Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dwingen rijmt niet op zingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dwingen rijmt niet op zingen

Over zang- en dwanglust bij Hollandse protestanten

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het zingen van Hollandse protestanten heb ik een paar noten op mijn zang, die ik hier graag noteren wil. Enkele coupletten wil ik u voorleggen. Een klein lied zal het worden en u moet zelf maar bezien of het een klaaglied of een loflied wordt. Maar allereerst een voorspel, om een beetje op de toonhoogte van het kerklied te komen.

Een (al te lang) voorspel

'De mens en het menselijk hart werden door God voor niets anders geschapen dan voor de vreugde, louter en alleen voor de vreugde.' Als Gerhard Tersteegen met dit woord gelijk heeft - en dat heeft hij, naar ik meen! - dan is er iets voor te zeggen de hymnologie het allerbelangrijkste thema van de theologie te noemen. Waar woont God? Op de lofzangen van zijn volk! (Ps.22:4). Daarom zal de kerk, niet anders dan de synagoge, een zingende gemeente zijn, een kring van lofprijzers, een schare van ja- en amen-zangers. Dat zingen doen we overigens niet alleen voor God, dat doen we ook voor onszelf. We doen het ook om ons eigen hart op de been te houden, dat wankelmoedige hart, die zo dikwijls vleugellam geslagen ziel. Niet voor niets luidt het advies van Barnard tegen zwaarmoedigheid: 'Zingen, veel zingen - en een dagboek bijhouden!' Wie graaft in oude notulenboeken van de kerk te Zeist, komt daar een onthullende opmerking tegen: 'Daar is nu de sekte der Hernhutters hier gekomen. God betere haar en geve haar in het hart om in stede van zoo gedurig te zingen toch eens wat meer te bidden.' Nota bene - alsof zingen niet dubbel bidden zou zijn! Hoeveel psalmen en gezangen zijn niet gebedsteksten! Waarom zou je als voorganger niet de gemeente oproepen en zeggen: 'Zingend bidden wij: O God, kom mijn geding beslechten, verlos mij van wie U versmaadt"! Is dat een gebed of niet soms? Hoeveel inniger, hoeveel uitbimdiger, hoeveel opstandiger, hoeveel geloviger zouden onze gebeden zijn wanneer wij met zulke woorden zouden bidden! Is het niet de Geest zelf Die in ons zucht, Die ons de woorden in het hart legt en over de lippen doet komen? Boven de speeltafel van het Müller-orgel in de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem staan de woorden: 'Non nisi mota cano' (Ik speel niet, tenzij ik word bewogen.). Zo drukt de Geest op de donkere en lichte toetsen van onze zielen. En hoor: wij zingen! Hij heeft mij doen herleven, mij in de mond gegeven een nieuw lied tot Zijn eer.
Er zit in dat zingend bidden ook iets van be-amen. Je stemt in, je stemt toe, je betuigt je instemming. Zingen, dat is: met algemene instemming het Evangelie dankbaar bevestigen. Prof.dr. A.A. van Ruler zei: 'De verkondiging is als een roltrap: die brengt je 'automatisch' op de hoogte van het heil. Maar je moet zelf over-stappen, toe-eigenen, instemmen. De prediking maakt niet automatisch zalig.' Mij dunkt, daar heb je het: in het kerklied is een kans het heil hoorbaar te beamen. In de meest sobere liturgie van de gereformeerde traditie is de gemeente, naar ik hopen mag, toch zeker een kwart van de tijd zingend actief, klinkend gelovig. Niet voor niets zijn wij protestanten en betuigen wij pro te zijn: voorstanders en voor-zangers, de geslachten van pelgrims die nog komen zullen vooruit.

Nu moeten wij natuurlijk niet doen alsof er in de kerk niets méér te beleven valt dan het lied. Daar is, Gode zij dank, ook de zachte muziek van fluiten en prestanten en cometten, al dan niet verenigd in dat koninklijke instrument dat orgel heet. En daar is bovendien: de stilte. Om te bidden heb je niet altijd woorden nodig. Toon Hermans mediteerde:

Ik wil niet komen bidden om te krijgen,
zoals een kind dat om een snoepje zeurt.
Ik wil hier stil wat zitten en wat zwijgen,
misschien dat er met mij dan iets gebeurt.

Ach, hoe arm is toch de mens die niet steeds opnieuw naar die stilten, naar die muziek, naar dat lied verlangt! Luther zei - en ik zal het maar niet vertalen ... -: 'Wer aber zu Musik kem Lust noch Liebe hat, dass muss wahrlich ein grover Klotz sein.' Wat zou die zingende Maarten schrikken als hij op zondag hier in Holland ter kerke zou gaan! Muziek en lied, het is bij ons toch allemaal maar zo'n beetje bijzaak, franje, buitenkant. Het gaat allemaal om de preek, het gaat allemaal om de dominee, het gaat allemaal om het gesproken woord. We zingen (ik heb het als kind werkelijk zo een keer door een voorganger horen zeggen!) 'ter verpozing van de aandacht'. Het lied mag er hooguit zijn als voorspel, als naspel, als treeplank aan de tram die prediking heet! Maar het is nog maar de vraag of God kan tronen op de preken van de dominees ...

Moet het dan allemaal professioneel worden? Moet het vakkundig gebeuren, beroepsmatig, technisch perfect? Als het kan: ja! Je nodigt op een bruiloft toch ook geen kind uit dat ternauwernood een paar noten spelen kan? Laat staan voor de heilige liturgie, de eredienst aan de Eeuwige van Israël! En dan de teksten: mogen die misschien alstublieft enig niveau hebben en niet bij elke regel doen vermoeden dat ene Nicolaas weer in aantocht is? En mag er misschien alstublieft een goed huwelijk zijn van tekst en toon, van woord en melodie? Er is al zoveel spanning in relaties, mag er dan in het kerklied misschien iets van harmonie zijn, iets van gelijktijdigheid in opgaan en neergaan van toon en tekst? De mantel van de wijs moet het liedkind staan. Anders slaan we al zingend met tangen op varkens.
Daarmee wil overigens niet gezegd zijn dat er geen amateur meer aan te pas zou mogen komen. Sterker: ik geloof dat alleen de ware liefhebbers de goede toonhoogte van het loflied kunnen vinden. Confessioneel en professioneel zijn broeders die samenwonen, maar ze zijn niet met elkaar getrouwd. Of is het eigenlijk vooral een centenkwestie? Zou het daarop vastzitten, bij ons, zunige Zeeuwen, krenterige Drenten en gierige Geldersen? Het salaris van een cantor- organist, ja, dat schijnen ze alleen in het buitenland te kunnen opbrengen. Misschien dichtte daarom
ds. M. Groenenberg in zijn bundel Groen bekeken schalks over de hemelse heerlijkheid:

Nu zingen wij de Heer,
bij citers en cymbalen
en zonder te betalen!
Geen organisten meer!

Nu zingen wij de Heer
met eng'len om ons heen,
die gratis dienst verlenen.
Wat willen wij nog meer?

Jazeker, dat moeten wij ons wel realiseren: er zal op de nieuwe aarde niet langer worden gepreekt. Er zullen uitsluitend zangdiensten zijn. En reken maar dat er ook een nieuw lied wordt ingestudeerd, een loflied voor het Lam. En reken maar dat er ook muziek zal zijn, op haren en snaren; al die instrumenten die in menige protestantse kerk in ons vaderland niet eens mee mogen doen ('al die flauwekul, daar houden we niet van ...'), die zullen er zijn en ze zullen er klinken ook, in hemel en op aarde. Ik wil met dit voorspel maar zeggen: Tersteegen heeft gelijk. Ons menselijk hart is geschapen louter en alleen voor de vreugde.

Nu moet ik zo langzamerhand toch wel komen tot het eerste couplet van mijn kerkenlied. Het voorafgaande was (niet 'slechts', maar toch nog alleen) voorspel. Een te lang voorspel, wellicht. Zoals zoveel voorspelen langer zijn dan de liederen die we zingen: waterhoofd-voorspelen, die je de lust om te gaan zingen langzaam maar zeker ontnemen. Moge het hier zo niet wezen ... Over zang- en dwanglust bij Hollandse protestanten, daarover wil ik een paar 'versjes' aanheffen. Drie coupletten en daarna nog een naspel, een finale. Drie plaatsnamen wil ik noemen in verband met zangdwang: Dordrecht, Den Haag en Doeveren. Driemaal een D: over rijmdwang gesproken ...

Het eerste couplet: dwang in Dordrecht

In Dordt is het verboden om gezangen te zingen. Nu kan het nog veel en veel gekker, dat moet eerst maar worden gezegd. Zwingli verbiedt de gemeente überhaupt te zingen. Er mag hooguit een soort spreekkoor zijn ... In Schaffhausen worden bovendien de orgelpijpen omgesmolten tot tinnen wijnkroezen. Der Klotz! Trouwens, in 1574 wordt in Dordrecht ook het orgelspel na de dienst verboden. Het is in strijd met 1 Korinthe 14:19: In de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong. Dan moet zo'n orgel met zoveel tongwerken zéker z'n mond houden! In 1578 moeten zelfs de orgels worden verwijderd, maar dat wordt door de magistraat verhinderd. Pas in 1636 worden ze weer in gebruik gesteld.
Intussen wordt het hoog tijd voor een goed woordje over de Reformatie. Mijnentwege mag het een loftrompet zijn! Want wat doet Calvijn? Om met Frits Mehrtens te spreken: hij stelt de chorus, de lofzingende gemeente weer op de voorgrond. Weg antifonen, weg responsies, weg solostemmen! In Geneve zingt de parochie! Een gemeente, die geen enkele psalmmelodie kent, leert in een tiental jaren alle psalmwijzen. En wij maar sip kijken als er eens iets ingestudeerd moet worden ... Overigens moet hierbij gezegd worden dat Calvijn wel zeer rigoureus te werk is gegaan, hymnologisch gesproken. Met Calvijn hebben we veel gewonnen: het Psalmboek, gezongen, integraal. Maar we hebben met Calvijn ook het een en ander verloren. Wie een beetje thuis is in de wereld van de Duitse kerkmuziek, weet wat ik bedoel. Wat zou er eigenlijk tegen zijn om die twee wat dichter tot elkaar te brengen: Luther en Calvijn, de dichter én de denker, de dikke Duitser en de frêle Fransman?

De Souterliedekens. In 1540 zijn ze er. Het Psalter, Psautier, Souter. Psalm 150 heeft een frivole melodie, die van het lied Die bmyt en wou niet te bedde. De melodieën geven aanstoot ... In 1566 geeft Petrus Datheen zijn psalmen uit. In 1568 worden ze in Wezel aanbevolen. Dat gebeurt ook in 1578 in Dordrecht op de Generale Synode. Voorzitter is de eerwaarde Petrus zelve ... Dat moesten ze nu eens verbieden, denk ik wel eens: dat de dichters zelf terechtkomen op de stoelen van hen die bepalen moeten welke liederen er gezongen zullen worden ... Zonder hun adviezen mag het niet, dat is waar, maar moeten nu echt de dichters zelf gaan stemmen over de vraag wie er tien en wie er dertig teksten leveren mag? Laat de dichters dichten zónder dit soort plichten! Op de synodevergadering van Middelburg in 1581 wordt beweerd dat de berijming van Marnix van St. Aldegonde beter is. Maar ja. Datheen is al ingeburgerd en de drukkers zijn bang voor een overschot. Daar komt bij: Marnix gebruikt 'Du' en 'dijn' en ... dat is niet te doen gebruikelijk. In 1619 zijn we opnieuw in Dordt. Alleen psalmen zullen gezongen worden, afgezien van enige gezangen. De enige buiten-bijbelse tekst die 'mag', is die van het Credo. Waarom zingen we die in onze dagen overigens zo weinig? Wat laten we, zelfs door Dordt bekort, een hand vol zangmogelijkheden liggen! Eventueel mag ook gezongen worden O Godt die onse Vader bist. Wie kent het nog? Toen ik een vacaturedienst in een Veluws dorp te leiden had, kwam de organist ontsteld naar me toe: 'Maar dominee, dat hebben we nog nooit gezongen. Wij zingen hier alleen maar 'Enige gezangen'!' De man wist niet dat het juist in dat bimdeltje te vinden is ... Al met al werd in Dordt de rest van de gezangen 'afgesteld'. Die andere gezangen werden blijkbaar wel gezongen ... al was in 1578 in Dordt besloten dat zulks niet gebeuren zou! Telkens opnieuw moeten de gemeenten gedwongen worden het gezangen-zingen te staken. Als onkruid komt de neiging daartoe steeds weer op. Of is 'onkruid' in dit verband niet het goede woord?

Dwingen rijmt niet op zingen. Dordt verbiedt. Wat ik niet begrijp is dit: Waarom mag er wel worden gepreekt? Waarom wordt de voorganger niet gedwongen zich te beperken tot de lezing van de Schrift? Als alleen het Woord van God gezongen mag worden, waarom dan ook niet alleen het Woord van God gesproken? Waarom niet alleen psalmgebeden in plaats van vrije gebeden of formulier-gebeden, die toch ook niet uit de Schrift genomen zijn? Waarom die dwang beperkt tot het lied? Wees dan consequent en laat dan werkelijk de Schrift alleen zingen, spreken en bidden. Sola Scriptural Jazeker, maar om met prof.dr. C. Graafland te spreken: Waar blijft het tota Scriptura? Waar zijn de liederen die de resterende hymnische Schriftgedeelten verwoorden? Maria, Zacharias en Simeon, we zingen toch met alle heiligen mee? Waarom dan ook niet met Paulus en Petrus, met Joharmes en Jakobus? Barnard heeft gezegd: 'De Reformatie heeft haar eigen principe niet doorgevoerd, dat namelijk de Bijbel regulerend zou zijn voor het gemeenteleven.' Kortom: Dordt dwingt. En dwingen en zingen, die laten zich hooguit lijmen. Rijmen doen ze niet.

Het tweede couplet: dwang in Den Haag

Het spijt me - ik ben ik die stad geboren - maar als ze ergens dwingen kunnen, dan daar! Maar eerst dit: in 1615 wordt een bundel gezangen uitgegeven onder de titel Hymni ofte Loff-sangen op de Christelijcke Feest-Dagen, ende Andersins. Een commissie, grotendeels bestaande uit Utrechtse predikanten, had deze bundel gereedgemaakt. De invoering had geen schijn van kans. Stel je voor: gezangen uit dat remonstrantse Utrecht te zingen! De vier synodes die in de 16e eeuw gehouden werden, spraken zich duidelijk uit tegen het zingen van gezangen. De psalmen, die krijgen alle aandacht. In de 17e eeuw werden ze voluit gezongen, de psalmen, helemaal, alle strofen op hele noten. Vandaar de behoefte aan onderbreking: 'Pauze' komt er dan in het psalmboek te staan. Na 1773, als er een nieuwe berijmmg is, komt er ook een andere zangwijs. Dan wordt de eerste noot van elke regel lang, de laatste noot evenzo. De tussenliggende noten moeten kort gezongen worden. Er komen voorzangers en oefenavonden. Tekst en melodie geven - de geschiedenis herhaalt zich! - de nodige problemen. Visser Klaas in Maassluis houdt het gaarne bij het oude: 'Ik, en men oude wijf Neeltje Gerrits, ebben die al zestig jaar lang met stichting ezongen, dat et over den diek dreunde.' Prins Willem V was het niet eens met visser Klaas. Integendeel. Willem had de nodige bezwaren tegen de berijming van Datheen. Men vertelt dat de Prins met verontwaardiging zijn psalmboek dichtsloeg, toen hij in een kerkdienst was waarin de predikant Psalm 78:33 liet zingen:

Maer gelijc een dronck' mensch hem daer opmaket
Als de wijn wel verteert is, end ontwaket
Die seer luyd' tiert end maeckt een seltsaem wesen:
Alsoo is oock onse Godt opgheresen,
End sloech 't achterdeel der vyanden quaet,
'T welck hen een eeuwighe schand' is end smaet

God als een dronken kerel! Weg met zo'n banale berijming! De Prins kreeg zijn zin: er kwam een nieuwe berijming, al bleef de wijn in de psalm. Nog steeds zingt men hier en daar over God:

Ja, als een held ontzagg 'lijk in zijn gangen,
die nieuwe moed heeft door den wijn ontvangen.
en sloeg tot smaad met zijn gedachten hand
het uiterst' deel van 's vijands ingewand.

Een nieuwe berijming. Het was moeilijk, zonder problemen ging het niet, maar het kwam ervan. Met de gezangen duurde het dankzij Dordt veel langer ... We schrijven 1806. Nog even, op 1 januari 1807, dan zal de bundel Evangelische Gezangen worden ingevoerd. De bundel blijkt een mengeling te zijn van Verlichting en vroomheid. Luther en Paul Gerhardt zijn ver te zoeken. En wat doen de provinciale synoden? Ze schrijven de gemeenten voor om na de invoering ten minste één psalm te blijven zingen! Let wel: zo bang is men dat voortaan uitsluitend gezangen zullen worden gezongen! Ongetwijfeld zou de bundel Evangelische Gezangen met diepe dankbaarheid worden ontvangen: vandaar de bezorgdheid om het lot der psalmen. Ten minste één per dienst ... Al rap blijkt het tegendeel. In 1807 is er al sprake van reprimandes en dreiging met ontslag voor die predikanten die zelfs niet één gezang willen laten zingen. Den Haag dwingt en dreigt! En wat zien we zodoende in 1808? Jazeker: nu worden de gemeenten verplicht, gedwongen om per dienst ten minste één gezang te zingen! Tot 1860 is deze verplichting van kracht gebleven, maar nog altijd zijn er gemeenten waarvan de voorgangers worden getypeerd met de aanduiding 'Bonder met één gezang'.

Ziedaar mijn tweede couplet: dwang uit Den Haag. Dordt verbiedt. Den Haag verplicht. En als u het mij vraagt: allebei even heilloos. Dwingen rijmt niet echt op zingen. Dat lijkt maar zo. De Geest laat zich niet beperken en bepalen door Dordtse of Haagse heren. Slimme dominees - jazeker, die zijn er! - lieten het gezang zingen vóór de dienst. En dat was dan dat. Overigens: dat gebeurt nóg hier en daar ... Het kwam ook voor dat de dominee wel een gezang opgaf, maar zelf niet meezong. Er waren dan ook wel gemeenteleden die, zodra het gezang weerklonk, weigerden hun pet af te zetten. Het gebeurde ook dat de predikanten altijd maar weer hetzelfde gezangvers opgaven of dat de voorganger wel een gezangvers opgaf, maar dat niemand het zong. Voor menige gemeente was de gezangendwang het bewijs bij uitstek van een onorthodoxe leervrijheid die de kerk in de greep had. Maar de kerk van Jezus Christus duldt geen dwang. Niet uit Dordt. En ook niet uit Den Haag.

Het derde couplet: dwang in Doeveren

Ik zou nu beter Ulrum kunnen noteren, maar Ulrum begint niet met een D en bovendien heb ik zelf een paar jaar in die pastorie van Doeveren gewoond en gewerkt, als late opvolger van Hendrik Peter Scholte. Laten we eerlijk zijn: de gezangenkwestie heeft een grote rol gespeeld in de Afscheiding van 1834. Wie het boekje van Jacobus Klok kent, De Evangelische Gezangen, getoetst, gewogen, en te licht bevonden, weet wat ik bedoel. Hendrik de Cock schreef er een voorwoord bij. De gezangen werden strijdig verklaard met het Woord van God: 'een Gode onbehagend getier, een te zamen geflanste Alcoran, waar uit de tot zaligheid nodige waarheid uit blindheid of trouweloosheid is verzwegen, een geheel van 192 Sirenische minneliederen, geschikt om de Hervormden, al zingende, van de zaligmakende leer af te trekken en eene valsche leugenleer in te voeren.' Eidoch, wie schetst onze verbazing: in 1882 verschijnt een bundel gezangen bestemd voor de Afgescheidenen! Christelijke Liederen voor school, vereniging en huisgezin. Stem en Snaren, zo heet de bundel. En warempel, het grootste deel van de dichters is ook te vinden in de Vervolgbundel bij de Evangelische Gezangenl Neem nu Hiëronymus van Alphen: in de Hervormde bundel is hij met één lied aanwezig, in Stem en Snaren maar liefst met zeven liederen! Ik wil maar zeggen: ook vanuit Doeveren wordt gedwongen. Doeveren wil terug naar Dordt: geen gezangen. Maar het lukt niet. Stem en snaren zijn gespannen. Ook Afgescheidenen willen wel eens over de Heere Jezus zingen, voluit, met naam en toenaam. En zie nu: dat doen zij ook! In de Christelijke Gereformeerde Kerken is er momenteel een bundeltje in omloop met 38 berijmingen van bijbelgedeelten. Grappig is dat: voor een groot deel zijn dat liedteksten die ondergetekende schreef voor erediensten van een hervormde gemeente ... Nu liggen ze keurig gebundeld op de kerkbanken van onze christelijke gereformeerde broeders en zusters. Het kan verkeren!

Voor mij staat vast: Dordt, Den Haag en Doeveren houden Jeruzalem niet tegen. Daar komt nog iets bij. Abraham Kuyper schrijft in 1911 in Onze Eredienst terecht dat onze psalmberijming altijd een weergave is van wat mensen in de Heilige Schrift hebben gelezen. Met andere woorden: wij moeten niet doen alsof een psalmberijming nu zonneklaar Gods Woord zelve is. Elke berijming komt tot stand in een bepaalde en beperkte cultuur. Bij elke psalmberijming gaat het Woord van God door woorden van mensen heen. Met alle gevolgen vandien. Is dat erg? Het kan niet anders. Zo heeft het de Heere God behaagd. Dat in te zien maakt ons bescheiden. Het gaat niet aan te doen alsof er een waterdicht schot bestaat tussen psalmen en gezangen. Er zijn erg orthodoxe gezangen en erg on-orthodoxe psalmberijmingen. Bovendien: bepaalde gedeelten uit de Psalmen, hoe Schriftgetrouw ook berijmd, wens ik niet te zingen. Het Evangelie heeft mij geleerd bepaalde passages, die roepen om wraak, te laten liggen als stenen op de vruchtbare akker van Tenach.
Intussen is in 'Kuypers kerk' de gezanglust sterk toegenomen. In 1933 waren er 29 gezangen; alleen liederen van dichters die reeds ontslapen waren. In 1956 waren er 59, in 1964 119. Nu heeft men er een Liedboek vol. En hoe zal het in de kringen van de Afgescheidenen verder gaan? Eén troost heb ik voor u: in Doeveren is nog altijd maar één kerk. Een hervormde. En in die kerk worden (op één gezang na) psalmen aangeheven!

Het naspel

Dwang in Dordt, Den Haag en Doeveren. Ik heb mijn drie coupletten gezongen. Vrolijk, treurig? U mag het zeggen. Nu het naspel nog. Zo'n naspel is eigenlijk niet nodig, maar vooruit, naar ouderwetse trant varieer ik nog even op het thema. Nu echter niet met het oog op wat was, maar vooruitspelend naar wat, Deo volente, kan kómen. Ik bedoel nu met name de plannen die een Liedboek-2000 beogen. Zit daar muziek in?

Ik moet eerlijk zeggen dat ik er niet op zit te wachten. Nog altijd is voor mij het Liedboek voor de kerken een fontein van vreugde, een schat die een liederenrijkdom van eeuwen bevat. Zo eindeloos als ik in mijn tweede gemeente Asperen zat te bladeren in de bundel uit 1938, wanhopig omdat geen enkel coupletje mijns inziens voldeed aan wat bij een bepaalde preek passend zou kunnen worden gezongen, zo wanhopig moet ik al vele jaren wegstrepen wat uit het Liedboek zeer geschikt, maar al te veel van het goede zou zijn. Begrijp me goed: ik zie wel in dat het Liedboek voor de kerken ook niet alles is, maar wat wil je ...? Per slot van rekening is zelfs de redactie van het Psalmboek (niet alleen maar) óók het werk van mensenhanden. Of zou de Allerhoogste zélf één Psalm twee keer hebben opgenomen?
Psalm 14 is immers gelijk aan Psalm 53!

Wat ik op het Liedboek tegen heb? Dat er te veel oude, klassieke, maar moeilijk of geheel niet te zingen liederen in staan. Neem nu gezang 227, een door Schulte Nordholt vertaalde tekst van een anonieme dichter: Gij maakt ons, Jezus, waarlijk vrij, I U minnen, U begeren wij, / God die ons aller Schepper zijt / en mens in 't kernpunt van de tijd. Zo'n tekst - hoe indrukwekkend ook van inhoud - zou ik nu niet meer laten zingen vanwege het taalgebruik. En op de aangegeven middeleeuwse melodie zéker niet! De melodie is prachtig en doet denken aan het klooster. Maar in Amsterdam zouden ze zeggen (wat mij ook werkelijk werd gezegd toen ik er nog maar een blauwe maandag was en nog niet wist hoe beperkt op zondagavond in de Engelse Kerk het kerklied-repertoire was): 'Jij preekt ons niet de kerk uit, jij singt ons de kerk uit!' En ook een tekst als deze mag wat mij betreft het Liedboek verlaien: Gij dan. Vader aller lichten, /die ons weder 't licht vergunt, / trek ons innerlijk gezichte, I tot der lichten middelpunt. Met alle respect voor Jan Luyken: kennelijk heeft hij kerkelijk zijn tijd gehad.

Dan is daar vervolgens ook de categorie eigentijdse liederen, die na jarenlange beproeving de weg naar het kerkvolk toch niet hebben gevonden. Gezang 2, een fraai lied van Muus Jacobse: Wat sprak God op de eerste dag?: nooit hoorde of liet ik het in een kerkdienst zingen. Het machtig mooie, machtig moeilijke lied van Jan Wit Ik zing voor de Heer en ik prijs zijn gezag; het komt aan de dag evenmin. Er zijn weinig kerkenzielen die de abundante tekst en de idem dito melodie van Adriaan Cornells Schuurman bevatten kunnen. Maar wat er naast deze enkele liederen aan weelde te vinden is, mij dunkt: het is nog altijd een zegen voor volk en vaderland. Eerlijk gezegd: wat mij betreft hoeft een Liedboek-2000 m'et! Ik vrees dat een Liedboek-2000 een hymnologische verarming zal betekenen. Ik vrees dat er met alle geweld liedjes in moeten waarvan ik denk dat ze qua taal en theologie zo tijdgebonden zijn dat we er na twintig jaar al weer spijt van hebben ze ooit te hebben opgenomen. Dat geldt overigens niet alleen van allerhande liederen uit wat heet modern theologische hoek, maar evengoed van de liedjes die in diverse opwekkingbundels op de markt komen. Als Jezus in je woont / ebt ied're wanklank weg. / Hij geeft je vreugd en harmonie I in plaats van pech\ Wat een pech, zo'n tekst! Een literair en theologisch wangedrocht! Ik schaam me er bijna voor dit lied in de bundel Opwekkingsliederen nummer 10 in huis te hebben. Geef mij dan maar die vogels die door de lucht kunnen lopen ...!
Begrijp me goed: daarmee schrijf ik niet alle liederen af die vanuit evangelische hoek verschijnen. Ik vind zelfs dat er bij zijn die een plaats in een kerkelijk liedboek verdienen. Maar je moet ze wel met een lantaamtje zoeken! Vaak vind ik ze nogal kaal, evangelie-kaal; bovendien: door een slecht huwelijk van tekst en toon menigmaal ook muziek-kaal. En door onpoëtisch taalgebruik ook soms verschrikkelijk poëti-kaal. Wat een goedkope teksten, wat een smartlapperige melodieën! Geef mij dan maar liever liederen uit Taizé, die wereldwijd jonge mensen aanspreken en tegelijkertijd iets bewaren van wat de kerk der eeuwen bewoog en beweegt. Ik begrijp best dat Youth for Christ graag zingt Als je bent vergeten, o ja, dan moet je weten / dat Jezus nog dezelfde is en blijft in eeuwigheid. Ik heb veel respect voor Youth (laatst was ik nog bij de Joet-club in 'De Bruiloft te Kana' op de Walletjes in Amsterdam en we lazen tussen de hoeren: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt), maar sommige liedteksten wonen wat mij betreft toch iets te dicht in de buurt van de St.-Nicolaaskerk ...
Ik dank de hemel daarvoor dat mijn dochters liever naar een EO-Ronduit-praisehappening gaan dan naar een XTC-disco-houseparty, maar ik blijf pleiten voor liederen die noch evangelie-kaal noch muziek-kaal zijn. Op spirituele smartlappen zit de kerk niet te wachten. Lang leve het 'gevoel', maar zonder het evangelie-volle gelóóf leeft het gevoel niet lang. Ik ben blij dat onze jeugd een geestelijke subcultuur heeft ontwikkeld waarin voor het gevoelsleven een opvallend royale plaats is ingeruimd, maar alleen al uit psychologische motieven pleit ik ervoor die subcultuur niet restloos in de zondagse dienst over te nemen! Want als je eindelijk zelf ontdekt dat je eeuwen hymnologische rijkdom bent vergeten, 'o ja, dan moet je weten' dat er nog een kerk is waarin die erfenis zuinig en dankbaar wordt bewaard!
Maar dan wil ik er wel voor pleiten dat wij royaal uit die erfenis putten! In kloosters heb ik geleerd hoe heilzaam het is om psalmen gehéél te zingen. Waarom zingen ook wij niet alle coupletten: het eerste en laatste tezamen, de andere verzen om beurten, vrouwen en mannen? Dat kan, bij de meeste psalmen. En dat klinkt: de woorden worden gezongen, allemaal. En bij dat laatste couplet is er altijd weer iets van een amen, iets van een climax, een halleluja, wanneer vrouwen en mannen te zamen zingen, lofzingen voor Gods aangezicht.
te zamen zingen, lofzingen voor Gods aangezicht. Maar niet alleen met stemmen kan dat; ook met muziek. Het orgel kan een couplet spelen: een orgelvers. Een fluit kan een couplet vertolken, terwijl de gemeente aandachtig meeleest en de tekst op de voet volgt. Waarom benutten we toch niet de muzikale gaven die er m de gemeente zijn ten volle? Dat behoef je als voorganger niet allemaal te organiseren; dat kun je als kerkenraad aan een cantororganist opdragen en kijk dan maar eens welke welluidende dingen daaruit tevoorschijn komen! Nota bene: er zijn toch nog gemeenten in ons land waarin met Pasen een trompettist niet eens met de organist mag meespelen! En Mozes liet nog wel twee trompetten maken, van zilver zelfs, om het volk op te roepen voor Gods aangezicht te verschijnen! Waar zijn alle instrumenten uit Psalm 150 gebleven in onze kerken? Waar is de beurtzang? Waar is het refrein? Rock & Roll zouden geen enkele aantrekkingskracht hebben gehad op de kerkjeugd, wanneer Psalm 136 was gepraktiseerd, zo vond Frits Mehrtens. Of dat waar is, betwijfel ik, maar dat sommige jongeren hardgillend de kerk uitlopen vanwege zo weinig muzikaliteit en creativiteit, dat staat voor mij wel vast.

Dan nog iets: ik wil pleiten voor verdediging en uitbreiding van de waarheid in de Nederlandse Hervormde Kerk, maar evengoed in andere kerken. En die uitbreiding zou wat mij betreft een uitbreiding van de liederenschat mogen zijn. Waarom zouden bonders en andere broeders en zusters niet óók berijmingen van Schriftgedeelten uit het Nieuwe Testament kunnen zingen, zonder bezwaar? De ware orthodoxie zingt ook de hymnische bijbelgedeelten buiten het Psalter. Tota Scriptura! Zouden Ambrosius, Augustinus en Luther er nu werkelijk zo ver naast zitten met hun hymnen en gezangen? Waar in de kerk niet óók over Jezus kan worden gezongen, orthodox, gereformeerd, daar bestaat de kans dat er thuis bij het harmonium of het elektronicum over de Heiland wordt gezwijmeld! Gezangen citeren in preken, dat mag, dat gebeurt. Gezangmelodieën spelen, voor en na de dienst en ook nog tijdens de collecte, dat doet elke organist (behalve die van Garderen: die beperkt zich tot de psalmen - en voor zoveel consequentie neem ik mijn baretje eerbiedig af!).
Gij dubbelhartigen! O wee als er een gezang tijdens de dienst zou worden opgegeven ... Maar bij het ontbijt op zondagmorgen vliegen de vrije liederen via de ether de keuken in, tot grote stichting der zich opmakende kerkgangers. En 's avonds draaien de cd's met de meest geliefde geestelijke liederen in menige huiskamer. Thuis kan alles, maar in de kerk ... Wat is dat voor een onwaarachtige tweevoudigheid! De vraag rijst: Wie zal ons van de gezangenkwestie verlossen? De jonge Gunning wist het al: 'De predikanten!' Maar ik denk zelf: de kerkenraden!

Dwingen rijmt niet op zingen. Waarom ik zo vurig pleit tegen dat dranghek om de psalmen? Omdat Barnard gelijk heeft als hij zegt dat de kerkzang geen uiting, maar inning is van het geloof. Al zingende drinken wij het levende water van het heilig Evangelie. Mag ik dan misschien, alstublieft, héél de Schrift drinken?

Een slotakkoord. Mijn excuus, bij voorbaat, omdat het u wellicht wat schril in de oren klinkt. Ik schrik er eigenlijk zelf van, nu ik het aan hoor komen. Maar ik waag het erop: een christenmens kan toch niet om Pasen heen? Niet voor niets komen we toch samen op de eerste dag der week? Ik bedoel dit: is hij of zij die niet vrijuit en volop óók over de opstanding van Christus zingen wil en niet zingenderwijs de naam van Jezus op de lippen wil nemen, goedbeschouwd niet 'vrijzinnig'...? Maar wacht, dit gaat misschien te ver. Nu lijkt het er warempel op alsof ik u wil dwingen gezangen te zingen. En dat vertik ik, ook al ben ik in Den Haag geboren, woonde de helft van mijn familie in Dordt en zongen wij in Doeveren (met vreugde!) bijna uitsluitend psalmen ...

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 november 1997

Driestar bundels | 172 Pagina's

Dwingen rijmt niet op zingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 november 1997

Driestar bundels | 172 Pagina's