'Brengt mij een speelman'
Muziek in het leven van een christen
Jubal en David in één Kerk
In de hervormde kerk van Krimpen aan de Lek stond, voordat er een groter instrument kwam, een klein orgel in een nis. Op de muur ernaast stonden twee gestalten afgebeeld: Jubal en David. Als ik op de kansel daartegenover stond, had ik het gevoel dat ze elkaar verwonderd aankeken. Hoe konden zij samen naast het kerkorgel staan?
heel ten onder ging. David is de voorvader van Hem Die gekomen is om de wereld te redden. Van Jubals vader is het éérste lied dat in de Bijbel wordt vermeld, van David is het laatste lied uit de Psalmbundel, althans in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. De vader van Jubal zingt snoevend voor zijn twee vrouwen, Ada en Zilla, van zichzelf en zijn brute en brutale kracht:
Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech!
Neemt ter ore mijn rede!
Voorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijn wonde, en een jongeling om mijn buil.
Want Kain zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal. (Gen. 4:23 en 24)
Maar David zingt in wat genoemd wordt 'het eigen geschrift Davids':
Wat blijdschap, welk een eer.
Dat zelfs de Hemelheer
Wou luist'ren naar 't geklank
Van mijne harp en stem!
Mijn lied behaagde Hem
En 'k zei Zijn goedheid dank.
Dat is andere taal!
Jubals vader zingt van tomeloze wraak. Maar David, de man die hoog opgericht is, de gezalfde van Jakobs God en liefelijk in psalmen, de liefelijke zanger van Israels lofliederen (2 Sam. 23:1), zingt omdat de Geest des Heeren door hem heeft gesproken. Hoe kunnen nu deze twee, Jubal en David, zich samen onder één kerkdak bevinden?
Wie de bouwer van de kerk in Krimpen heeft gekend, weet dat deze architect te zeer met de Schrift was verbonden om slechts uit te gaan van het feit dat Jubal de vader was 'van allen die harpen en orgelen handelen' en van het feit dat David speelde. De kanttekening verduidelijkt het woord 'handelen' door te spreken van hen die met harp of citer en orgel omgaan. (Gen. 4:21). Beter vertalen we 'citer' in 'fluit'. Het spreekt vanzelf dat we hierbij nog aan zeer primitieve muziekinstrumenten zullen moeten denken. Maar al zijn deze in later tijd overtroffen, in Jubal hebben we toch de eerste te zien die instrumenten vervaardigde om muzikale tonen voort te brengen (Aalders).
En van David zingt zijn 'eigen geschrift':
En weidde 't wollig vee.
Toen maakt' ik weltevreê
een harp met eigen handen.
Ik denk dat deze architect hun beiden een plaats gaf in Gods huis, omdat wat mijn leraar Grieks, dr. Wytzes, over kunst schrijft, hem uit het hart gegrepen zou zijn. We lezen dat in de Christelijke Encyclopedie: 'Wat het handwerk doet, is getuigen van de heerlijkheid van het leven en de Schepping, zoals deze door God bedoeld zijn en door Christus hersteld zullen worden. Dit geldt voor alle kunstvormen, door wie en in welke tijd ze ook geschapen zijn, ook al zijn ze niet in overeenstemming met het christelijk geloof of de christelijke ethiek.' Dit kan in grote lijnen ons uitgangspunt zijn, als we spreken over muziek in het leven van een christen. Maar we zullen er scherp op letten dat Jubals harp die van David niet overstemt!
Brengt mij een speelman
Ik wil proberen met u en jullie te denken over het onderwerp dat ik noemde 'Brengt mij een speelman'. Het is in verband met de opzet van deze dag niet de bedoeling over dit woord uit 2 Kon. 3:15 een preek te houden. Maar het is voor mij ook meer dan alleen een motto. Gevraagd naar de bedoelingen van dit woord van Elisa in dit verband, kunnen we aan de hand van een verschillende kijk van meerdere exegeten ons terrein verkennen en ook afbakenen. Bij dit alles zullen we - om opnieuw het beeld van de Krimpense kerk te gebruiken - David in het oog houden en soms Jubal, de zoon van Lamech, in de gaten houden.
Voor u, docenten en studenten van De Driestar, die terecht kennis van de Heilige Schrift en ook van de bijbelse geschiedenis hoog in het vaandel hebt, behoef ik slechts kort de omstandigheden aan te stippen waaronder Elisa dit woord heeft gezegd. Op een veldtocht tegen Moab, waartoe het initiatief van Joram, de koning van Israël, uitging en waarbij de koningen van Juda en Edom zich hebben aangesloten, geraakt dit geallieerde leger door watergebrek in grote nood. De koningen wenden zich tot Elisa, die mee opgetrokken is. De profeet treedt de koning van Israël afwijzend en bars tegemoet, verwijst hem naar zijn eigen afgoden. Joram zegt dat hij in de onafwendbare ondergang van de drie legers de hand van God ziet. Elisa geeft nu toe terwille van Josafat, de koning van Juda; anders zou hij Joram aanschouwen noch aanzien. Dan zegt hij: 'Brengt mij een speelman' (Nieuwe Vertaling: 'Haal mij een citerspeler.') Als deze speelt, komt Gods hand over de profeet: de muziek bereidt hem om Gods boodschap te horen en te laten horen. De vraag is nu: Wat is hier de functie van de muziek?
Dansende derwisjen
In mohammedaanse landen kende men derwisjen, een soort monniken, die zich door muziek laten opzwepen tot een steeds wildere dans. Gressmann tekent dit op indrukwekkende manier. Hij zegt: 'De profeet, de 'wetende', zit bij het vuur en luistert naar de vraag die men hem stelt. Na een poosje zegt hij: 'Speelt'. Zijn dienaren grijpen hun instrument en spelen een doffe melodie en zingen een lied, dat eigenlijk één herhalen is van de naam van hun god. Al opwindender wordt de muziek. De wetende blijft rustig zitten. Maar ineens spannen zich zijn spieren, gloeien zijn ogen. Hij springt op, draait in het rond. Zijn leerlingen doen zijn bewegingen na. En dit werkt zo aanstekelijk dat zij allen urenlang als dollen dansen en schreeuwen. Wat de profeet, die buiten zichzelf is, nu zegt, wordt beschouwd als goddelijke profetie. Hier verliest de mens zichzelf, is hij niet meer zichzelf. Als hij tenslotte uitgeput neergevallen is, komt hij weer tot zichzelf.'
Er zijn exegeten - m.i. geen Schriftverklaarders - die Elisa op de rij plaatsen van deze dansende derwisjen. In het licht van de Bijbel is het wel uitgesloten dat zo de hand des Heeren over iemand zou komen. Het toont wel de macht van de muziek, maar met de God van de Openbaring heeft het niets te maken. Deze 'speelman' leidt niet tot de Heere. Waarom noem ik deze uitleg van de woorden van Elisa, terwijl ik ze als onwaardig aan de God der Openbaring volstrekt verwerp?
Bij wat ik nu ga zeggen, begeef ik me op glad ijs. Het is niet onmogelijk dat je nu voelt waar ik heen wil, en dat je meteen afhaakt. Het feit dat ik 'natuurlijk' grijze haren heb, dus oud ben, maakt datje tenen zich krommen. Je hebt het gevoel dat jij dit anders beleeft dan ouderen. En van hun gelijk ben je bepaald niet overtuigd. Wellicht ook niet te overtuigen, omdat je dit niet wil. Maar ik denk dat we in een gesprek over de muziek in het leven van een christen er niet om heen kunnen dit ter sprake te brengen.
De christen en zijn muziek
Beter kunnen we vragen: Wie is een christen? De vraag kennen jullie uit de Catechismus: 'Waarom wordt gij een christen genaamd?' Ik onderstreep het woord gij. Het gaat niet om een algemene definitie, maar om een vraag aan jou, aan mij.
Het antwoord is bekend: 'Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijn zalving deelachtig ben, opdat ik Zijn Naam belijde en mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere en met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere'.
Mag ik nog voor enkele woorden aandacht vragen? een lidmaat van Christus en ... Zijn Naam belijden: dus ook in de muziek! een levend dankoffer: dat offer moet ook doorklinken in onze muziek; met een vrij en goed geweten: muziek heeft te maken met ons geweten. En je weet dat het een christen niet geraden is tegen zijn geweten te handelen. Anders gezegd: Al wat uit het geloof niet is, is zonde. En dan: in dit leven: jouw leven speelt zich niet af in de tijd van Bach of Buxtehude, van Mozart, maar in 1991.
Laten we nu niet proberen uit dit probleem te ontsnappen door te zeggen dat we (nog) niet geloven in Christus (je weet wat ik met geloof bedoel: het zaligmakend geloof). Door de voorzin - dat ik een lidmaat van Christus ben - te ontkennen kunnen we proberen het volgende te ontkrachten: opdat ik ... Het zou erg zijn als je niet gelooft, maar je maakt het nog erger als je je onbekeer dheid, die onbekeerlijkheid dreigt te worden, aanwendt om Gods wil, die voor allen geldt, te weerstaan!
De derwisj, zijn dans en ...
Is er muziek die ons onszelf doet verliezen? Ik vrees van wel! Al weet ik dat velen eraan doen omdat het 'in' is en ze niet uit de toon willen vallen. Dat is trouwens wellicht met alle muziek zo. Er zijn ook mensen die naar een concert van Beethoven gaan en zeggen dat ze het mooi vinden, omdat anderen ervan genieten. Zij willen niet beschouwd worden als een muzikale analfabeet. Zo zijn er jongeren die bij pop en hardrock zweren, maar als ze alleen zijn platen draaien van Feike Asma en ervan genieten! Maar zonder twijfel genieten anderen van de moderne muziek. Niet omdat het een modeverschijnsel is, maar omdat het hen aanspreekt. Ze genieten ervan; voelen het ritme in hun jonge en sterke lichamen.
Nu komt de vraag terug: Kan dit alles voor een christenjongere? Als ik voor de t.v. concerten zie waar jongelui niet meer zichzelf zijn, oplossen in een deinende massa, en als ik hun gezichten zie, dan huiver ik. Niet omdat ik jou geen plezier gun, maar omdat ik weet dat er een extase is - want daartoe nadert het en soms overschrijdt het zelfs die grens - die niet uit God is. God heeft je geschapen als een uniek wezen, een mens, die Hij onder miljoenen op het oog heeft, maar hier word je van een iemand tot iets onpersoonlijks. Je bent jezelf niet meer. Daardoor ben je van jezelf af en van allerlei verantwoordelijkheden. Verantwoordelijkheden die de Heere je geeft, omdat Hij je ten volle ernstig neemt. Verantwoordelijkheid om ook in de muziek die je speelt of hoort, christen te zijn.
Misschien wijs je dit boos, geërgerd af en kan je weer mijn leeftijd als argument gebruiken. Maar ik zou je willen vragen: Denk hier eens over na. En dat coram Deo, voor Gods aangezicht.
Waarom een speelman?
Vriendelijk is de mening dat Elisa hogelijk geïrriteerd was door het feit dat de koning, die afgoden vereerde, nu in de nood zich wendt tot een profeet van God. Om eerst wat te kalmeren zou hij om muziek hebben gevraagd. Men verwijst dan soms naar Saul, die door het spel van David rustig werd.
Dit kan een rol gespeeld hebben, zoals ook bij ons muziek ontspannend kan zijn. Ik denk aan een boer, die, wanneer het in de oogsttijd regende en zijn vertwijfelde collega's de barometer geselden om die op te jagen naar beter weer, achter de piano ging zitten en speelde en zijn zorgen vergat. Ik weet niet meer wat hij speelde, werk van een christelijke componist of van een ander, maar hij genoot ervan en het gaf hem kracht, ongeacht de maker. Wij kunnen de vraag stellen wie een muziekwerk heeft gemaakt; ook vanuit welke achtergrond hij dit deed, hoe zijn religieuze of niet-godsdienstige opvatting was. Vaak is dit onduidelijk. We denken bijvoorbeeld aan het diepgaand verschil over de vraag hoe dit met Mozart is geweest. Ik meen dat het in het algemeen niet nodig is ons daarin te zeer te verdiepen: geniet er maar van!
Dit zeg ik denkend aan Paulus. In 1 Korinthe 10 spreekt hij over de vraag of men vlees van dubieuze afkomst mag eten. Het gaat om de vraag of men vlees mag eten waarvan men niet weet of het al of niet met offervlees heeft te maken. De apostel zegt dan: 'Eet al wat in het eethuis verkocht wordt, niet ondervragende om des gewetens wil, want de aarde is des Heeren en de volheid daarvan' (1 Kor. 10:25 en 26). Ik erken dat het al te prozaïsch kan klinken een voorbeeld uit het vleeshuis, een slagerij, toe te passen op een concertzaal! Maar ik meen dat dit een raadgeving is die veel verder gaat dan wat de Korinthiërs bezighield. De apostel zegt dus dat men in zo'n geval niet zal onderzoeken. Dit geldt ook voor de vraag die ons ten aanzien van de muziek bezighield. Omdat de aarde van de Heere is, genieten wij, 'niet ondervragende'.
Jubal in de kerk
Ik denk niet dat we Jubal - als we voor die tijd al dit woord mogen gebruiken - zouden kunnen rekenen tot de christen-musici. Maar Calvijn zegt in dit verband: Mozes nu vermeldt dat met de kwade dingen die voortkwamen uit de familie van Kaïn, enig goeds vermengd was. Want de uitvinding van kunsten dient tot het gebruik en gemak van het leven. Ze zijn gaven van God, die in geen enkel opzicht veracht mogen worden, maar aanbeveling verdienen. Hij spreekt ook van een gift voor het nageslacht. De kinderen van Kaïn, zegt hij, waren begiftigd met niet te versmaden gaven. God heeft ook hen mild verrijkt met deze uitstekende gaven. Zo heeft Jubal terecht een plaats gekregen in de kerk van Krimpen, niet tot zijn eer, maar tot Gods eer. Zo mag een christen van alle goede muziek genieten. En met 'goed' bedoel ik niet alleen wat wij religieuze muziek noemen.
Een christen geniet van zijn orgel of piano, van dwarsfluit en viool. Maar omdat hij christen mag zijn, zal hij musicerend of luisterend iets kennen van wat de priester-dichter Gezelle ervoer, toen hij op een stille avond een nachtegaal hoorde zingen. Hij zegt:
Hij zingt! Ach wist hij zelf hoe schoon hij zingt.
Het is onwetend, dat zingend hij mijne oren boeit
en aan zijn kele ketent.
Ach, wist hij 't gene ik wetend ben:
dat dankbaar ik toch wete en ken
wie hem zijn tale en mij daaraf
't genoegen en 't genieten gaf.
De christen, die meer weet dan de nachtegaal, geniet van de muziek en dankt zijn God. Maar om dat te kunnen doen moet een mens wel de God van de Bijbel kennen, anders vervalt hij tot de afgoderij van een van de Tachtigers:
O schoonheid, gij,
wier naam geheiligd zij.
Dan zou het barse verwijt van Elisa gelden, dat hij tot koning Joram van Israël richtte: 'Ga tot de profeten van uw moeder'. En die moeder was Izebel!
Brengt mij een speelman
Het woord 'speelman' houdt echter meer in. Er wordt gevraagd naar een woord van Gods openbaring. Het is de enige keer in de Heilige Schrift dat er gezegd wordt dat een profeet zich daarop voorbereidt met muziek. Waarom? Het kan zijn, omdat hij nog maar heel kort als profeet optrad. Hij wordt nog aangeduid als 'die water op Elia's handen goot' (2 Kon. 3:11). Hij staat dus nog geheel in de schaduw van zijn voorganger. Bovendien staat hij blijkbaar meer dan anderen in contact met de profetenzonen, die volgens 1 Sam. 10:5 zich begeleiden met luiten, trommels, pijpen en harpen, d.w.z. met harpen, tamboerijnen, fluiten en citers.
De kanttekeningen van de Statenbijbel spreken ervan dat door de lofzangen en gebeden die men voor hem speelde, hij zijn hart tot God zou opheffen en zo zou voorbereiden om in een welbereid hart de openbaring van de Heere te ontvangen. 'En het geschiedde als de speelman de snaren speelde, dat de hand des Heeren op hem kwam.' God gebruikt deze voorbereiding door een speelman, door muziek.
De speelman in de kerk
Toen de ambachtsheer van het dorpje waar ik ben opgegroeid, aan de gemeente een kerkorgel aanbood, werd dit afgewezen, want 'God wil niet door een dood instrument, maar door de levende stemmen van de gemeente worden geloofd'. Jubal en David werd om zo te zeggen de kerkdeur gewezen.
Hiermee stonden zij in de lijn van een eeuwenoude traditie van de kerk. Meestal verwijt men het calvinisme dat het het kerkorgel sloot. Maar reeds Chrysostomus (354-407) zei dat de muziek een joodse instelling was, die vanwege hun zwakheid de Joden was toegestaan, omdat God hun traagheid tegemoet wilde komen. En Theodoretus (393-460) was van mening dat de woorden 'Zingt de Heere met de luit en het tiensnarig instrument' geestelijk moeten worden opgevat. Ze zouden ons leren dat wij met al onze zinnen uit- en inwendig God moeten loven. Ambrosius verweet de heidenen dat zij meenden door muziek de goden te behagen. Tenslotte was ook het concilie van Trente aanvankelijk min of meer tegen het gebruiken van muziek in de kerk. Alleen door toedoen van keizer Ferdinand bleef een veroordeling achterwege.
Later echter kwamen er in kloosters en kerken orgels. In Winchester waren 70 orgeltrappen nodig om het instrument op volle kracht te kunnen bespelen. Het orgel werd zelfs hoog geroemd, het was 'het instrument der instrumenten'. Zelfs een mysticus als Thomas a Kempis, die met een boeksken in een hoeksken ver van de wereld in Windesheim leefde, zei dat de orgels en de luiten de trage harten bewegen. De speelman zit op de orgelbank in de kerk. En Jubal en David spelen mee.
De speelman buiten de kerk
De lutherse reformatie liet de speelman in de kerkdienst spelen, maar andere reformatoren gunden hem geen plaats. Als reactie op een al te weelderige liturgie, die de Woordverkondiging dreigde te verdringen - om zo te zeggen: die wel de speelman liet spelen, maar Elisa nauwelijks aan het woord liet komen - wilde Zwingli zelfs het zingen in de kerken verbieden. Tot aan het eind van 1500 was er in Zurich geen kerklied in de kerk. Calvijn vond het bij de verklaring van Psalm 150 niet nodig de daar uitbundig opgenoemde muziekinstrumenten te omschrijven. God vergde in het Oude Testament de muziek. Dat gold nu niet meer, maar wel wilde hij dat de gemeente zong.
In Nederland oordeelde de synode van Dordrecht van 1574 dat 'het spelen van orgelen in de gemeenten ganselijk behoorde afgezet te wezen.' Wel werd voor en na de dienst gespeeld, maar niet als begeleiding van de gemeentezang. Voetius was in 1634 van mening dat orgelmuziek geen deel of toevoegsel was van de openbare eredienst. Cromwell sprak er de vloek over uit. Maar in Leiden (1638) besloot de burgemeester het orgel in de kerk te halen. Geleidelijk volgden, nagenoeg, alle anderen. Het orgel is nu uit onze diensten niet meer weg te denken. Advertenties in kerkbladen roepen sollicitanten op voor een speelman. Jubal en David gaan ter kerke.
Waarom die speelman?
In de tijd dat de preken zo lang waren dat ze door een tussenzang werden onderbroken, kon men de mededeling horen tot de luistermoede gemeente: 'Laten wij tot verpozing van uw aandacht zingen ...' Een devaluatie van de tussenzang en het orgelspel. Al erkennen wij met onze Catechismus (vraag 98), dat God door de verkondiging van het Woord de gemeente wil onderwijzen - en dit blijve het meest centrale; de speelman mag de prediker niet verdrijven! - toch speelt ook de muziek in de kerk haar rol. Allereerst als begeleiding van de gemeentezang. Maar ook in voor- en naspelen als een antwoord op de prediking, een bede en een lofzang, een lied van dank en aanbidding. De speelman speelt met zijn accoorden:
Laat zich 't orgel overal
bij het juichend vreugdgeschal
tot des Heeren glorie paren.
Of om na te zeggen wat Gabriel Smit in zijn berijming van Psalm 150 vertolkte:
Gaat nog schalmei, trompet en harpen halen,
al wat er klinkt;
Uw vreugd zij als de lichtklank der cymbalen.
Uw speeltuig dient Gods wonderen te verhalen
tot 't u ontzinkt.
De speelman aan huis
Vaak verlaat de speelman zijn orgelbank en zoekt hij onderdak in jouw huis, jouw kamer. Misschien maak je zelf muziek. Ik denk dat het een gave van God is dat te kunnen. Maar laten we ook bedenken wat Bach bedoelde, als hij zijn stukken tekende met drie letters: S.D.G., Soli Deo Gloria. Misschien luister je, stil genietend, naar plaat en cd. We mogen genieten van alle goede muziek, ons erdoor laten vermaken, vertroosten en laten 'stichten', vormen in het geloof.
Hoe? Ik denk aan een verhaal van Richard Leeuwenhart. Zijn vijanden hadden hem gevangen gezet, maar niemand van zijn vrienden wist waar hij was. Zijn trouwe dienaar vermomde zich als minstreel. Zo reisde hij de burchten af. Overal zong hij het lievelingslied van zijn meester. Er kwam geen respons, de stugge muren zwegen. Maar toen hij kwam bij een oud kasteel, zong er door een getralied raam een stem mee. Het lied vond weerklank. Zo speelt de grote Speelman, de Heilige Geest, voor ons, totdat wij meezingen het lied van de bevrijding, die ons wacht:
O, stad van louter licht en heerlijkheid,
van hoge bergen straalt gij wijd,
laat gij uw glorie schijnen.
Gods eigen Zoon, Die op uw daken blinkt,
vindt antwoord in het lied, dat zingt en zingt
waar eindeloos Zijn hymne klinkt
in ruisende fonteinen.
(G. Smit)
Onze gedachten gaan verder. We horen de stem van citer spelers, spelende op hun citer. Zij zingen het lied van Mozes en het Lam, staande aan de glazen zee. En verwonderd jubelen we in aanbidding mee:
Dan wordt mijn naam met lofgejuich geprezen;
Dan zullen daar de blijde zangers staan,
De speelliên op de harp en cimbel slaan,
En binnen U al mijn fonteinen wezen.
(Psalm 87 : 5)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 oktober 1991
Driestar bundels | 66 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 oktober 1991
Driestar bundels | 66 Pagina's