Gezin en arbeid vroeger
Inleiding
'Tot vanavond, schatje', zo luidt de titel van een uitgave van een van de vele projectgroepen die door de regering zijn ingesteld. De foto op de cover toont ons een plaatje uit de jaren vijftig. Vader, compleet met aktentas en hoed, neemt afscheid van vrouw en kinderen: vader gaat naar zijn werk, moeder blijft thuis bij de kinderen. Dat was toen een ideale situatie. De man zorgt voor een inkomen en de vrouw neemt voor een groot deel de zorg van het gezin op zich. Dat was niet altijd zo geweest. In de loop van de geschiedenis is er met name wat betreft het Westerse gezin sprake van verschillende ontwikkelingen.
Het gezin bestaat al eeuwen. Het allereerste begin is er nadat de Heere Adam geschapen heeft. Uit Gods hand krijgt hij Eva als hulpe tegenover hem. Wat is het begin goed. Man en vrouw krijgen de opdracht de aarde te bebouwen en te bewaren. We lezen in Gen. 1: 28 dat God hen zegende en hen een opdracht gaf: 'Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt.' Zo is het nu niet meer. De zondeval heeft ook direct gevolgen voor de verhouding tussen man en vrouw. Waar alles zo volmaakt was, horen we Adam - als God hem opzoekt - zeggen: 'De vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb gegeten.'
Het kwaad was geschied. De verhouding met de Heere was verbroken, maar ook de relatie tussen man en vrouw werd door de zonde aangetast. De Bijbel vertelt ons van veel huwelijken en gezinnen. Steeds merken we dat de zonde kapot maakt wat eens door de Heere zo goed was ingesteld.
Geschiedenis
In de loop van de geschiedenis is er sprake van een regelmatige verandering binnen het gezin. In de tijd voor de Industriële en de Franse Revolutie was de verhouding tussen ouders en kinderen ingebed in de verbanden van familie, dorp, gildesysteem, buurt en kerk. Deze verbanden gaven in die tijd bescherming. Na de revoluties zien we een proces van gezinsindividualisering. De verhouding tussen ouders en kinderen kwam steeds meer los uit de traditionele verbanden.
Gezinnen kregen een gesloten karakter en ontwikkelden een eigen stijl. Het gezinsleven richtte zich steeds meer naar binnen. Men was niet langer bereid om het dorp, de buurt of de kerk een deel van de verantwoordelijkheid te geven in de opvoeding van de kinderen. In een gesloten gezinspatroon zochten mensen beschutting en ruimte om hun persoon-zijn te beleven. Het belang van het gezin werd sinds de tweede helft van de 19e eeuw en in de eerste helft van de 20e eeuw steeds sterker beklemtoond door de overheid en de kerken. Vanaf het einde van de 19e eeuw werd het gezin een centrale plaats toegekend in het maatschappelijk leven.
Met andere woorden, in de loop van ruim 100 jaar is de bemoeienis van de overheid met het gezin in de Nederlandse samenleving sterk toegenomen. Tussen de politieke partijen manifesteerde zich steeds meer een consensus over wetgeving betreffende de verhouding tussen ouders en kinderen. Deze toenemende bemoeienis was aanvankelijk positief voor de gezinnen. In de periode vanaf het begin van de vorige eeuw tot de jaren zestig van deze eeuw werd het kerngezin steeds belangrijker. Er vond dus een opwaardering van het gezin door de overheid plaats. Aan het eind van de twintigste eeuw is een verschuiving op te merken.
Het overheidsbeleid is er de laatste jaren op gericht geweest het traditionele kostwinnersmodel langzamerhand plaats te laten maken voor het patroon van de geëmancipeerde en economisch zelfstandige burger. ledere nieuwkomer op de arbeidsmarkt dient zelfstandig in zijn of haar inkomen te voorzien. In steeds meer regelingen wordt daarom ruimte gemaakt voor de mogelijkheid dat in veel gezinnen mannen en vrouwen beiden betaald werk buitenshuis verrichten en hun gezin anders inrichten dan volgens het oude model. Mannen en vrouwen worden steeds meer als individuele burgers beschouwd, ongeacht in welke samenlevingsvorm zij zich bevinden. Gezinnen zijn bij bezuinigingen vaak de dupe, omdat de behoefte en draagkracht van het gezin niet langer maatgevend zijn. De bezuinigingen op de kinderbijslag zijn daarvan een voorbeeld.
Dat betekent dat de bemoeienis van de overheid die aanvankelijk positief was voor de gezinnen in het tegendeel is verkeerd. Ik wil dit feit met een voorbeeld illustreren. In de tweede helft van de vorige eeuw werd fabrieksarbeid voor vrouwen meer en meer de enige manier om het gezinsinkomen aan te vullen. De bezorgdheid daarover groeide.
Na 1880 werd de roep om wettelijke beschermende maatregelen luider. Er gingen stemmen op om de arbeid van de gehuwde vrouw buitenshuis helemaal te verbieden. Langzamerhand werd dit algemeen gevoelen omgezet in beleid. Deze gedachte kwam niet alleen uit confessionele kringen, maar ook uit de arbeidersbeweging. De vakbeweging was er bang voor dat door het toenemen van vrouwenarbeid de lonen zouden worden gedrukt en dat zou kwalijke gevolgen hebben voor gezinnen met een kostwinner. De vakbeweging bekommerde zich met name om de gezinnen waarvan alleen de vader kostwinner was. Volgens de algemene opinie was het in deze periode niet noodzakelijk dat vrouwen buitenshuis werk zouden zoeken. Zo ontstond in 1889 de zg. Arbeidswet, die met name beschermende maatregelen voor vrouwen bevatte. Pas in de loop van de jaren vijftig zou de toetreding van gehuwde vrouwen weer als een noodzaak worden gezien. Vandaar de spottende prent, die ik in het begin al noemde.
Tot aan het eind van de jaren vijftig zien we dat de taken tussen man en vrouw verdeeld werden. Globaal gezien moest de man ervoor zorgen dat er geld binnenkwam en zorgde de vrouw voor het huishouden. Vanaf de jaren zestig voltrekt zich een verandering. In de literatuur spreekt men over het 'het post-moderne gezin'.
Omschrijving
Voordat we hierop ingaan, is het goed eerst te omschrijven wat een gezin eigenlijk is. Want als we de media volgen, dan weten we dat in onze tijd het gezin 'in' is. Bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer heeft de heer Heerma, fractieleider van het CDA, gepleit voor de aanstelling van een minister voor het gezin. Het is opmerkelijk dat, na een periode waarin economische maatregelen genomen zijn om de vrouw weer aan het arbeidsproces te laten deelnemen, nu de roep naar de herwaardering van het gezin luid gehoord wordt. We moeten wel beseffen dat het, met name de parlementariërs, niet in de eerste plaats te doen is om een gezin, zoals de Bijbel ons dat tekent. En we denken dan aan het verband van man en vrouw en hun beider kinderen. Naar Gods bedoeling is dit gebaseerd op een huwelijk dat wordt aangegaan voor het leven. Hoe anders is dat alles in onze tijd. De relaties die worden aangegaan hebben het model van een contract. De relaties zijn bindend zolang aan de voorwaarden van dit contract wordt voldaan. Dat houdt ook in dat naar de huidige inzichten het contract kan worden verbroken, zodra een van de eisen niet meer wordt vervuld. Hoezeer we ook oog hebben voor moeilijke situaties in sommige huwelijken, is het goed ervan doordrongen te zijn dat God het zo niet heeft bedoeld.
Het gezin is in. Het is een bekende slogan. Maar tegelijk geldt: Deze slogan is geboren uit de problemen waarop men in onze samenleving stuit en niet vanuit de behoefte om in dit opzicht te handelen naar het Woord van God.
Het gezin in de branding
Wanneer men in de huidige samenleving roept om herwaardering van het gezin, dan bedoelt men: er moet gezocht worden naar situaties waarin een man en een vrouw zorg dragen voor kinderen. Hier tekent zich een diepgaand verschil met Gods bedoeling af. Dan spreken we niet eens over de bewering dat het niet noodzakelijk zou zijn dat er een man en een vrouw voor de kinderen zorgen. Waarom, zo zegt men, kunnen niet twee mannen of twee vrouwen deze taak op zich nemen? Prof. Flinterman uit Groningen sprak zich onlangs duidelijk uit voor de radio. 'Het is niet goed,' zei ze, 'wanneer een kind opgroeit in een situatie waarin twee maimen of twee vrouwen de opvoeding ter hand nemen en verantwoordelijk zijn voor het kind.'
Nog even terug naar het plaatje van de jaren vijftig. Vader gaat naar zijn werk. Tegelijkertijd is hij het die in het gezin de centrale rol vervult bij het opstellen, vernieuwen en handhaven van normen en waarden. Met andere woorden: hij is het hoofd van de familie en geeft dus ook de leiding aan het gezinsgebeuren en hij treedt op als vertegenwoordiger van het gezin naar buiten. Het hoofd zijn van het gezin heeft zowel een maatschappelijke als een juridische betekenis.
Daarnaast is er ook de moeder. Zij oriënteert zich meer op de emotionele huishouding en trekt de zorgfunctie in belangrijke mate naar zich toe. We kunnen zeggen: moeder zorgt ervoor dat ze de roedel, de familie bij elkaar houdt. Elke bedreiging van binnen of van buitenaf wordt door haar eerst gesignaleerd en al dan niet met behulp van anderen zo mogelijk definitief uitgeschakeld.
Het gezin is de kleinste eenheid in de samenleving, waarbinnen normen- en waardenoverdracht plaats vond. Dit systeem werd overgenomen door talloze maatschappelijke organisaties, de scholen. Zo fungeerde het gezin als de kern of hoeksteen van de samenleving. En het is nog maar de vraag of we in onze tijd nog kunnen volhouden dat het gezin deze functie nog heeft. Want worden er in de gezinnen nog wel wetten gesteld? Is er in de samenleving nog sprake van een zorgfunctie en door wie worden normen en waarden overgedragen? Pim Fortuyn stelt dat door de anti-autoritaire stroming in de jaren zestig en zeventig het gezag op ieder gebied is onderuit gehaald. Hierdoor zijn ook de verhoudingen aangetast binnen het gezin en op school. En dat zijn nu uitgerekend de twee belangrijkste kweekbodems voor maatschappelijk gedrag. Fortuyn pleit voor de rehabilitatie van het klassieke gezin. Dat is namelijk ook in het belang van de samenleving. We moeten niet constateren dat dit een nostalgisch ideaal is, maar veelmeer zoeken naar een manier om aan die opdracht gestalte te geven. Ook als dat ons -financiële- offers kost.
Een vaderloze samenleving
De emancipatie kwam op. We komen de term al tegen bij de Romeinen. Wanneer de jonge Romein een bepaalde leeftijd had bereikt, dan stond hij niet meer onder het gezag van zijn vader. Neen, hij was ontvoogd oftewel geëmancipeerd. Het duidt dus een bepaalde zelfstandigheid aan. In de jaren zestig hield de term emancipatie ook in 'bevrijding van knellende banden'. Dit betrof met name de vrouw. Zij moest verlost worden van het juk van de man. Vandaar dat twee punten in het emancipatiestreven heel belangrijk waren:
- in een huwelijk heeft een vrouw dezelfde rechten als de man;
- de vrouw moet zich bevrijden van God en Zijn wetten om zo te kunnen doen waar zij zelf zin in heeft.
Er is dus sprake van een totaal nieuwe opvatting. Binnen het gezin is er sprake van een tendens naar gelijkheid. Gelijkheid tussen man en vrouw, maar ook gelijkheid tussen ouders en kinderen. Het gezag, zo meent men, behoort tot de verantwoordelijkheid van het gehele gezin. Met andere woorden: ieder lid van het gezin heeft principieel de mogelijkheid drager van het gezag te worden. De plaats van de vader wordt in deze situatie steeds kleiner. Bijbels gezien houdt het vaderschap o.a. in: met gezag spreken, rechtvaardigheid betrachten, toornen over zonde, een luisterend oor hebben, geduldig zijn, veiligheid bieden, verzorgen en vergeven.
In heel veel gevallen verdwijnt déze vader. De nieuwe vader moet naast zijn kind staan en een vriend van zijn kind zijn. Het klinkt heel mooi. Maar in de praktijk blijkt dat de distantie tussen vader en kinderen op het ogenblik heel groot is. Vaders besteden relatief weinig tijd aan hun kinderen. Ook in christelijke gezinnen. Laten we niet vergeten dat de situatie op de werkvloer steeds ingewikkelder wordt. Er wordt heel wat gevraagd als je je werk doet naar beste kunnen. Daarboven komt nog dat er ook bij mannen een prestatiedrang waar te nemen is, die er niet om liegt. Wat is er bitter weinig overgebleven van de vader zoals Job.
Bovendien wordt er op allerlei gebied een beroep gedaan op mannen. We denken aan kerkeraden, besturen en noem maar op. Inderdaad, dit werk moet ook gebeuren. Maar het is wel de vraag of mannen een zorgvuldige afweging maken en het welzijn van het gezin zwaar laten wegen. Soms schijnt het dat de uithuizigheid van de man meer een vlucht is, dan een zich bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid. We leven in een vaderloze samenleving. Een samenleving waarin de vader vaak niet thuis is. Een samenleving waarin het gezag steeds meer ontbreekt. En dat heeft een negatieve invloed op onze jeugd.
Bovendien constateren we dat er geen moeder in het gezin staat, die het symbolische vaderschap vervult. Ik denk hierbij aan de overdracht van normen en waarden. De moeder is immers ook verdwenen. Moeder is ook aan het werk. Zij heeft een goede opleiding genoten en blijft werken. Soms wordt ervan uitgegaan dat een goede opleiding er de oorzaak van is dat vrouwen blijven werken. Toch is dat niet zo. Op allerlei manieren moest er een beroep op vrouwen gedaan worden om ervoor te zorgen dat ze financieel onafhankelijk zouden zijn. Het zat als het ware in de lucht. Het is geen oplossing meisjes genoegen te laten nemen met een mindere opleiding. Het onderwijs had en heeft grote prioriteit. Scholing van jongens en meisjes, daar komt het op aan.
Op zich is dat een goede zaak. Het is een opdracht om te woekeren met onze gaven en talenten; om onze verstandelijke vermogens te ontwikkelen. Alleen vraagt dat van ons om ook in dit opzicht bijbels te handelen. En daar zit het probleem. We zijn meegegaan met het economisch denken. Ook al beweren we te willen leven naar Gods geboden, dan is het toch goed bij onszelf na te gaan wat voor ons de drijfveer is om te gaan werken als we óók de zorg voor een gezin hebben.
Er zijn misschien omstandigheden die het ons verplichten een baan te zoeken voor een hele week of een gedeelte daarvan. Er kan sprake zijn van werkloosheid of invaliditeit van de man. In dat geval kan het voor beiden en ook voor het gezin goed zijn dat de vrouw buitenshuis werkt. Maar we moeten van uitzonderingen geen regel maken. In het onderwijs kunnen ze geen principiële krachten vinden. Dus... Of: in de verpleeghuizen en bejaardenoorden is een groot gebrek aan personeel. Dus...
Vaak is het gerechtvaardigd dat moeders werken. Het onderwijs en de verpleging zijn daarvan goede voorbeelden. Maar... wat te denken van die vrouwen die alleen op zaterdag en zondag werken? Werken der barmhartigheid moeten ook op zondag gebeuren. Maar als je je als vrouw alleen beschikbaar stelt voor de avonden en voor de zondag, hoe moet het dan met bijv. de bijeenkomsten die in de gemeente op doordeweekse avonden worden gehouden? En hoe zit het met het bezoeken van een kerkdienst als we op zondag werken?
Laten we eerlijk zijn. Een dubbel inkomen is voor velen een middel om te komen tot een tweede auto, een goede vakantie en een comfortabel huis. En dat is heel wat. Maar laten we bedenken dat we persoonlijk verantwoordelijk zijn tegenover de Heere. De mens is - zeker in dit opzicht - het zicht op God kwijtgeraakt en houdt dus ook geen rekening meer met Zijn inzettingen, die heilzaam zijn voor zowel het individu als voor de gehele samenleving. De individuele mens wordt de maatstaf van het handelen en dit leidt tot een Umwertung aller Werte.
De individualisering heeft ingrijpende gevolgen voor met name jonge mensen: toenemende criminaliteit, onveiligheid op straat en toenemende eenzaamheid. En wat zien we in de levens van volwassenen? Toenemende spanningen tussen echtgenoten en een groeiend aantal gebroken huwelijken.
Wanneer aan God en aan Zijn Woord elk gezag wordt ontnomen, dan worden alle waarden opnieuw geijkt. Dat geldt ook voor zaken als huwelijk en gezin: God schiep man en vrouw, verschillend van aanleg en gaven, zodat zij elkaar konden helpen en bijstaan en opdat uit hen een menselijk geslacht zou voortkomen. Hoe goed was het begin. Maar in onze maatschappij heeft niet God, de Schepper van hemel en aarde, het voor het zeggen, maar de god van het geld. Consumeren is een way of life geworden. Kenmerkend voor consumenten is dat zij autonoom en op zichzelf gericht zijn. We zijn met z'n allen marktgericht gaan denken. Elk levensterrein wordt gezien als een markt. Zelfs het terrein van ouders en kinderen wordt langzamerhand beheerst door de categorieën van nut en waarde.
Het denken in termen van economie en management heeft zijn intrede gedaan in het verband van het gezin. En dat is goed te merken. Jonge vrouwen, we hebben dat al genoemd, combineren steeds meer werk en gezin. Denk nog eens even aan de definitie van het huwelijk: God schiep man en vrouw, verschillend van aanleg en gaven, zodat zij elkaar konden helpen en bijstaan en opdat uit hen een menselijk geslacht zou voortkomen. In dit verband wijzen we op een ander aspect. In Elseviers Weekblad van september stond dat het stichten van een gezin wordt uitgesteld. De gemiddelde leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt is gemiddeld 28 jaar. In dit artikel worden verschillende motieven genoemd. Zo is het betrekkelijk eenvoudig in onze tijd een zwangerschap te voorkomen. Bovendien, zo stelt men, ontbreken stabiele, betrouwbare partners. En als derde komen aan bod de studiemogelijkheden voor vrouwen.
Ambitie en carrièrekansen zijn redenen om het krijgen van kinderen uit te stellen of zelfs helemaal af te zien van het stichten van een gezin. Daar komt nog bij dat er een gebrek is aan kinderopvang. Maar ook is het zo dat velen er moeite mee hebben om ten behoeve van kinderen minder te gaan werken en dus ook minder te gaan verdienen, minder invloed op de werkvloer te hebben en minder carrièrekansen te maken. Kinderen vragen offers die haaks staan op de ontplooiing van eigen autonomie.
Als je dit alles overweegt is de conclusie van het stuk heel begrijpelijk. Je moet als vrouw in deze tijd psychisch en emotioneel sterk in je schoenen staan om de de sprong in het duister te wagen. Want dat is het moederschap in veel opzichten geworden. Anders dan vroeger, toen iedereen een gezin had en de rolverdeling tussen mannen en vrouwen thuis en in de samenleving nog overzichtelijk was, betekent kinderen krijgen nu het betreden van een volstrekt onbekende wereld waarin geen duidelijke regels en rolpatronen meer bestaan. Alsof je een oerwoud wordt ingestuurd zonder stafkaart, maar met de zekerheid dat een hoop wilde dieren je pad zullen kruisen. Angst voor het onbekende speelt bij veel vrouwen die gewend zijn het leven naar hun hand te zetten, een belangrijke rol in het twijfelen en uitstellen.
Al met al goede redenen om het krijgen van kinderen uit te stellen tot de jonge vrouw haar eigentijdse uitzet bij elkaar heeft: een goede opleiding, een aardige baan, een leuke welwillende man en voldoende lef en zelfvertrouwen. Is aan die voorwaarde voldaan zo rond het 28e levensjaar, dan is er geen vuiltje aan de lucht. De mammon eist zijn tol van gezinnen. Deze economische factor mag niet worden onderschat. Eigendom en arbeid worden van groot belang geacht voor de status en de mogelijkheden van mensen. Zij worden in onze samenleving dikwijls ingedeeld naar geld en prestatie.
In het streven naar hogere posities worden ouders en kinderen meegenomen. De vrouw heeft in de laatste jaren meer maatschappelijke mogelijkheden gekregen. De uitvinding van allerlei technische apparaten maken het huishoudelijk werk aanzienlijk minder arbeidsintensief. Een huisvrouw is niet een sloofje dat spruitjes klaarmaakt aan het aanrecht. Neen, het 'runnen van een gezin' vraagt heel wat. Het is een kwestie van organiseren, schoonhouden, boekhouden, opvoeden enz. In feite is het de supervisie voeren over een miniatuur-onderneming. Daar is beslist niets minderwaardigs aan. Veel vrouwen hebben een hoger opleidingsniveau dan vroeger. Met andere woorden, we hebben te maken met twee belangrijke feiten: een vrouw heeft veelal een hoger opleidingsniveau en door allerlei omstandigheden heeft zij meer vrije tijd.
Hoe gaan wij hiermee nu om?
Met nadruk mogen we vandaag stellen: de eerste verantwoordelijkheid ligt binnen het gezin. Tenzij - door omstandigheden - de man geen kostwinner kan zijn. En hoewel het huishoudelijk werk an sich minder inspanning vraagt, besef toch goed dat het schoonhouden van het huis niet het enige is. Het gaat erom dat kinderen opgevoed worden. In de ruime zin van het woord. Maar ook de geloofsopvoeding moet hier zeker bij betrokken worden. In een tijdschrift stond het zo: Geloof niet in het uurtje kwaliteitsopvoeding aan het eind van de middag, als je beiden moe uit je werk komt. In de onrustige tijd waarin wij leven, hebben wij ervoor te zorgen dat ons huis een thuis is. Een thuishaven, waarin ruimte is voor het bieden van veiligheid, beslotenheid, gezelligheid en waar op zijn tijd ook oprechtheid ervaren wordt.
Als aan deze voorwaarden niet is voldaan, dan lijkt ons gezin op een duiventil, waar ieder binnenkomt en weer uitfladdert. Of het vertoont trekken van een logeeradres, waar een gelegenheid is om te eten, te drinken en te slapen. Maar waar tegelijkertijd het wezen ontbreekt. En dat is de koesterende functie. Deze functie van het gezin wordt minder. Aan moeders worden steeds meer en hogere eisen gesteld. In de gedepersonaliseerde wereld moet het gezin een plek zijn waar een mens zichzelf kan zijn. Een oase, een private schuilplaats. Zo heeft de Heere het ook bedoeld.
Leggen we daarnaast de huidige situatie, dan zien we dat het gezin vaak meer een uitlaatklep van stress en een bliksemafleider van emotionele spanningen en frustraties is. Met andere woorden: de koesteringsfunctie van het gezin is in een crisis terechtgekomen. Het model van het gezin als een veilige haven in een harteloze wereld is niet langer te handhaven. Gezinsleden zijn in hun activiteiten op verschillend vlak minder op elkaar aangewezen. Hun leefwereld is enorm uitgedijd. Thuis hebben ze meer ruimte en mogelijkheden gekregen voor individualistische activiteiten. Denk aan de computer. Economisch zijn ze minder afhankelijk van elkaar. De welvaart, de beschikbare vrije tijd en de mobiliteit geven de mogelijkheid meer activiteiten buiten het gezin te ontplooien. School- en werktijden zijn onregelmatig. Dat houdt in dat de gezinsleden zelden gelijk thuis zijn. Toch hebben zij het nodig een luisterend oor te vinden. Te ervaren dat er op je gewacht wordt.
De man heeft op het werk een strijd om te overleven, het kind heeft te maken met de eisen van de school, terwijl veelal de moeder verantwoordelijk is voor het in goede banen leiden van veeleisende gezinsactiviteiten. Wij denken daarbij ook aan het deelnemen van de kinderen aan activiteiten van de kerk en van de sportvereniging. Als zij daarnaast nog een werkkring heeft, is het niet verwonderlijk dat de druk (te) hoog wordt. Hoe mooi het combineren van een baan en het runnen van een gezin ook wordt voorgesteld, uit diverse onderzoeken is gebleken dat mannen weinig taken in het huishouden van de vrouw overnemen. In het blad 'Verkenningen 1994' schrijft het Planbureau: 'Veel huishoudelijk werk is nog steeds vrouwenwerk'. Ook als de vrouw een baan erbij heeft. Het is niet de bedoeling dat de vrouw met een dubbele taak opgezadeld wordt. Neen, het is niet de bedoeling, maar het gebeurt wel.
De traditionele vrouwelijke rol van de moeder komt in het gedrang. De vrouw in 1995 is niet meer vanzelf de opvoedster van het kind, ook niet van het jonge kind. Naast haar is dat in sommige gevallen de vader en iets vaker de crèche en de school. Het lijkt alsof de vrouw alles perfect heeft geregeld. Nadat zij een kind heeft gekregen en het zwangerschapsverlof is afgelopen, gaat zij weer aan het werk. Haar kind toevertrouwend aan, ja aan wie? Wel leven kinderen op deze manier het grootste gedeelte van de dag met surrogaat-moeders.
Een in 1980 naar het Westen gevluchte Roemeense vrouw vond het meest opvallende in het Westen dat de moeders met het argument van de emancipatie aan het arbeidsproces buitenshuis wilden gaan deelnemen. In haar geboorteland wilden de moeders met hetzelfde argument vrij worden van de plicht en de dwang van de overheid om aan het produktieproces deel te nemen. Emancipatie van de vrouw betekende voor haar precies het omgekeerde van wat men er bij ons onder verstaat. Ze zei emancipatie van de vrouw voor te staan om juist in vrijheid haar eigen kinderen te mogen opvoeden. Emancipatie als economische verzelfstandiging wees zij vanwege de ontsporingen van de staatsopvoeding en vanwege het verlies voor het gezin volledig van de hand.
Emancipatie, uitgelegd in de zin dat er voor vrouwen meer ruimte is om in allerlei verbanden plaats te nemen is niet negatief. Het is een principiële beslissing als een vrouw, uitgaand van één salaris, zich inzet voor het gezin. Daarbij komt ook nog dat zij in dat geval tijd heeft voor bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Dat werk wordt in onze tijd ondergewaardeerd. Hoe kan dat? De meeste vrouwen in onze gemeenten hebben openbare belijdenis van het geloof afgelegd. Ze hebben 'ja' gezegd op de vraag of zij zich wilden inzetten voor de uitbreiding van het koninkrijk van God en de opbouw van de christelijke gemeente. Daar moet ruimte voor zijn.
De overheid echter treedt in deze veranderende situatie meer dan eens dwingend op. En dat is verkeerd. Juist voor mensen die naar Gods Woord willen leven, is het van uitermate groot belang dat er de ruimte blijft om zelf de kinderen op te voeden. Emancipatie onder dwang van de overheid verwordt tot individualisering. De gevolgen hiervan zijn al heel goed merkbaar.
Zonder te moraliseren kan worden gesteld dat het onderbrengen van kinderen in een crèche ingrijpende gevolgen moet hebben voor de vroege socialisatie van het kind. Kinderen zijn als ze jong zijn onzeker en willen bij hun eerste stappen in hun leven, bij het eerste losmaken om individu te worden, de veiligheid van een vaste omgeving. Die omgeving bestaat in eerste instantie uit vader, moeder, broertjes en zusjes. Vader en moeder zijn de rots in de branding. Naarmate het kind daar zekerder van kan zijn, zal het met meer durf en energie zijn speurtocht naar de buitenwereld, naar het leven zelf, doorzetten. Het kind wordt als het ware rijker naarmate ouders in hun aanwezigheid en optreden een zekerder factor zijn.
De criminoloog — professor Hoefnagels — en hij is echt niet de eerste de beste, heeft forse kritiek geuit op het feit dat vele kinderen een groot deel van de week in een crèche worden ondergebracht, omdat beide ouders een werkkring hebben of aan een carrière bouwen. Kinderen, die zo veel dagen per week als een fiets worden gestald, worden, zo stelt hij, affectief verwaarloosd. Met andere woorden: ze komen warmte en liefde tekort. Hierdoor lopen ze een grote kans om op latere leeftijd in een crimineel circuit terecht te komen, want de eerste vijf levensjaren zouden beslissend zijn voor de juiste integratie van een kind in de maatschappij. En dit probleem is niet op te lossen door het kind in een reformatorische crèche onder te brengen.
Eigenlijk is hier sprake van een vicieuze cirkel. En... ieder voelt zich machteloos. Nog moeilijker wordt het naarmate de samenleving zowel de vader als de moeder in haar greep heeft. Het geheel van factoren is er de oorzaak van dat het gezinsleven een onrustig beeld vertoont.
Opgroeien in een goed gezin geeft een kind een startkapitaal voor de rest van zijn leven. Een directe aanslag op de koesterende functie van het gezin is de materialistische geest. Deze kille atmosfeer werkt door in de sfeer birmen het gezin. Het is de geest van het marktprincipe, van nut en rendement, van onderhandelen en zelfontplooiing, van directe bevrediging van behoeften, van autonomie en zelfverwerkelijking. Het post-moderne gezin vertoont het beeld van een miniatuursamenleving, waarin elk kind zijn eigen kamer heeft en voldoende economische middelen om zich te behelpen, terwijl het kijken naar de tv en het luisteren naar een cd de lacunes aan echt persoonlijk contact moet opvullen.
Want lacunes vallen er. Zeker als beide ouders fulltime werken. Dan is er een leven onder de druk van de tijd. Veelal geen gezamenlijke maaltijden. Geen tijd om te luisteren naar elkaar. Dus ook geen gelegenheid om dingen, die je bezighouden en die je niet van je af kunt zetten, met elkaar te bespreken. Het is funest als we niet ons hart kunnen luchten wanneer er moeilijkheden zijn op het werk of als er bijvoorbeeld werkloosheid dreigt. Mensen kunnen niet meer praten met elkaar. Het voeren van een gesprek wordt steeds moeilijker. We leren dat af en kunnen dat niet doen op bevel op zondag na kerktijd. Ook op zondag worden onze gezinnen steeds meer uit elkaar gerukt. Ook de kerk maakt zich schuldig aan het organiseren van diverse activiteiten tot op de zondag toe.
Aan het einde van de twintigste eeuw slokt de individualiteit de geborgenheid en dienstbaarheid aan elkaar op. De gevolgen voor het gezin zijn groot. Door deze crisis gaat een belangrijke voorwaarde voor het kind ontbreken om te komen tot de realisering van zijn mens-zijn, geschapen om te leven tot Gods eer.
Naast de koesteringsfunctie bestaat er een opvoedingsfunctie van het gezin. De opvoeding wordt vanaf de jaren zestig geringer. Let wel, we kunnen niet zeggen dat het opvoeden in onze cultuur aan het verdwijnen is, maar het wordt een onderstroom. De emancipatie in het algemeen en de daarop geënte individualisering in het bijzonder heeft de positie van het gezin en die van de vaders en moeders op zorgwekkende wijze aangetast.
Ouders houden weinig rekening met de kinderen met wie zij samenleven. Dat betekent niet dat zij nooit aan hun kinderen denken. Maar wel op een verkeerde manier. Door ze bijv. te verwennen met grote cadeaus om toch enigermate aan het gevoel van tekort te schieten als ouders te ontkomen. Daarbij wordt de houding ten opzichte van kinderen niet geplaatst in een toekomstperspectief, dat ons kinderen laat zien als de komende generatie waarvoor de huidige generatie verantwoordelijk is, maar wordt deze houding bepaald door de ideologie van de autonomie en de zelfontplooiing.
We zijn ver van de vraag vandaan wat God bedoeld heeft met het ware menszijn. Alleen door Zijn normen te gehoorzamen wordt de ethische dimensie van het gezin geëerbiedigd. De crisis in deze ethische dimensie van de verhouding tussen ouders en kinderen is ten diepste een geestelijke crisis. Wie de ontplooiing van de mens, hetzij man, hetzij vrouw, zo centraal stelt als op het ogenblik gebeurt, moet zich bedenken dat dat streven indruist tegen de ordening van God. Lezen we niet dat het grote gebod van Christus is: 'Gij zult de Heere uw God liefhebben en uw naaste als uzelf'. Onze naaste liefhebben, zorg dragen voor de zwakke. Is daar nog tijd voor? Verantwoordelijk zijn voor kinderen, ouderen, zieken en gehandicapten? Ben ik mijns broeders hoeder? Die vraag is een kenmerkt van de ontplooiing van het individu.
Er is geen ruimte meer voor zaken en mensen, die deze ontplooiing in de weg staan. Geen ruimte voor ongewenste kinderen: abortus is, zo zegt men, een redelijk alternatief; geen ruimte voor oude, zwakbegaafde en gehandicapte mensen: de kwaliteit van hun leven is zo gering en de kosten zijn hoog; wat dacht u van euthanasie?
Gods ordening in de schepping wordt door de mens bruut terzijde geschoven. Luther heeft eens een preek gehouden over gelijk loon. Hij beriep zich daarbij op Gods ordening in de schepping. Ook stelde hij dat reeds met de schepping gegeven is het onderscheid tussen man en vrouw. En dat een zekere gezagsstructuur niet kan worden ontkend. Hij had ieders welzijn daarmee op het oog. Steeds herhaalde hij dat de aanvaarding van deze door God gestelde orde en het leven en werken daarin, een gerust en vrolijk leven geeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 november 1995
Driestar bundels | 148 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 november 1995
Driestar bundels | 148 Pagina's