Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terugtrekken of erop uit trekken?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terugtrekken of erop uit trekken?

Evangelisatie in een tijd van afnemend christendom

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om te beginnen eerst een verhaal.
Aan een gevaarlijke kust waar regelmatig schepen vergingen, stond lang geleden een primitieve kleine reddingspost. Het gebouwtje was niet meer dan een hut en er was één boot. Maar de toegewijde leden, die de reddingsploeg vormden, waren altijd op hun post en zonder zich om hun eigen leven te bekommeren, trokken ze er dag en nacht op uit om onvermoeid te zoeken naar de vermisten.

Vele mensenlevens werden door deze kleine reddingspost gered, en ze werd daardoor beroemd. Sommigen die gered waren en verschillende anderen die in de omgeving woonden, wilden op één of andere manier met de post verbonden zijn en het reddingswerk met hun tijd, geld en moeite steunen. Er werden nieuwe boten gekocht en nieuwe bemanningen opgeleid. De kleine reddingspost werd groter en groter. Sommige nieuwe leden ging het ter harte, dat het gebouwtje zo primitief en armoedig uitgerust was. Ze vonden dat er een meer comfortabel gebouw moest komen waar drenkelingen konden worden opgevangen. Dus vervingen ze de houten kribben door echte bedden, vergrootten het gebouw en plaatsten er betere meubels in.

Nu werd de reddingspost een populaire vergaderplaats voor haar leden. Omdat ze het als een soort clubgebouw gingen gebruiken, werd het gebouwtje steeds keuriger opgeknapt en luxueuzer gemeubileerd. Niet langer waren alle leden nog geïnteresseerd in het eigenlijke reddingswerk en in staat of bereid om er zelf met de reddingsboten op uit te trekken. Dus namen zij bemanningen in dienst om voor hen dit werk te doen. Het motief van het reddingswerk overheerste nog steeds in de versiering van het clubgebouw. En in de kamer, waarin de nieuwe leden van de club plechtig werden geïnstalleerd, stond symbolisch een reddingsboot opgesteld.

Rond deze tijd gebeurde het dat een groot schip bij de kust verging. Het in dienst genomen reddingspersoneel bracht scheepsladingen vol koude, natte en half verdronken schipbreukelingen het clubgebouw binnen. Ze waren vuil en ziek en de prachtige nieuwe club veranderde in een chaos. Daarom besloot het bestuur onmiddellijk naast het clubgebouw een opvangcentrum te bouwen, waar de schipbreukelingen voortaan eerst konden worden opgeknapt, voordat ze werkelijk binnenkwamen. Maar bij de volgende algemene vergadering viel de club in twee partijen uiteen. De meeste leden wilden met het reddingswerk stoppen, omdat het maar onprettig was en erg hinderlijk voor het normale clubleven. Sommige leden hielden aan het reddingswerk vast als hun eerste doel en ze wezen erop dat de club nog steeds een reddingspost heette. Maar toen het uiteindelijk op stemmen aankwam, bleek de laatste groep in de minderheid te zijn en ze kreeg te horen dat ze maar een eigen reddingspost moest beginnen als ze dat werk nog steeds wilde voortzetten. Dat deed ze dan ook, een eindje verderop aan dezelfde kust.

Toen de jaren verstreken, gebeurde er met deze nieuwe reddingspost hetzelfde wat er met de oude was gebeurd. Ze ontwikkelde zich tot een club en er werd wéér een andere post gesticht. De geschiedenis bleef zich herhalen. En als je vandaag de dag aan die kust een bezoek brengt, dan zul je er een aantal exclusieve clubs aantreffen. Schipbreuken komen nog veel voor in die omstreken, maar de meeste schipbreukelingen moeten zichzelf zien te redden.' Als wij vandaag nadenken over de teruggang van het christendom in onze westerse cultuur, dan moeten we om te beginnen onszelf afvragen in hoeverre wij als kerken daar zelf niet mede de oorzaak van zijn. Het verhaal dat ik zojuist vertelde zou zo bitter niet zijn, als het niet de werkelijkheid was waarvoor we ons diep moeten schamen. Het eigenlijke werk waartoe we geroepen zijn, hebben we overgelaten aan anderen. Vaak aan groepen en bewegingen buiten de kerk. Aan het Leger des Heils, aan allerlei stichtingen en verenigingen. Die mochten het zware werk en het vuile werk opknappen. En vooral buiten de deur blijven. Terwijl de opdracht om te getuigen van Gods reddende genade juist aan de kerk gegeven is. Gij zult mijn getuigen zijn, zegt Jezus. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook ü.

Moeten we ons er ook niet voor schamen dat wij onze kerken zo ontoegankelijk gemaakt hebben? Dat ze het clubgebouw zijn voor de leden van de eigen club. En dat iedere buitenstaander automatisch het gevoel krijgt: daar hoor ik niet; mensen van mijn soort zijn daar niet welkom; ik voel me daar niet op mijn gemak en ik ben kennelijk ook een ordeverstoorder als ik daar binnenstap ... Private members only!

' Parabel van Th.O. Wedel, The Ecumenical Review, 1953

Over de schuld die wij hebben als kerken wil ik nu maar niet teveel meer zeggen. Want er is ook een andere kant aan de medaille. En die is dat er, ondanks al onze kerkelijke tekortkomingen, vandaag ook enorme uitdagingen bestaan. En dat er volop kansen zijn om het Woord van God door te geven in deze wereld. Want het gekke is dat ondanks de teruggang van de kerk en het christelijk geloof er wel degelijk een nieuwe belangstelling bestaat voor alles wat met geloof te maken heeft. En iedereen die wel eens heeft meegedaan met evangelisatiewerk weet hoe schokkend het is aan de ene kant dat mensen helemaal niets meer weten van de Bijbel. En hoeveel kinderen en jongeren er zijn die de figuren uit de Bijbel niet meer kermen en die, als zij voor het eerst de namen zien van Delila of David, die prompt op zijn Engels uitspreken. Dat is de ene kant: de schok van de totale vervreemding. Maar de andere kant is dat er ook door de kaalslag van de secularisatie heen, een gelegenheid is ontstaan om heel open de dingen van de Bijbel weer van voren af aan, als nieuw, alsof ze voor het eerst gezegd worden, weer door te geven.

Het is verrassend om te zien hoeveel buitenkerkelijke mensen belangstelling tonen voor cursussen die wij aanbieden. Dat is een nieuwe trend aan het worden. Je nodigt mensen uit om bijv. te komen op de oriëntatiecursus Christelijk geloof - die in een clubhuis of in een schoolgebouw gehouden wordt, naast een naaicursus, een cursus bloemschikken of Frans op vakantie ... Een oriëntatiecursus: waar gaat het om in het christelijk geloof, hoe is de Bijbel ontstaan, hoe zit die in elkaar, wat is de betekenis van het kruis, wat betekent Pasen ... Voor ons gesneden koek. Maar voor anderen is het alsof er een wereld voor ze open gaat. In een nieuwbouwwijk in Amersfoort is deze cursus een paar j aar geleden begonnen - en de belangstelling was enorm. Het materiaal dat voor deze cursus is ontwikkeld door René van Loon is al heel wat keren herdrukt.

Dat is dus het gekke: er is sprake van een teruggang van het christendom en tegelijk is er een toenemende belangstelling voor. En het blijkt dat wanneer je echt wat te zeggen wilt hebben, je heel goed beslagen ten ijs moet komen. Dat de informatie die je aanbiedt niet alleen betrouwbaar moet zijn, maar ook aansprekend en begrijpelijk - en tegelijk ook diepgaand. Want daar wil men best moeite voor doen, om serieus na te denken. Met makkelijke praatjes en goedkope verhaaltjes kun je niet aankomen.

Daarom wil ik met jullie nadenken over de vraag: Hoe kurmen wij vandaag getuigen zijn van de ene Naam die onder de hemel aan de mensen gegeven is tot behoud? Dat is geen eenvoudige zaak. Je voelt al snel de verlegenheid bij je opkomen. Hoe moet ik het doen? Je voelt soms ook de weerstand bij je van binnen. Ik ben niet zo iemand die maar met het geloof te koop loopt en daar maar met iedereen over praat. Ja - het is ook maar de vraag of het ook zo móet natuurlijk. Of het alleen op woorden aankomt. En of je niet evengoed door je daden kunt getuigen. Een leesbare brief van Christus kunt zijn. Zeker. Toch zal het een keer gevraagd worden: Waaróm doe je dan zo? En dan zul je wel rekenschap moeten geven, als het goed is ook van de hoop die in je is.

Evangeliseren, hoe doe je dat? Ik moet altijd denken aan de vrouw van een Engelse dominee die het maar heel bedenkelijk vond dat haar man, die een voorganger was van een deftige stadsgemeente, steeds vóór de dienst op straat bleef staan voor de ingang van zijn kerk en alle mogelijke voorbijgangers aanklampte, ze een folder in de hand duwde en ze uitnodigde de kerk binnen te gaan. Hou daar toch mee op, zei ze, ik vind dat je jezelf zo verlaagt daarmee. Dat is jouw taak niet... Ze bleef daar maar over aan de gang. Op een gegeven moment zei hij: Oké, ik zal er mee stoppen, op één voorwaarde: als jij het dan één keer doet voor mij. Eén keer iemand aanspreekt en hem een folder geeft. En dat deed ze. Ze nam een folder mee en ging de metro in en stapte uit bij een heel druk station waar niemand haar zou herkennen. Ze ziet ergens in een hoekje een wat haveloze figuur, ze duwt hem de folder in handen en zegt: Leest u dit maar eens, het is een Woord van God. En tegelijk maakt ze dat ze wegkomt, want ze wil verder niks meer met die man te maken hebben. Maar die man springt overeind, rent haar achterna en roept: Mevrouw, mevrouw wacht, u bent een engel! En als de man haar zijn verhaal doet, krijgt ze te horen dat hij van plan was die dag een eind aan zijn leven te maken, tenzij God iemand naar hem toe zou sturen die hem zou helpen om tot andere gedachten te komen. Ja, sindsdien schaamt die mevrouw zich er niet meer voor om een getuige te zijn van de Naam van de Heere Jezus. En ze schaamt zich ook niet meer voor haar man die iedereen uitnodigt om binnen te komen. Ik wil maar zeggen, waag je er maar aan om het Brood des Levens door te geven aan een wereld in nood. Sluit je daar niet voor af. Want ook jij kunt gebruikt worden als een middel in Gods hand. En het wonderlijke is dat de Heere beloofd heeft dat in de ure waarin het nodig is. Hij je de woorden zal geven die je spreken moet.

Evangeliseren, hoe doe je dat? Laten we daar eens wat dieper over doordenken aan de hand van een paar bijbelgedeelten. Allereerst Handelingen 4 en daarna 1 Kor. 9. We lezen die gedeelten en ik maak daar een paar kanttekeningen bij.

Eerst Handelingen 4:12-13 en 29-31 (Petrus en Johannes voor het Sanhedrin). 'En de zaligheid is in geen Ander; want er is ook onder de hemel geen andere Naam die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden. Zij nu ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemend dat zij ongeleerde en eenvoudige mensen waren, verwonderden zich en kenden hen dat zij met Jezus geweest waren.

En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken; daarin dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de Naam van Uw heilig Kind Jezus. En als zij gebeden hadden, werd de plaats waarin zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het woord van God met vrijmoedigheid

Gecursiveerd is het woord vrijmoedigheid. Vaak is dat het woord waar het voor ons op vastzit als het om evangelisatie gaat. We zeggen: Je moet toch wel vrijmoedigheid hebben om te kunnen evangeliseren. Je kunt van Jehova's getuigen zeggen wat je wilt, zeggen we dan, maar ze doen het toch maar. Ze gaan dan toch overal de deuren maar langs.

Is dat het? Is dat wat de Bijbel bedoelt met vrijmoedigheid? Dat je de voet tussen de deur zet? Of dat je het eens even iemand goed durft te zeggen? De betekenis van het Griekse woord voor vrijmoedigheid duidt op iets anders. Het is niet zozeer iets wat je moet durven, maar wat je moet gebruiken. Het is namelijk het burgerrecht van iedere Griekse burger dat hij zijn vrijheid mag gebruiken om te spreken. Je krijgt als je er in de volksvergadering om vraagt de vrijheid om te spreken, want je hebt het recht daartoe. Je mag spreken. Het is dan wel zaak dat je in zo n vergadering wat zinnigs te zeggen hebt natuurlijk. De volksvergadering houdt zich niet bezig met geklets en onsamenhangende verhalen. Je moet wel iets zeggen dat steekhoudend is, dat beargumenteerd is.

En dat zien we Petrus en Johannes nu doen voor het Sanhedrin. Aanvankelijk verbood het Sanhedrin hun te spreken. En ze eisen dat de apostelen zullen blijven zwijgen. Maar dat kunnen ze niet. Wij kunnen niet nalaten te spreken van hetgeen wij gezien en gehoord hebben. Er is niemand die ons het zwijgen op kan leggen! Niemand op aarde heeft het recht om ons het spreken in de naam van Jezus te verbieden. Opvallend is dat wanneer de apostelen spreken, zij terzake kundig zijn. Zij houden maar niet één of ander onsamenhangend verhaal. Zij leggen de dingen uit, precies zoals ze zijn. Zij laten de mensen zien waar hun schuld ligt: Jullie hebben Jezus gekruisigd, Gods Gezalfde aan het kruis genageld! En dat deze man die kreupel was, hier gezond voor u staat, dat hij genezen is, dat kunnen wij u uitleggen. Dat komt door de Naam die boven alle naam is. In die Naam is er redding, van de zonde en van de gevolgen van de zonde. Ze zijn zeer terzake kundig! En ze verzwijgen niet wat het geheim is, waar het sinds Pasen en Pinkstem allemaal om draait. Er is een Naam onthuld - en die Naam mag niet weer opnieuw bedekt worden. Dat is dus vrijmoedigheid. Dat je maar niet ongevraagd zomaar een verhaal afsteekt. Of een uit het hoofd geleerd lesje opdreunt. Of maar zomaar wat gaat staan roepen. Maar datje in een concrete situatie, op een beslissend moment je stem laat horen, gebruik maakt van je vrijheid, je recht om te spreken - en het de mensen laat weten dat er maar één Naam is die ons kan behouden. En blijkbaar is dat de gave die God ons verleend heeft. Dat we mógen spreken. Dat we de Heere tekort doen als wij het niet doen. Wij moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Wij mogen niet zwijgen.

De gemeente die in Jeruzalem samenkomt, bidt daarom. Om nóg meer vrijmoedigheid. Dat wil zeggen: om nóg meer inzicht. In het verstaan en het vertolken van de Schriften, in wat God te zeggen heeft in déze situatie, op dit moment. Dat is ook een element dat wij sterk moeten benadrukken vandaag: het gebed van de gemeente. Het gemeenschappelijk gebed. Wat hebben we dat nodig. Want het inzicht in de Schriften hebben wij niet van onszelf. Het moet ons geschonken worden. Een steeds duidelijker en dieper verstaan van het levende Woord van God. Zodat er steeds weer woorden zullen opklinken die een ander licht werpen op de werkelijkheid waarin wij leven. Dat het Woord van God ook vandaag profetisch is. Scherp in de vermaning - en liefdevol in de vertroosting.

En als wij dan de rol van de gemeente en van het gebed van de gemeente benadrukken, dan valt daarmee ook op dat evangelisatie niet een zaak is van een paar enkelingen, van een paar enthousiaste mensen die daar moederziel alleen in bezig zijn - maar dat het een zaak van heel de gemeente is. Als een biddend thuisfront. De gemeente in Jeruzalem komt bijeen in gebed en verootmoediging. Nota bene die gemeente die nog maar zo kort tevoren de uitstorting van de Heilige Geest heeft meegemaakt. Ze staan alweer te bedelen. Ze houden alweer hun handen op. Ze heffen ze naar omhoog. Omdat ze beseffen dat ze het moeten hebben van wat hun gegeven wordt. Laten we dat dus goed onthouden, dat als het over evangelisatie gaat dat niet zonder gebed gaat. En dat dat een zaak van heel de gemeente is. Zodat allen vervuld worden met de Heilige Geest en allen het woord van God spreken met vrijmoedigheid. Dat komt dicht in de buurt van de opwekking waar ds. Harinck over spreekt vandaag.

Zojuist viel ook het woord vrijheid. Vrijmoedigheid heeft met vrijheid te maken. Dat je je niet laat weerhouden door wat mén denkt en wat mén zegt. Staan in de vrijheid- ook dat is eenbelangrijke voorwaarde voor evangelisatie. We kijken nu naar wat daarover gezegd wordt in 1 Kor. 9:19-23. Daar zegt de apostel Paulus het volgende:

'Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelf aan allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen. En ik ben voor de Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou; voor degenen die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde, opdat ik degenen die onder de wet zijn winnen zou. Voor degenen die zonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet zijnde (voor God nochtans niet zijnde zonder de wet, maar voor Christus onder de wet) opdat ik degenen die zonder de wet zijn winnen zou. Ik ben voor de zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou. Voor allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou. En dit doe ik omwille van het Evangelie, opdat ik het mede deelachtig zou worden.'

Het gaat hier om een merkwaardig soort vrijheid. De apostel beweegt zich zo vrij als een vogel. Overal waar hij komt, past hij zich aan bij de mensen die hij ontmoet. En tegelijk weet hij zich heel sterk gebonden aan wat hij doen en laten moet. Dat is een opmerkelijk soort vrijheid. Luther, de kerkhervormer, gaf daar ooit een definitie van: De vrijheid van een christenmens bestaat daarin dat hij ieders heer is en vrij van allen. En direct daar achteraan zegt Luther: De vrijheid van een christenmens is dat hij een slaaf is en aller dienaar. Zo vrij als een heer - zo dienstbaar als een knecht. Dat is de vrijheid van een christenmens.

Het geheim schuilt in de navolging van Christus. Hij, de Meester, heeft als een slaaf de voeten van Zijn discipelen gewassen. En Hij die de gestalte van een dienstknecht aangenomen had, werd verhoogd boven alle naam. Welnu, wie een discipel wordt van Christus, wordt in dat spoor meegetrokken. Aller voetveeg, het uitvaagsel van de wereld. En tegelijk, koningen en priesters die in Christus geheiligd zijn, met Hem verhoogd in de hemelse gewesten. Misschien klinkt het je allemaal erg verheven in de oren, maar dit is wel het signalement van de christen hier op aarde. Zondaren in zichzelf, heiligen in Christus. En kijk, als je daar nu van weet, dan sta je heel dicht bij mensen die het van dezelfde genade moeten hebben als jij en ik. En dan maakt het niet uit met wie je in aanraking komt. Of dat nu iemand is die heel vroom en nauwgezet leeft, of dat het iemand is die aan God noch gebod doet. Voor God maakt het geen verschil. Want allen hebben gezondigd en worden alleen behouden door genade.

En ik voel mij vrij, zegt Paulus, om met al die verschillende soorten mensen om te gaan. Ik kruip in hun huid. Ik probeer zo dicht mogelijk bij ze te komen. En samen met ze te ontdekken in welk opzicht ze nu verloren mensen zijn. Waarom die vrome Jood niet zonder Messias kan. Net zo goed als die heiden, die van het verbond met God niet weet en toch een Middelaar nodig heeft. En natuurlijk is het riskant om je zo op te stellen. Want Paulus loopt daarmee het risico dat sommigen hem zullen verwijten dat hij niet consequent is. Dat hij de ene keer die pet op zet. En de andere keer weer een andere. Dat hij zich de ene keer wel houdt aan de besnijdenis. En de andere keer niet. Wat zijn dat nu voor principes? Paulus komt daar eerlijk voor uit. Inderdaad, zegt hij. Als u daar moeite mee hebt, zal ik mij aanpassen. Dan zal ik de zwakken, die zo sterk zijn in hun principes, proberen geen aanstoot te geven. Maar erg wezenlijk zijn al die dingen voor mij niet. Ik acht alle dingen schade en drek, ze zijn voor mij vuilnis en afval, om de uitnemendheid van de kennis van Christus! Dat gaat alles te boven. Want het doel dat ik nastreef is: mensen winnen. Ik ben zo vrij dat ik mij aan allen dienstbaar heb gemaakt, opdat ik er meer zou winnen!

Er is dus sprake van een creatieve vrijheid. Een vrijheid die oog heeft voor de veelkleurigheid en veelzijdigheid van Gods schepping. Daarin dient zich een breed spectrum aan van variaties en mogelijkheden. In het evangelisatiewerk kun je niet zonder een flexibele en elastische houding. Ja, maar wacht eens even. Betekent het dat het missionaire doel alle middelen heiligt? Moet je zo te werk gaan in het evangelisatiewerk? Zeg maar hoe men het horen wil of doe maar zoals iedereen het hebben wil - want de hoofdzaak is toch uiteindelijk dat je ze wint ... Nee, het is niet een zaak van mensen naar de mond praten. Ook al moet je soms in je methoden en je aanpak heel ver gaan om mensen in hun situatie te kunnen bereiken. Maar wat je niet mag inleveren is de boodschap, de inhoud van het Evangelie. Bij Paulus is er geen sprake van een gevarieerd evangelie. De enige variant in het verhaal is hijzelf. Hij daalt af in het stof. Hij treedt voortdurend de leefwereld binnen van mensen die hij ontmoet, hij spreekt hun taal. En zoekt hun opvattingen en begrip van de dingen te verstaan. Maar hij brengt geen ander Evangelie. Eén Naam is onze hoop, één grond heeft Christus' kerk.

Opvallend is wat Paulus zegt aan het einde van dit bijbelgedeelte: En dit doe ik omwille van het Evangelie, opdat ik het mede deelachtig zou worden. Dat is vreemd. Wij zouden denken: Paulus is een bekeerde man. Hij is een geroepene en gezondene van Godswege. Moet hij het Evangelie nog deelachtig worden? Maar het is haast net als met de vrouw van die Engelse dominee: op het moment dat ze het Evangelie begon door te geven, toen zij zich moest inlaten met iemand die haar volstrekt vreemd was, op dat moment leerde ze pas écht de rijkdom en de diepte van het Evangelie kennen. Daarom kan Paulus ook schrijven in Romeinen 1: Ik schaam mij niet voor het Evangelie, want het is een kracht van God tot zaligheid ... Daar zit kracht achter, dünamis. Het heeft kracht in zichzelf en het wekt ook krachten óp, die wij van tevoren niet vermoed hadden. Nou, dat kun je dus allemaal mislopen wanneer het Woord van God gevangen blijft binnen de cirkel van ons eigen bestaan. Het Woord bewaren is een opdracht en een teken van waarachtige Godsvrucht. Zonder dat zal het gauw met ons gedaan zijn. En dan weten we niet meer waar we het van hebben moeten. Het Woord bewaren! Eruit leven en het binden op je hart. Maar tegelijk betekent het dat wij het niet mogen conserveren, het niet alleen voor onszelf mogen houden. Het gaat pas rijke vrucht dragen als het Woord van God als een zaad wordt uitgezaaid, over de akker. En de akker, zegt Jezus in de gelijkenis, is de wereld.

Ik doe dit omwille van het Evangelie, opdat ik het mede deelachtig zou worden. Denk daar goed aan. Ook als je straks voor de klas staat. Misschien wel op een school met onkerkelijke, allochtone kinderen. Strooi het zaad dan maar uit. En je zult merken dat je er ook zelf in gezegend wordt.

En niet alleen op de scholen van het basisonderwij s zal het Woord weerklinken. Ook aan de hogescholen en de universiteiten en in de politiek moet het weerklinken. Als een Woord dat relevant is voor deze tijd. Als het Woord dat mensen uitnodigt om het met God te wagen in hun leven. Maar ook als het Woord dat het leven van vandaag onder kritiek stelt. Want het oordeelt ons. Niet alleen straks. Ook nu al. Laten we wat dat betreft ook heel kritisch naar onszelf kijken. In hoeverre legt onze stijl van leven getuigenis af van Gods heiligheid en Gods majesteit? In hoeverre kunnen wij de toets van de kritiek doorstaan? In het boekje Adieu, mensen keren de kerk de rug toe verzucht iemand het volgende:

'Waar zijn christenen? Ik ken er geen. Wel ken ik mensen die naar de kerk gaan. Maar bij hen heb ik nog nooit iemand gezien die niet bezorgd was over wat hij eten of drinken zou of waarmee hij zich zou kleden. Die mensen uit mijn omgeving letten ook niet op raven en lelies, zanglijsters en elzenkatjes, op wormen en bacteriën, op torenvalken of brandnetels. Die christenen in mijn omgeving letten uitsluitend op schaalvergroting, loopstallen, voedersilo's, minimuminkomens, inruilwaarde, middenstandsdiploma's, loononderhandelingen en stijgende prijzen, richtprijzen voor biggen, hypotheekrente, inkomstenbelasting. Ze kijken naar misdaadprogramma's en amuseren zich daarmee...'

Gij geheel anders! Waarom zijn Amnesty International en Greenpeace geen christelijke organisaties? Waarom komen wij er na zoveel jaren achter dat wij ook iets moeten doen aan, om maar iets te noemen, het probleem van de daklozen en de thuislozen? Het Woord van God moet terugkeren in de werkelijkheid. In de harde en kille maatschappij, waarin zo velen hun ziel hebben verloren.

Langzamerhand gaan we voelen dat daar wel een prijskaartje aan hangt. Dat het getuigenis van Gods Naam en van Gods inzettingen een stukje lijden veroorzaakt. Nog maar een heel klein beetje, maar toch wel iets. Wanneer we protesteren tegen zeven dagen werk. Tegen winkels die zeven dagen in de week open moeten. Dat we geen slaven mogen worden van de productie. Maar erg uniek is ons protest ook weer niet, omdat ook de vakbonden van mening zijn dat er minder gewerkt moet worden. Toch is het een goed teken. Dat we voelen dat het Woord van God en de werkelijkheid waarin wij leven alles met elkaar te maken hebben.

De eerste christenen zouden nooit vervolgd zijn wanneer zij alleen een privé geloof zouden hebben gepredikt. Als kleine minderheid daagden zij de macht van Rome uit met hun belijdenis Jezus is Kurios. Hij is Heer en Meester. Hém aanbidden en vereren wij en niet de keizer. Vandaag moeten wij weer leren getuigen vanuit een positie van zwakte. Eeuwenlang heeft de kerk gepredikt vanuit een positie van macht. Het maakt groot verschil of je komt als de baas, of als een minderheid. Maar dat hoeft geen verlies te betekenen. Het kan ook winst zijn.

Het is dan wel zaak dat je weet in Wie je gelooft. Dat je het met zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus zegt: Dit is mijn enige troost, dat ik met lichaam en ziel niet het eigendom ben van mijzelf, maar van mijn getrouwe Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Het is deze belijdenis die de opstellers van de catechismus de kleine kinderen al vroeg in de mond gelegd hebben, opdat ze vrijmoedig en blijmoedig zouden opwassen in de kennis en de genade van de Heere Jezus Christus. En het is ook jullie taak om dat te doen. Ook al sta je er misschien helemaal alleen voor. Toch zal het iets nalaten. Het maakt indruk vandaag op mensen, op kinderen en op volwassenen, wanneer je vrijmoedig getuigenis geeft van de hoop die in je is. Het is nog altijd de meest succesvolle evangelisatiemethode. Die van het persoonlijk contact. Van mens tot mens. Van zondaar tot zondaar. Waardoor de ene bedelaar van de andere bedelaar te horen krijgt waar het Brood te krijgen is.

Tenslotte wil ik doorgeven wat ik geleerd heb van de Engelse theoloog John Stott, wiens boeken ik je overigens aanbeveel te lezen. De roeping om getuige van Christus te zijn, ligt volgens Stott al opgesloten in de Christologie, de leer die wij belijden aangaande Christus. Vanuit de heilsfeiten wijst Stott op de volgende missionaire aspecten:

- De vleeswording van het Woord is het model van de zending. Dat leert ons in te gaan in alle mogelijke en onmogelijke situaties en om te gaan met alle mogelijke en onmogelijke mensen. De incarnatie staat model voor de navolging.
- Het kruis is de prijs van de zending. Wie sterft met Christus zal vrucht dragen. De apostelen vonden het een eer smaad te moeten dragen omwille van de naam van Christus.
- De opstanding is de volmacht van de zending. Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u ... klinkt het op de Paasdag (Joh. 20).
- De verheerlijking is het motief voor de zending. Alle knie zal zich voor Hem buigen. Daar loopt het op uit. Dat geldt ook voor de aanhangers van het syncretisme en van andere godsdiensten.
- De uitstorting van de Heilige Geest is de kracht van de zending. Die Geest gekomen zijnde zal van Mij getuigen en gij zult ook getuigen. (Joh. 15:26,27).
- De wederkomst is de noodzaak van de zending. De zaak van de Koning heeft haast. Hij komt spoedig. Wanneer het Evangelie onder alle volken is verkondigd, zal het einde zijn.

'Christendom op de terugtocht?' is het thema voor deze bundel. Laten wij ons niet terugtrekken. Maar erop uit trekken. Werken zolang het dag is. En in alle fijngevoeligheid rekenschap geven van de hoop die in ons is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 december 1996

Driestar bundels | 148 Pagina's

Terugtrekken of erop uit trekken?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 december 1996

Driestar bundels | 148 Pagina's