soms wel van een glazen wand moeten spreken. Je ziet elkaar, je gaat met elkaar om. Maar toch zit er iets onzichtbaars tussen de generaties in. Soms geen gewoon glas, maar glas dat vertekende beelden geeft. Zodat ouderen en jongeren karikaturen van elkaar krijgen. Zijn ouderen bezorgd dan wordt dat opgevat als bemoeizucht. Zijn jongeren open en eerlijk, dan wordt dat uitgelegd als eigenwijs en ongezeggelijk. En slordig dat ze soms zijn! Moet je z'n kamer zien! Zeker, er zijn natuurlijk ook heel wat voorbeelden te noemen waarbij er helemaal geen sprake is van relatiestoornissen. Helemaal geen glazen wand. Daar zijn dan de omstandigheden naar of de karakters of irrationele factoren. We zijn daar blij mee. Een verademing. Het bespaart een hoop ergernis. Maar of nu al die wrijving tussen de generaties alleen maar negatief is, dat geloof ik niet.

6. Enkele modellen
We willen nu proberen aan te geven hoe ouderen en jongeren met elkaar zouden kunnen omgaan. Dat doen we aan de hand van enkele modellen.

Het confrontatiemodel
Hieronder verstaan we het model waarbij ouderen en jongeren tegenover elkaar staan. Beiden vertegenwoordigen een eigen cultuur en eigen levenswaarden, die gelden binnen hun eigen generatie. En beiden strijden voor het gelijk van die cultuur en die waarden. Hetgeen niet overeenkomt met die waarden wordt als onwaar en gevaarlijk veroordeeld. Men spreekt niet echt mét elkaar, maar veel meer tégen elkaar. Men manoeuvreert elkaar in de beklaagdenbank. De jongeren hebben het gedaan. Die leven maar raak. De ouderen hebben het gedaan. Die willen nooit naar ons luisteren. Ze zijn zo gesloten. Zo theoretisch. Het gevaar van deze bespreking is, dat we dit confrontatiemodel versterken. Zie je wel dat het waar is wat ik over mijn ouders denk. Anderen hebben dat gevoel dus ook. Laten we daarvoor oppassen. Verwijten maken helpt niet verder. Het verhardt de standpunten alleen maar en maakt dat we zo gemakkelijk in eenzijdigheden vervallen.

Het divergentiemodel
Volgens dit model dat vaak in het verlengde ligt van het vorige, zijn ouderen en jongeren uit elkaar gegaan. Er is geen confrontatie meer, maar een vervreemding van elkaar. Ouderen en jongeren hebben elkaar niets meer te zeggen als het om de wezenlijke dingen gaat. Ze spreken niet eens meer tégen elkaar, maar alleen nog maar óver elkaar. Aan de buitenkant kan het lijken dat men nog bij elkaar is. In één en hetzelfde gezin, aan één en dezelfde tafel, in één en dezelfde kerkelijke gemeente. Maar dat is maar schijn. In de praktijk vindt er nooit meer een echt gesprek plaats. Dit model ontstaat natuurlijk niet op één dag. Het is vaak het resultaat van een jarenlang proces van relatiestoornissen met elkaar. Beide partijen worden moe, moe van elkaar. Ouderen zeggen: het helpt toch niets wat wij zeggen. En jongeren zeggen: ouderen begrijpen toch niet wat we bedoelen; we zoeken het voortaan zelf wel uit.

Het acceptatiemodel
Volgens dit model staan ouderen en jongeren niet tegenover elkaar en ze gaan niet uit elkaar, maar ze geloven dat ze er zijn vóór elkaar. Ook al denken ze anders dan de ander. Dat zij elkaar willen accepteren is een geloofszaak. Dit model komt voort uit het Verbond. Het Verbond van God met ons en daarom ook het daarvan afgeleide verbond met elkaar. Het verbond van de generaties. De God van de ouderen is toch geen Andere dan die van de jongeren en andersom.
Daarom willen ouderen en jongeren om het Verbond, om de trouw van God, elkaar trouw blijven, hoe het dan ook gaat. Met elkaar verbonden blijven. Men zoekt elkaar. Men probeert met elkaar in gesprek te zijn en te blijven. Er is ruimte voor de dialoog. Men probeert naar elkaar te luisteren. Eikaars bedoelingen te begrijpen. En te ervaren bij het licht van het Woord dat samenbindt. En dat is zoveel. Gods genade voor zondige mensen. Gods opdracht om Hem te dienen en elkaar lief te hebben. Gods bedoelingen met de enkele mens en met de wereld. Alleen binnen dat kader kunnen jongeren hun ouders eren, respect voor hen hebben zoals de Heere vraagt in zijn Wet.
Wat we nodig hebben zijn bruggebouwers. Zowel van de kant van de ouderen, die daarbij de eersten zijn, als van de kant van de jongeren. Bruggebouwers, die proberen tussen de generaties in te staan. Wat een zegen als er zulke mensen zijn in de gezinnen, in de scholen en in de gemeenten. Laten we niet zeggen: dit zijn mooie woorden, maar daar komt toch niets van terecht. Laten we ons veel meer afvragen of we geloven dat we een roeping van Godswege hebben om elkaar te aanvaarden. Zoals ons Christus aanvaard heeft. Elkaar te verdragen ook, zoals Christus ons verdraagt.

7. Tenslotte
Hebben de ouderen een taak tegenover de jongeren? Ja zeker, een door God gegeven taak. Een roeping om jonge mensen voor te leven hoe je met de Heere en daardoor ook met elkaar omgaat. Dat kunnen ze nooit vanuit zichzelf. Daar hebben ze de hulp van Gods Geest hard voor nodig. Mogen jongeren dan wat van ouderen verwachten? Ja zeker, zij mogen verwachten dat ouderen hen hierin op een eerlijke manier voorgaan. Dat hoeft natuurlijk niet volmaakt. Dan overvragen we de ouderen en stellen we doelen waarvan we van te voren wel weten dat die toch nooit haalbaar zijn. Dan doe je het ook nooit goed.
Jongeren mogen verwachten dat ouderen voor hen bidden en een stuk zorg kennen voor hen. Daar mogen ze de ouderen op aanspreken. Maar dan ook omgekeerd. Jongeren hebben ook een taak tegenover de ouderen en ouderen mogen ook wat verwachten van de jongeren. Wat is het belangrijk dat je steeds weer probeert opnieuw te beginnen, zoals de Heere dat ook doet. Dat je elkaar kunt vergeven om Christus wil. Dat je elkaar liefhebt, al vind je elkaar niet altijd even lief. Vanuit Gods Verbondsbelofte is er toekomst voor het verbond, dat ouderen en jongeren met elkaar hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Driestar bundels | 104 Pagina's

Ouderen en jongeren

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 november 1988

Driestar bundels | 104 Pagina's