Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht en de zwakte van de gereformeerde gezindte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht en de zwakte van de gereformeerde gezindte

35 minuten leestijd

De gereformeerde gezindheid

Wat ik versta onder de 'gereformeerde gezindheid' zal uit het vervolg van mijn verhaal duidelijk worden. Zie de onderdelen Kenmerk (de kracht van de gereformeerde gezindte).

Ik begin dus niet met het geven van afgrenzingen. Ik benader het begrip vanuit de wortel. Gereformeerd gezind is: wat doelt op en gelovig leeft uit de gereformeerde, Calvijnse belijdenis in de kerken der Reformatie van ons land in het bijzonder. Wie gereformeerd gezind is, is aanspreekbaar op die belijdenis.1 Of zoals Groen van Prinsterer het formuleerde: geen formulier-rechtzirmigheid zonder meer (= dode orthodoxie), maar levende geloofswaarheden, in de formulieren verkondigd.2 In de onderdelen Marginalisering doe ik een poging om zwakten in de gereformeerde gezindte op het spoor te komen (toegespitst op de rechter- en linkerflank). In de onderdelen Uitdaging wil ik proberen sluimerende krachten binnen de gereformeerde gezindte wakker te roepen.

I. Haar boodschap (die van de Reformatie)

I.A. Kenmerk
De 'kernenergie' van de gereformeerde gezindte ligt in een boodschap waarmee zij midden in het bonte gewoel van kerk en wereld wil staan: de bijbelse bevrijdende boodschap van vrije genade, van genade overvloeiende voor de grootste der zondaren. De boodschap van de drie 'sola's' van de Reformatie. Die staan hoog inbaar vaandel geschreven. Daarover wil zij gewaakt hebben, pastoraal/ diakonaal. De trinitarische zelfopenbaring van de levende God.

'Sola scriptura' - de Schrift alleen. Gereformeerd gezind betekent: bijbelgetrouw. Schriftkritiek, in welke vorm ook, is ondergraving van het fundament van elk kerkelijk en geestelijke leven.

'Sola gratia' - genade alleen. Gereformeerd gezind houdt in: volstrekt aangewezen willen zijn op de van Gods kant komende genade, soeverein en vrijmachtig. In de rechtvaardiging van de goddeloze, de dubbele verkiezing, de wedergeboorte als een eenzijdig werk van God in de ziel (Dordtse Leerregels, III/IV, 11). ledere vorm van pelagianisme/arminianisme is vertroebeling van de bron van elk kerkelijk en geestelijk leven.

'Sola fide' - door het geloof alleen. Gereformeerd gezind is: leven uit het geloof dat het verzoeningswerk van Jezus Christus genoeg is om mee voor God te bestaan. Dat geeft heilzame ontspannenheid en tevens heilige ingespannenheid. Waar geloof is een werkzaam geloof. Het draait om de rechtvaardiging, het gaat om de heiliging (de heiliging van Gods Naam op heel de aarde). In dit alles ligt de vitaliteit van elk kerkelijk en geestelijk leven.

Als deze boodschap niet onverkort (ondubbelzinnig) gepredikt wordt, boeten wij aan kracht in. Hier ligt de katholiciteit en uniciteit van de gereformeerde gezindheid. Daarin blijven wij verbonden met de kerk der eeuwen (de Vroege Kerk, de Reformatie, het puritanisme) en dat maakt het bestaan van de gereformeerde gezindte 'up to date'. Dat geeft ons ook de rechte gezamenlijkheid.

I.B. Marginalisering
Deze gezindheid blijkt telkens weer in onze achterhoede gemarginaliseerd te zijn, in deze zin dat er wat aan toegevoegd is, dat er een selectie gemaakt wordt van bepaalde onderdelen van de belijdenis of ook dat er iets van die belijdenis wordt afgedaan. We zien dit:
a) rechts: in het hypercalvinisme/ ultra-gereformeerdheid:
- de Bijbel is Bij-bel. Het komt erop aan, dat de mens door de Heilige Geest op een buitengewone wijze wordt wedergeboren (Woord en Geest los van elkaar);
- Gods genade is verworven door Christus, maar wordt alleen aan de uitverkorenen aangeboden; er is geen algemeen aanbod van genade; de beloften alleen zijn niet genoeg; wees geen 'Christus-mannetje';
- een ware gelovige komt er, al zou hij de halve wereld uitmoorden.

b) links: in een imput van arminiaanse evangelische bewegingen:
- de Bijbel alleen. Wat er in de traditie van de kerk, de eeuwen door, aan Bijbeluitleg is te vinden, heeft weinig betekenis;
- Gods genade is voor iedereen. 'God heeft u lief.' Soms heilsuniversalistisch (geen hel);
- geloven is gevolg van een samenspel tussen God en mens; 'kies voor Jezus';
- wie de bijzondere gaven van de Geest ontvangen heeft, gelooft pas 'echt'.

I.C. Uitdaging
Telkens beweegt de gereformeerde gezindte zich tussen deze twee klippen als tussen Scylla en Charibdis.

Mijns inziens doen we er goed aan ons weer opnieuw intensief bezig te houden met de brief van Paulus aan de Romeinen. Dat kan naar alle kanten genezend werken. Daarin gaat het immers centraal om de vraag: waar is Gods gerechtigheid op de aarde te vinden? Antwoord: niet in Israël (onder de wet), niet in het heidendom (zonder de wet); maar in de ene Israëliet Jezus Christus, in Zijn volbrachte verzoeningswerk. Wie de armen van geloof om Hem slaat, is rechtvaardig voor God, al is hij goddeloos. In hem komt Gods gerechtigheid overeind (heiliging in gebrokenheid). Hij is de Geestrijke mens (uit Israël en de volkerenwereld), in Wie Gods verkiezend welbehagen zich uitwerkt.

Deze samenvatting en kern van het Evangelie is een goed geneesmiddel tegen onze achterhoedse ketterijen. Tegen het logisch willen maken van de verkiezingsleer en tegen heilsuniversalisme, tegen de inperking vanhet vrije, ongereserveerde genadeaanbod en tegen de leer van de vrije wil.

Een bijzondere uitdaging voor de gereformeerd gezinden in onze tijd is: hoe brengen wij de boodschap van zonde en genade zo:
- dat zonde iets concreets is (geen lot, maar schuld);
- dat genade doorleefde werkelijkheid is?

Hier dus de vraag naar de landingsbaan van het Evangelie ('de boodschap en de kloof). Kenmerkend voor de gereformeerde gezindheid is in alle gevallen dat de heilige wet van God in ere gehouden dient te worden. In de gereformeerde prediking komt Gods wet (niet alleen ter ontdekking, maar ook als regel der dankbaarheid) aan de orde.

Daarop heeft ds. G. Boer indertijd in zijn discussie met H. Berkhof over de midden-orthoxie uitdrukkelijk gewezen. Onzes inziens ligt hier voor ons allen een heilige opdracht. En het kon wel eens zijn dat wij ons minder zorg hebben te maken over de vraag hoe wij de postmoderne mens van onze tijd en ook onze refojongeren kunnen bereiken, naar mate wij bereid zijn om hun te leren wat waarden en normen zijn (zingevingsvragen) en wat het betekent om hartelijk te leven uit de heilfontein, ons in Christus Jezus geschonken. Dat laatste houdt ook in dat we niet alleen tot Christus wensen te komen, maar ook uit Hem zoeken te leven.

In dit beginsel ligt het antwoord op de uitdagingen die op ons afkomen aan het eind van het tweede millennium. De belijdenis van de Reformatie mag geen 'slapend bezit' zijn (G. Boer in De Gereformeerde Gezindte nu en in de toekomst).

II. Haar confessioneel gehalte (van drie formulieren)

II.A. Kenmerk
Ik kan me geen gereformeerde gezindheid voorstellen die niet georiënteerd wil zijn op de belijdenis van de Gereformeerde (Calvinistische) Kerk in Nederland: de drie Formulieren van Eenheid. De confessie is haar kloppend hart. Dat is in beginsel iets gezamenlijks en samenbindends. Even afgedacht van de vraag hoe en in welke mate het alleenrecht van deze belijdenis in de kerken van de gereformeerde gezindte functioneert (ondertekening van de formulieren door ambtsdragers, ja dan nee; plaats in de kerkorde, in de catechese en in de eredienst o.a.).

Hoe vaak lezen we niet ook in statuten van instellingen uit deze hoek: Gods Woord, opgevat naar de drie Formulieren van Eenheid... De gereformeerde belijdenis is (in deze volgorde): 'een lied om te zingen, een staf om te gaan en een stok om te slaan' (O. Noordmans).

Dogmatisch (wat de leer betreft) staan hierin de belangrijkste stukken van de geloofsleer op een rij. Een dronk uit een schaal waters (Gods Woord). In principe is alles gezegd. Formulering daarvan is steeds in de kerk der eeuwen als een 'must' ervaren (afweer van dwalingen ook). We weten waaraan we elkaar hebben te houden. Bovendien moet de Kerk een gezicht hebben; de buitenwacht moet weten wat men aan ons heeft. Ondubbelzinnig en onbekrompen. De belijdenis is 'de hartekreet', de 'zielsuitdrukking', het 'Godverheerlijkend getuigenis' van de naar Gods Woord ge-re-formeerde kerken; 'haar kenmerk, haar banier en haar verenigingspunt' (prof. C. Veenhof in Tien keer Gereformeerd; zie noot 2).

Daarin is de gereformeerde gezindheid onderscheiden van liberale stromingen (het woord 'liberaal' zegt genoeg) en in het algemeen van evangelische bewegingen/ gemeenten. De laatste hebben vaak belijdenis-vrees (het hebben van een belijdenis als akkoord van gemeenschap kan afsnoering van de spontaneïteit van geloven teweegbrengen; zo echter niet de anglicaanse 'evangelicalen').

In de gereformeerde gezindheid heerst het besef dat geloof zowel 'fides qua' is (het geloof als relatie; ervaring) als ook 'fides quae' (inhoud van het geloof; geloofskennis). Het geloof heeft een kennis-element (zie Heidelbergse Catechismus, zondag 7) dat gestalte krijgt in het dogma van de kerk. Zie het kennis-debat van onze tijd. Verder is het waar: 'non in intellectu, quod non prius in sensu' [niets komt in het verstand/ hart dat niet eerst in de zinnen, de betekeniswereld/ ervaring van het ik is geweest].

'Een reformatisch christen is een belijdend christen. Beslist, hardnekkig, vastberaden.' (A.A.van Ruler).

II.B. Marginalisering
De belijdenis, zoals boven omschreven, komt echter in onze achterhoede nogal eens op de tocht te staan:
a) rechts: in de rechterflank van de gereformeerde gezindte is er sprake van 'confessionalisme', waarin de belijdenis als een dwangbuis, als een bunker, als gestolde waarheid functioneert. De religie van de belijdenis (het hart) klinkt dan niet meer mee. De waarheid is hard geworden. En ze wordt niet meer in haar totaliteit beleefd. Wij mogen ons wel afvragen wat er waar is van wat A.A. van Ruler schrijft, namelijk dat de mensen van de gereformeerde reformatie allemaal het slop zijn ingerend van het confessionalisme: zij hebben alles vastgezet op de zuivere leer, op de ene kaart van de leerstellig geformuleerde waarheid. Zijn de ultra-gereformeerden gaandeweg niet gekomen tot een zeer bepaalde interpretatie van de gereformeerde interpretatie van het evangelie? Vaak zijn het enkele leerstellingen uit de confessie die tot de hoogste macht worden verheven, terwijl veel andere zaken blijven liggen (bijvoorbeeld inzake het verbond, de heiliging, het sacrament, de liturgie, de ambten). Zij hebben een confessie uit de confessie geselecteerd. 'Een confessie van eigen maaksel': de aloude waarheid.
Enkele vragen:
a. Waarom hebben de Gereformeerden Gemeenten aanvullende artikelen opgesteld over het verbond?
b. Komen de drie belijdenisgeschiften van de Nederlandse Gereformeerde Kerken in kerk en school onder ons inderdaad nog wel in al hun diepte en breedte aan de orde?

b) links: aan de linkerkant van de gereformeerde gezindte signaleren we afkalving van belijdeniskemen. Zo is in de Gereformeerde Kerken in Nederland in 1905 artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (over de taak van de overheid) ingekort ('om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst...') en is in 1977 de dubbele verkiezing tussen haken gezet. Om verder maar te zwijgen over alle deconfessionalisering van de GKN sinds de jaren zestig.

Verder kunnen we ons afvragen hoeveel vraagtekens er ook onder belijdenisgetrouwen tegenwoordig niet worden gezet bij wat in de drie Formulieren van Eenheid wordt beleden op het punt van de voorzienigheid (zondag 10 Heidelbergse Catechismus), van de Dordtse leer betreffende verkiezing en wedergeboorte, van het leven na dit leven (de hemel voor de doden die in de Heere sterven; de hel als plaats van eeuwige pijn).

N.B.
De belijdenis is het gemeenschappelijk 'bezit' van de gehele gereformeerde gezindheid. Veranderingen daarin aanbrengen door een kerk op haar eentje is zeer ongewenst. De belijdenis is indertijd in Dordt aanvaard in aanwezigheid van vertegenwoordigers uit buitenlandse kerken (oecumene).

Ook geeft het te denken, als het EO-onderzoek De boodschap en de kloof constateert dat 55 % van de EO-achterban een vrouwelijke dominee bijbels niet verkeerd acht en de helft van de ondervraagde vrijgemaakte EO-leden niet gekant is tegen een vrouw op de kansel. De praktijk wint het hier van kennelijk van de leer.

II. C. Uitdaging
Van groot belang acht ik voor de gereformeerd gezinden nu, dat zij de belijdenis constant toetsen. Zo is zij van oorsprong ook bedoeld. Van de Schrift naar de belijdenis (niet omgekeerd). Prioriteiten mogen daarin mijns inziens zijn:
- de hermeneutiek (het geheel van uitlegkundige regels waarmee de boodschap van de Schrift verstaanbaar kan worden gemaakt voor nu). Wie hermeneutisch dwaalt, heeft confessioneel geen been meer om op te staan. Bijvoorbeeld: hoe lezen wij de brief aan de Romeinen (op het punt van de verkiezing)? En: zeggen Genesis 1-3 ons werkelijk wat Paulus ons voorhoudt over de manvrouw-verhouding?
- de vragen rondom thema's die niet of nauwelijks aan de orde komen in de belijdenis, maar waarover de kerk zich wel degelijk ook dient uit te spreken. Ik noem hier alleen: de vraag naar de verhouding van Kerk en Israël. Heb ik het mis, als ik zeg dat de bezinning zich op dit punt onder ons gelukkig in goede banen beweegt (geen vervangingsleer; geen twee-wegenleer)?

Een andere uitdaging waarvoor de gereformeerde gezindte in onze tijd staat, is, dunkt mij, de vertolking van de gereformeerde waarheid in een postmoderne wereld, die antidogmatisch is ingesteld.

Kenmerkend is, naar men zegt, voor postmoderniteit: individualisme, relativisme, fragmentarisme. Niet meer: het collectieve (gemeenschappelijke waarden en normen); niet meer: het zoeken naar objectief geldende waarheid. Maar wel: religieuze beleving in allerlei individuele vormen (in elke godsdienst zit wel iets van mijn gading).

Kan men in zo'n tijd nog met de aloude gereformeerde waarheid aankomen? Ik beantwoord die vraag met 'ja'. Maar ik worstel tevens met de vraag langs welke weg ik die postmoderne mens daarmee kan bereiken. Hoe kan ik de waarde van Gods exclusieve Waarheid, hoe kan ik de normen van God mijn Schepper, die mijn leven zinvol maken, aanreiken aan een naar geborgenheid zoekende mens die er geen begrip van heeft dat een wet ergens op slaat? Kan ik aansluiten bij het weer opkomend verlangen bij de mens van de millenniumwisseling om weer terug te keren tot een waardevast en genormeerd bestaan?

III. Haar bevindelijke gestalte (een hartenzaak)

III.A. Kenmerk
Gereformeerd gezind is bevindelijk getint; bevindelijk in de zin van: 'Hoort, wat mij God deed ondervinden...' Bevindelijk ook in de zin van: dagelijks levend in een Godgewijd leven. Dat zou ik willen noemen: de vitaliteit van de gereformeerd gezinden. Bevinding wordt gekenmerkt door het hebben van geloofservaringen waarover men ook zijn mond kan opendoen. Daarbij gaat het niet zelden door grote diepten (tot en met Godsverlating), maar mag het ook komen tot grote hoogten (thuiskomen aan Gods Vaderhart). 'Het heeft God behaagd Zijn Zoon in mij te openbaren' (Gal.1:15v).

Kenmerkend echter is door alles heen: de zekerheid van Gods heil en de zekerheid van het geloof. Dat hoort bij het wezen van het geloof, dat zelfs in tijden van geestelijke verdorring niet weg is. Dat te zeggen, ligt in de lijn van wat Calvijn en o.a. de Dordtse Leerregels ons voorhouden.

Dit ware geloof heeft het voor het zeggen in de gereformeerde gezindheid. Het heeft de wereld, de duivel en het eigen hart vaak tegen. Maar het heeft het Woord van de levende God mee. Het draagt in een 'inwonende' Christus in het hart en in een daadwerkelijke levensheiliging van Zijn Geest de kentekenen van het geestelijke leven.

Kenmerkend voor een gereformeerd geloofsleven is het hebben van kennis (zie boven). Maar kenmerkend daarvoor is ook: een 'gevoelig' en authentiek leven. Mijns inziens maakt dit dat de gereformeerde religie niet uit de tijd, maar juist hoogst actueel is. Juist in een uiterst gevoelige tijd als waarin wij leven en waarin het authentieke aandacht krijgt. Juist in een tijd van diep verval van waarden en normen. Denk vooral ook aan onze jongeren.

III.B. Marginalisering
Dit hooggestemde geloofsleven werd en komt in de flanken van de gereformeerde gezindte nogal eens in de marge terecht:

a) rechts: waar het begrip 'bevindelijk gereformeerd' gereserveerd wordt voor een bevolkingsgroep die SGP-minded is en herkenbaar aan standpunten op levensbeschouwelijk terrein. Een groepering in het isolement, die zich steeds bedreigd gevoelt;

- er bestaat een prediking die de twijfel veiliger vindt dan zekerheid. Het kenmerk van de twijfel krijgt dan voorrang op het kenmerk van de zekerheid. Men hoort hier vaker wat het niet is dan wat het wel is.
- voor alle zekerheid schuilt men liever weg in uiterlijke kenmerken (opvattingen over verzekeren, staking, inenting, bioscoopbezoek, tv-bezit). Dat lijkt ons te kunnen behoeden voor wereldgelijkvormigheid. Bevindelijkheid van de buitenkant ,waar het hart vooreerst niet mee van doen heeft. Een geestelijk gesprek in het gezin - van hart tot hart - komt zelden voor.
- met straffe hand worden regels en gedragspatronen opgelegd aan kinderen. Het kind des verbonds is uitwending lid van een uitwendige kerk. Het Heilig Avondmaal is los gemaakt van het bevel: 'Doe dit tot Mijn gedachtenis.' Grotere deelname aan het Heilig Avondmaal wordt gezien als teken van geestelijke achteruitgang.3

b) links: in kringen waar de subjectiviteit van het geloof een sterk gevoelsmatig karakter draagt:
- twijfel (ook aan het feit dat je een kind van God bent) is zonde;
- het kruis (Golgotha) en de bekering zijn gepasseerde stadia; daar moet het niet altijd over gaan in de prediking; met alle gevaren van gearriveerdheid;
- een christen leeft onder het Evangelie, niet meer onder de wet; het Oude Testament is vervangen door het Nieuwe Testament (leven uit de Geest).

III.C. Uitdaging
1. 'Och, dat al het volk profeten ware.' A.A. van Ruler wijst ons in zijn alom bekende verhaal over 'ultra-gereformeerd en vrijzinnig' op de tirannie van de geestelijke mens. Die ben ik ook wel tegengekomen. Maar ik heb ook eenvoudige kinderen van God ontmoet, die als ware profeten door hun getuigenis een stempel zetten op een gemeente en regio. Waar zijn die profeten vandaag?

2. Wij voelen ons geroepen om meer en meer gestalte te geven aan het algemeen 'priesterschap' van gelovigen, (zie hierover o.a. artikel 28 NGB) Inschakeling van door Gods Geest begaafde gemeenteleden (in goede samenhang en samengang met de ambten), zowel van mannen als van vrouwen, kan de kerk zeer ten goede komen. De velden zijn wit om te oogsten. Vooral op het punt van de inschakeling van de vrouw in kerkenwerk is het terrein in de gereformeerde traditie braak blijven liggen. Van het feminisme - hoe bedreigend ook - is nog wel het een en ander voor ons te leren.

Laten kerkenraden hier niet maar het 'spook' zien van een on-bijbelse democratisering van het kerkelijk leven. Ik ken kerkenraden van grote gemeenten die het aantal ambtsdragers expres klein gehouden willen hebben, omdat zij hun macht niet wensen te delen. Zelfs komt het voor dat kerkenraden deelname van vrouwen aan een verkiezing van ambtsdragers zien als heersen over de man, verboden door Gods Woord.

3. De roep, het verlangen naar een opwekking (een ontwaken uit onze geestelijke dommel).

IV. Haar contextualiteit (in rapport met de tijd)

IV.A. Kenmerk

Een wezenlijk kenmerk van gereformeerd gezind zijn is ook de hartstocht voor een reformatie van heel het leven, persoonlijk en maatschappelijk, in gezin en maatschappij. Reformata, quia reformanda: gereformeerd om gereformeerd te worden. Als God het kwaad niet verduurt, zouden wij het dan verdragen?

Ik kan me geen gereformeerd gezind mens voorstellen die niet graag opkomt voor de heiliging van Gods Naam op heel de aarde. Hij beleeft zijn christen-zijn in rapport met de tijd. Dat is gereformeerd zijn in contextualiteit. De vraag hoe een mens zich in zijn sterven bevindt, is een voorrangsvraag. Maar het is al evenzeer van groot belang, hoe een mens het leven doorkomt: coram Deo, onder Gods ogen.

Op dat laatste is door Calvijn steeds grote nadruk gelegd. In het dagelijkse leven - tussen doornen en distelen - moet God aan Zijn eer komen. Ook de begintijd van de Nadere Reformatie - kijk het na bij oudvaders als Jodocus van Lodenstein - wordt gekenmerkt door de voortdurende oproep tot heiliging van hart en leven. Verinnerlijking in de gemeenschapsoefening met God behoeft niets af te doen van strijdvaardigheid in het opkomen voor de Naam des Heeren op alle terreinen van het publieke leven (in maatschappij en politiek, nationaal en internationaal). Het draait om de rechtvaardiging, maar het gaat om de heiliging. En 'al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde, 't zal blijven bestaan'.

IV.B. Marginalisering
Ook op dit punt is er binnen de gereformeerde gezindheid sprake van marginaliseringen

a) rechts: in de rechterflank van de gereformeerde gezindte ontbreekt nogal eens het rechte zicht op de verhouding schepping-verlossing. Hier dreigt het gevaar van een dualistische levensinstelling en van een dubbele moraal (het gewone leven, de cultuur, de politiek, de maatschappij hebben hun eigen wettelijkheden, die om een eigen moraal en gedragscode vragen, los van wat er zich in de binnenkamer afspeelt). Een gescheiden burgerschap van twee werelden. Dat wij intussen, zeer ten nadele van een christenleven als leven van een vreemdeling op aarde, vermaterialiseren, wordt op de koop toegenomen. Wij nestelen ons in een eigen refo-Wegwijs en beconcurreren elkaar intussen vrolijk.
Ik ben er niet zeker van of onze mensen nog zo tegen loterij zouden zijn, als zij zouden weten dat het lot dat men vandaag koopt, volgende week het lot blijkt te zijn waarop honderdduizend gulden wordt uitgekeerd. Intussen worden de bloemetjes ook wel buiten gezet (denk aan trouwpartijen) en gaan we zonder veel bezwaar op in de genotscultuur van onze dagen.

b) links: in kringen waar een theologie van het Koninkrijk van God een hoofdrol speelt. Hier zijn twee valkuilen:
- de eerste valkuil is dat we het welzijn van de wereld dermate van onze inspanningen afhankelijk maken dat wij met geweld alle wantoestanden de wereld willen uithelpen. Dat is theologie van de revolutie. Daarin is het Rijk van God identiek aan het resultaat van onze activiteiten. Het is hier als met kinderen die de huiskamer versieren, terwijl hun jarige vader nog even uitslaapt. Straks komt hij beneden en zegt: 'Wat hebben jullie alles mooi voor mij gemaakt!' Zal het zo gaan bij de wederkomst van de Heere Jezus? Of is alles wat gelovigen op aarde mogen doen, slechts een 'lichtplek' in een oerwoud waar even het zonlicht van een herschapen werkelijkheid doorheen glanst?

- de tweede valkuil is die van een culmuroptimisme. De gelovige kent slechts een klein beginsel van gehoorzaamheid. Hij weet ook dat de wereld om hem heen, naarmate het einde van die wereld nadert - al spant hij zich nog zo in om het leven in te richten naar Gods geboden - er niet beter op wordt. Wetloosheid, anarchie, terreur zijn met handen te tasten. Maar dat weerhoudt hem er niet van om op te komen voor de waarden en normen van Gods Woord en de wereld te claimen voor de Schepper.

N.B.
Mijns inziens hebben wij in de beschouwingen van A.A.van Ruler te maken met zo'n cultuuroptimisme. Zo hooggestemd de loftrompet te steken over de goede schepping als hij dat doet, is ons niet gegeven. In het genieten van de seksualiteit als een goede gave van God komt een gevallen zondaar gemakkelijk terecht in de valkuil van het hartstochtelijk en ongeremd seksualisme, waar het moderne leven aan stukgaat. En een sportliefhebber kan zich in onze dagen toch bij alle sportverdwazing niet verlustigen in de triomfen van Ajax met haar aanhang?

IV. C. Uitdaging
Voorzover ik zie, is er de laatste decenniën binnen de gereformeerde gezindte het nodige ten goede aan het veranderen. Ik wijs op de volgende ontwikkelingen:

a) De prediking van zonde en genade moet handen en voeten krijgen in deze tijd met de vele vragen van het moderne leven. Predikanten worstelen daarmee. Zij proberen in te spelen op post-modemistische levensgevoelens zonder daarmee de oude paden te verlaten. Tevens signaleer ik dat bij voorgangers die als goed gereformeerd te boek staan, die oude paden al te vaak als platgetreden worden beschouwd.

b) De SGP/ RPF-GPV vormen de zgn. kleine christelijke partijen. In de praktische politiek en in de studiecentra van deze partijen kan - na de afbraak van het CDA - verwacht worden dat de waarden en de normen van het Woord van God voor de zedewetgeving, voor cultuur en beheer (het milieu), voor het onderwij s, voor de internationale verhoudingen (o.a. in een Verenigd Europa) enz. ondubbelzinnig en onbekrompen aan de orde komen. De vraag zal daarbij zeker zijn of en in welke mate er bij een theocratische visie op de wereld aansluiting te vinden is in een zekere opleving van het normbesef onder algemeen religieuzen en bij bijvoorbeeld de VVD. De Leidse rechtsfilosoof dr. Andreas Kinneging - te voren wetenschappelijk medewerker van de VVD - zei onlangs: 'De mens is van nature slecht, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad'; hij 'is een slaaf van zijn driften, onder het motto zichzelf te zijn'. Is er dan toch nog zoiets als een 'wederhouder' (2 Thess. 2), die de totale verleugening en verloedering van de maatschappij tegenhoudt?

c) Wij hebben minder hooggestemde idealen dan A.A.van Ruler met betrekking tot de (her)kerstening van de samenleving, maar onder ons (ook onder vele jongeren) mag gelukkig het besef leven dat wij een dure roeping hebben te vervullen in heel het leven. Het zendingsbewustzijn is de laatste tijd sterker gaan leven. Op onze jongeren wordt niet tevergeefs een beroep gedaan door hulporganisaties [gezondheidszorg, (wereld)diakonaat, internationale hulp aan derde-wereldlanden, onderwijs enz.].

d) Onlangs is het voorstel gedaan om te komen tot een beraadsgroep voor bezinning op de refo-jongeren-problematiek; een beraadsgroep bestaande uit jongeren die afgevaardigd zijn door de kerken van de gereformeerde gezindte (uit elke kerk twee); een beraadsgroep die de resultaten van haar beraad aan de synoden van die kerken kwijt kan. En dat zou dan weer kunnen leiden tot een spreken tot de overheid met één stem van alle kerken van de gereformeerde gezindte. Overigens zou het wel eens kunnen zijn dat zo'n beraadsgroep voor dingen komt te staan, die ons de haren ten berge doen rijzen. Een leraar van een school voor reformatorisch voortgezet onderwijs vertelde mij onlangs dat hij de ouders opbelde van een jongen die in twee dagen niet op school was geweest. Zij wisten ook niet waar de jongen uithing. 'Maar u kunt hem zelf bellen', zeiden ze, 'hij heeft een GSM-telefoon.'

e) Anderzijds dreigt het gevaar dat wij ons onkritisch aanpassen aan het moderne leefklimaat. In de onderwijswereld zal dat betekenen dat wij ons moeten afschermen tegen een godloze cultuur. Maar we worden hier ook uitgedaagd om in te spelen op de uitdagingen van de cultuur (denk aan de informatica). Van aanpassing aan de 'Babelcultuur' hebben wij zo langzamerhand binnen de kerken in Nederland genoeg ellende gezien. Ik pleit voor antithese in solidariteit. Solidariteit: a) omdat wij van huis uit in niets verschillen van wat het moderne heidendom bezielt; de geest van postmoderniteit zit onder elke huid; en b) omdat God ook in onze God-vergetende wereld telkens niet ver blijkt te zijn van een ieder van ons (Hand. 17: 27); de Geest zucht in de ganse schepping (Rom.8:20vv).

f) Laat ons zuinig zijn op de dwarsverbindingen die in de gereformeerde gezindheid aanwezig zijn en waarin vaak een wezenlijke eenheid in de verscheidenheid en gescheidenheid van de kerken mag worden beleefd. Laat het niet zijn: bij elkander deugen zij niet, van elkander mengen zij niet. De kleine gereformeerde gezindte of de reformatorische mini-zuil, die door een verregaande verwatering van de protestants-christelijke zuil is bevorderd, is ook iets om zuinig op te zijn.

Controle of dominantie van een bepaalde kerk is hierbij ongewenst. En platforms waarbinnen onderlinge samenwerking kan worden bevorderd, zijn zeer gewenst. Als wij er maar voor oppassen, dat onze organisaties niet steeds meer een eigen (kerkelijke) eigenheid dragen. Ik noem:
- het reformatorisch onderwijs (basisscholen; scholen voor voorgezet onderwijs, hbo); met studentencontacten (op universitair niveau binnen bijvoorbeeld de CSFR);
- de kleine politieke partijen. Waarom geen unie tussen SGP (met eigen achterban) en de RPF/GPV (+ evangelischen)?
- de media, o.a. de Evangelische Omroep met een achterban die grotendeels bestaat uit reformatorischen;
- dagbladen als het RD (uit de reformatorische minizuil) en het ND (uit vrijgemaakte kring goeddeels);
- maatschappelijke/ diakonale instellingen (o.a. GPZ, Gliagg De Poort, de Schuilplaats; Woord en Daad);
- de zending: meest kerkelijk georganiseerd (dat is goed); overkoepelende contacten zijn aanbevelenswaardig (zoiets als de NZR);
- conferenties van het C(ontact)O(rgaan)Gereformeerde(Gezindte)4; predikantenconferenties (Haamstede);
- gezamenlijk ethisch appel (abortus/ euthanasie).

Een casus: bij de Lodenstein-scholengemeenschap (sectie godsdienst) is een godsdienstmethode in voorbereiding. Godsdienstleraren van andere reformatorische scholengemeenschappen mogen meelezen, meer niet. Niet meedoen! Is dat een kwestie van wantrouwen?

De christenheid in de wereld heeft iets defensiefs, maar ook altijd iets offensiefs aan zich. En hoe verdeelder die christenheid zich opstelt, des te zwakker is zij in haar verdediging en proclamatie van Gods heilige Naam.

V. Haar kerkelijke idealen (twee polen)

V.A. Kenmerk
De kerken van de gereformeerde gezindte hebben - in het algemeen gesproken - hun kerk-zijn gebaseerd op de belijdenis aangaande de kerk, zoals geformuleerd in de artikelen 27-32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Daarin onderkennen we twee spanningsvolle polen:
a) die van de (zichtbare) kerk, door de vergaderende Christus samengeroepen en samengehouden in de weg van de bediening van het Woord en van de sacramenten, in de weg van de regering en de tucht vanwege de ambten (de kerk als 'congregatio')
b) die van de (ware/onzichtbare) kerk die een vergadering is van ware Christgelovigen, delend in de door Christus verworven heilsweldaden (de kerk als 'coëtus').5

Deze twee lijnen zijn als schering en inslag. Ik kan ook zeggen: ze zijn als de twee rails van een spoorlijn. Ze moeten steeds evenwijdig aan elkaar blijven. Helaas is dat in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme niet altijd het geval geweest. Een enkel voorbeeld. In de Nederlandse Hervormde Kerk ligt sterk de nadruk op het eerste (a): de eenheid moet bewaard blijven, ook al gaat dat wel eens ten koste van de tucht en de waarheid [uiterste consequentie: de kerk wordt een vergaarbak van ketterijen]. In de kerken van de afscheiding ligt van oorsprong een sterk accent op het tweede (b): de waarheid (ook de beleving ervan) gaat boven alles, ook al wordt de kerkelijke eenheid daardoor verbroken [uiterste consequentie: de kerk wordt versplinterd in gelijkgezinde gemeenten; congregationalisme/ indepententisme].

Eén ding mag als een paal boven water staan: de eenheid van de Kerk als het lichaam van Christus is een hoog goed. Ooit kreeg ik - in Bennekom - twee jongens van een Bijbelschool bij mij, die mij vroegen of ik mee wilde doen aan een enquête. Zij wilden een gemeente gaan stichten; een gemeente van mensen die op zoek waren naar God. Of zij ook over hun plannen overleg gepleegd hadden met bestaande reformatorische kerken in Bennekom? Nee, dat niet.

De eenheid van de kerk is een kostbare zaak. Denk aan de hogepriesterlijke bede van de Heere Christus (Joh. 17): 'dat zij allen één zijn'. Dat zij ook ons dagelijks gebed. Om de geloofwaardigheid van de kerk (in de wereld). De idee van de pluriformiteit van de kerk (A. Kuyper) - uiting van veelkeurige wijsheid? - zij ons vreemd. Wij stichten geen kerken/ gemeenten in het wilde weg. Want een gemeente die naar de Naam van Christus is genoemd, is geen zelfbedieningszaak. Wat wij geloven en belijden, geloven en belijden wij samen met alle heiligen! Het lichaam van Christus mag niet verbroken worden.

Ons mag een heimwee naar eenheid van alle Christ-gelovigen bezielen. 'Calvinus oecumenicus' (W. Nijenhuis) wilde wereldzeeën oversteken om geestverwanten te ontmoeten. In zijn dagen zijn er keer op keer godsdienstgesprekken gevoerd (met Lutheranen, Zwinglianen), die ten doel hadden 'on speaking terms' met elkaar te blijven, zonder dat er van de waarheid iets zou worden afgedaan.

In de huidige situatie echter zitten wij met de brokstukken. Ook en juist de gereformeerde gezindte is verdeeld 'als beenderen aan de mond van het graf. En geen sterveling onder ons ziet kans om die brokstukken bijeen te brengen. Samenop- Weg kan gezien worden als een van hogerhand georganiseerde constructie die het kerk-zijn niet bevordert en verdere deconfessionalisering in de hand werkt. Alle kerken van de gereformeerde gezindte (binnen en buiten de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland) tot een nieuw kerkelijk instituut maken, is dat haalbaar?

V.B. Marginalisering
Ik volsta met enkele stellingen:
a) de gereformeerde gezindte loopt steeds gevaar het ideaal van de gelijkgezindheid als het hoogste kerkelijke ideaal te zien (conventikel);
b) binnen de gereformeerde gezindte heeft het 'kerkisme' veel kwaad gedaan; het heeft geleid tot een liefdeloos veroordelen en verketteren van elkaar (etikettenplakkerij). 'Vele kerkscheuringen worden tegenwoordig gerechtvaardigd met leerstukken, maar de wortel der verbittering zit in de kopstukken.' (ds. Joh. van der Poel)
c) de kleine traditie (inzake liturgische kwesties o.a.) wordt al te weinig gerelateerd aan de grote (katholiek-reformatorische) traditie;
d) intolerantie is kwaad, verdraagzaamheid is goed (1 Thess. 5:15);
e) er wordt weinig meer geleden aan de kerk;
f) er is sprake van een doorgaande verzuiling.

V.C. Uitdaging
Ik kan niet verder komen dan enkele adviezen:

1) Laat iedere gereformeerd gezinde de identiteit van zijn eigen kerk bewaken. Hij mag weten waarom hij lid is van de kerk waarin hij is gedoopt en waarin hij onderwezen wordt in de 'leer der godzaligheid.' 'Kerkgevoel' (de beleving van de kerk als een 'home' met een stuk geborgenheid) is niet maar iets negatiefs. Het is niet in alle opzichten positief, als - blijkens de onlangs gehouden RDenquête - een groot aantal j ongeren hun kerklidmaatschap relativeren en zeggen dat zij ook net zo goed lid konden zijn van een andere kerk. Deze afzwakking van kerkbesef kan een verborgen en niet altijd terechte kritiek op de eigen kerk inhouden en uitlopen op kerktoerisme en een kerkelijk zwerversbestaan of een vlucht naar een evangelische gemeente (met meer openheid en tegelijk grote onderlinge verdeeldheid). Het kan echter ook uitgelegd worden als een protest tegen te hoog opgerichte kerkelijke muren: horen wij in wezen niet bijeen en maken wij ons niet - gelet op de nood der tijden - al te druk om marginale zaken?

2) Laat iedere gereformeerd gezinde het lidmaatschap van zijn kerk relateren aan het hart van het kerk-zijn (zie de twee genoemde lijnen van het kerk-zijn volgens artikel 27-32 NGB).

3) Laten alle gereformeerd gezinden antwoord geven op de volgende vragen:
- Is de Nederlandse Hervormde Kerk een valse kerk? Waarom (niet)?
- Is een SOW-kerk per definitie een valse kerk? Waarom (niet)?
- Zijn de Christelijke Gereformeerde Kerken (onderling bepaald geen eenheid) een verkieslijke kerk (omlijnd en open tegelijk)? Idem de Vrijgemaakten/ Nederlands Gereformeerden?
- Zijn de Gereformeerde Gemeenten/de Gereformeerde Gemeenten in Nederland de zuiverste openbaring van de ware kerk (vanwege de aloude gereformeerde waarheid)?
- bestaat er een kerk op aarde of ook in Nederland waar de volle waarheid in al haar delen te vinden is?
- betekent de oproep van de Nederlandse Geloofsbelijdenis om zich bij de ware kerk te voegen (artikel 28) dat wij geroepen zijn om ons bij de zuiverste kerk aan te sluiten?

Noten
1. Wat is gereformeerde gezindheid? Het begrip is ontstaan rondom de Afscheiding (eerste helft 19e eeuw). De 'auctor intellectualis' is Groen van Prinsterer. In dit begrip wordt de nadruk gelegd op de gezindheid boven kerkelijke verdeeldheid (genootschappelijkheid) uit: de (hervormde of) gereformeerde gezindheid biimen en buiten de Hervormde Kerk (1837). Zij wil aanspreekbaar zijn op de 'religie van de belijdenis' (drie Formulieren van Enigheid; de Dordtse Leerregels niet als een overtolligheid uitgezonderd), de belijdenis van de drie-enige God met als stralend middelpunt het Hoofd van de Kerk, Jezus Christas, Die ons door de Heilige Geest doet leven uit het geloof. Ds. G. Boeröe gereformeerde Gezindte nu en in de toekomst (Huizen 1964): 'Wij zijn ten diepste gereformeerd, omdat Woord en Geest ons te sterk geworden zijn en ons reformeren naar God toe, naar Christus toe, naar het Woord toe.' 'Meer dan andere landen zijn wij gezegend met de regenerende kracht van Gods Heilige Geest en met een verstaan van het Evangelie, dat o.a. zijn neerslag vond en vindt in de belijdenis en het belijden van de Kerk'. 'Alles wat in de belijdenis voorhanden is en wat niet, of nog niet en niet meer in de prediking van nu wordt verkondigd als de schat van het Evangelie, dat wordt - kerkelijk gezien - slapend bezit' (straks vergeten, bestreden, geëlimineerd bezit).

2. Zie hierover Tien keer Gereformeerd: een publicatie van de Gereformeerde Bond (bundeling van artikelen in De Waarheidsvriend); Kampen 1973. De bundel bevat reacties op vragen als: Is de eenheid van de gereformeerde belijders alleen een geestelijke eenheid of moet die ook kerkelijke consequenties hebben? Is er gezien de ontwikkelingen in de Hervormde Kerk en de gescheiden kerken reden om de motieven van Afscheiding en Doleantie nog weer eens onder ogen te zien en is er binnen liet raam van liet gereformeerd belijden ruimte voor een legitieme pluriformiteit? Vollgens prof. dr. G. Dekker zijn er thans: orthodox-gereformeerden, bevindelijk-gereformeerden en modem gereformeerden.

3. Zie hierover het verslag van het minisymposium De eeuw in het hart (maandag 5 oktober 1998; t.g.v. het 25-jarig jubileum bij het Reformatorisch Dagblad van dr. C.S.L. Janse, hoofdredacteur van het RD). Een symposium naar aanleiding van de uitkomsten van de in 1998 gehouden RD enquête onder leerlingen van verschillende reformatorische scholen en hun ouders (de 'bevindelijk gereformeerden' = SGP-georienteerden). Hieruit blijkt, dat er - vergeleken met de uitslag van de in 1981 gehouden enquête over de emancipatie van de 'bevindelijk gereformeerden' (i.v.m. de dissertatie van Janse) - sprake is van verschuivingen, c.q. assimilatie in het waarden en gedragspatroon aan de omringende cultuur (volgen op afstand of een stille revolutie; staat de 'refodijk' op springen?). Er is sprake van een verdergaande assimilatie, ondanks veel eigen organisaties. Een meerderheid heeft geen bezwaar tegen: bioscoopbezoek, vrouwelijk kamerlidmaatschap, verzekeren, inenten. Een groeiende minderheid is voor gebruik van voorbehoedmiddelen (inperking van gezinsgrootte). Slechts 54% (tegen 65% in 1981) zietgrote deelname aan hetHeilig Avondmaal als een slecht teken. Zingen van gezangen tijdens de eredienst en een nieuwe Bijbelvertaling: een groeiend aantal voor. De vrouw in het ambt worden door 48 % van de jongeren afgewezen (van de ouders 81% tegen; in 1981: 92%). 53% (van de ouders 69%) stelt dat men zich nergens anders thuis voelt dan in de eigen kerk. Onder de jongere bevindelijken is 80% het er niet mee eens dat het voor een meisje minder belangrijk is een goede schoolopleiding te krijgen dan voor een jongen. 75 % heeft geen principieel bezwaar tegen vrouwelijk kamerlidmaatschap. Een groeiende minderheid (ook onder ouders) twijfelt over de plicht van vrouwen om een hoofddeksel te dragen tijdens kerkdiensten. En is zelfs ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers. Er is - samengevat - spraken van:
a) beginnende twijfel aan de historische betrouwbaarheid van de Bijbel, aan het goed recht van kerkelijke gewoonten, aan de uitsluiting van de vrouw uit het ambt. b) liberalisering van opvattingen over verzekeren, staken, inenten, bioscoopbezoek, tv-bezit, gebruik van voorbehoedmiddelen. Prof. dr. G. Dekker, socioloog, stelde tijdens dit symposium dat sociaal en cultureel persisteren goed mogelijk is door een zekere assimilatie: het oude wezen bewaren in nieuwe vormen, veranderen om gelijk te blijven.

4. Het Contactorgaan van de Gereformeerde Gezindte (COGG) is opgericlit op 19 september 1963 (het is een voortzetting van het Gereformeerd Convent in oprichting, 1957). Het bestaat uit vertegenwoordigers van vijf groepen, al of niet officieel hun kerk of groepering vertegenwoordigend. Thans:
- Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland
- Gereformeerde Kerken in Nederland
- Nederlands Gereformeerde Kerken
- Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (op persoonlijke titel)
- Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de waarheid in de Nederlandse Hervormde Kerk en de Confessionele Vereniging
- Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika (op persoonlijke titel).
Doelstelling: 'Het COGG wenst te bevorderen dat de deelnemende kerken of groeperingen met elkaar contact oefenen, opdat ze elkaar beter leren verstaan, elkaar aanspreken op basis van Gods Woord en de drie Formulieren van Enigheid en op deze wijze dichter tot elkaar komen.' Uit het perscommuniqué van de eerste conferentie (22/23 april 1964, Woudschoten/ Zeist): 'Op basis van de drie Formulieren van Enigheid aanvaarden de aanwezigen elkaar als gereformeerden in het besef van de ongeoorloofdheid van hun verdeeldheid en spraken ze uit voor elkaar op die basis aanspreekbaar te zijn.' Prof. dr. H.N. Ridderbos (voorzitter): 'Een samenspel van zonden en dwaasheden houdt ons uit elkaar, is de oorzaak van onze verdeeldheid en versplintering en doet ons als kemphanen tegenover elkaar staan.' Het COGG wil niet meer zijn dan een adviserend orgaan, een geestelijk centrum, een platform. In mei 1996 werd een 'ecclesiologische consensus' opgesteld en gepresenteerd, een visie op de kerk vanuit de Schriften, unaniem aanvaard. Daarin valt sterk de nadruk op de eenheid van de kerk als lichaam van Christus dwars door onontkoombare schisma's heen. Prof. W. van 't Spijker deed in 1996 het voorstel om te komen tot een convent van kerken.
Dr. ir. J. van der Graaf typeerde op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond (29 mei 1996) de gereformeerde gezindte als een 'pleister op een diepe wond, een alibi om aan de kerkelijke nood te ontsnappen, een gewetenssusser.' 'En verder valt er, kerkelijk gezien, niets goeds van te zeggen.' 'Het COGG is niet bij machte gebleken verder te komen dan enige contacten binnen een deel van de Gereformeerde Gezindte. Kerkelijk gezien is er van de Gereformeerde Gezindte niets goeds te zeggen. Het verbrokkelingproces ging verder door, werd zelfs nog versterkt door de opkomende Reformatorische zuil. Een deel van de Reformatorische zuil staat buiten het COGG, een deel van het COGG staat buiten de Reformatorische zuil. Een ander deel is ambivalent. Maar als geheel genomen is de gereformeerde gezindte een kerkelijke onmogelijkheid gebleken. Verder dan een bescheiden 'contactorgaan' kwam het niet. "Geen verdeelder wereld dan de gereformeerde wereld.' (De Waarheidsvriend, jrg. 84, nr. 12, 13 juni 1997).

5. In de Institutie van Calvijn zijn deze twee lijnen evenwichtig bijeen. Tegenover het machtsinstituut van de paus en de priesters (de kerk blijft de kerk, al zouden alle bisschoppen liegen) ligt sterk de nadruk op de geestelijke dimensie van de kerk, de onzichtbare kerk. De kerk bestaat uit het volle getal der uitverkorenen van alle tijden en plaatsen, door Woord en Geest tot een verborgen gemeenschap met Christus gebracht. Tegenover de dopersen echter legt Calvijn er evenzeer de nadruk op dat de kerk geen vereniging van gelijkgezinden is. Via de bediening van Woord en sacrament is zij de onvervangbare moeder van alle gelovigen, waardoor zij gemeenschap met de Vader en de Zoon ontvangen. Scheiding van de Woord-kerk is heiligschennis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Driestar bundels | 254 Pagina's

De kracht en de zwakte van de gereformeerde gezindte

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Driestar bundels | 254 Pagina's