Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dienst der genezing en ziekenzalving

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dienst der genezing en ziekenzalving

37 minuten leestijd

Luthers raad

In 1545 ontvangt Luther een vraag van ds. Schulze te Bergern hoe te handelen met een zeer zwaarmoedige man. Hij antwoordt per brief: 'Nu weet ik werkelijk geen wereldse troost. Waar de artsen geen hulp meer kunnen geven, is het bepaald geen gewone zwaarmoedigheid, maar eerder een die door de duivel bewerkt wordt. Die moet worden weerstaan door het gebed des geloofs in de kracht van Jezus Christus.' Luther geeft vervolgens aan hoe hij gewend is te handelen: 'Ga met de koster en twee of drie goede mannen naar hem toe en leg hem de handen op in het vaste vertrouwen dat u in het openbare ambt staat en in deze plaats de predikant bent.' Vervolgens geeft Luther aan welke woorden gebeden kunnen worden, en sluit dan zijn brief af met de volgende raad: 'Leg dan, voordat u vertrekt, de zieke nog eenmaal de handen op en spreek: 'De tekenen die de gelovigen volgen, zijn deze: Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden' (Mark. 16:17-18). Doe dit driemaal - op drie opeenvolgende dagen telkens eenmaal. Roep ondertussen - vanaf de kansel in de kerk - openlijk op tot voorbede, tot God, Die verhoort.' Wat Luther hier aanreikt, was in de vroegchristelijke kerk gewoon, maar is in onze kringen niet gebruikelijk. Immers, velen zijn van mening dat de ambtsdragers bij ziekte geen gebed onder handoplegging mogen of kunnen doen, omdat de gave van gezondmaking verdwenen zou zijn.

De dienst der genezing

De Bijbel zelf legt veel nadruk op genezing. In Exodus 15:26 spreekt God de woorden: 'Ik ben de HEERE, uw Heelmeester'. Wanneer het volk Israël God dient, zal het gezegend worden met gezondheid, terwijl in geval van ongehoorzaamheid tal van ziekten en plagen zullen optreden (Deut. 28). Gezondheid en ziekte worden beleefd voor Gods aangezicht. Ziekte kan een teken zijn van Gods toorn, zoals bij Mirjam en Gehazi, die gestraft worden met melaatsheid. De vrienden van Job proberen hem te overtuigen dat zijn ziekte een oordeel Gods is. Maar wij weten vanuit het gehele boek dat de satan Job heeft ziekgemaakt, onder de toelating van God. Ook is het goed te beseffen dat de priesters bij het heiligdom de keurmeesters zijn of iemand van melaatsheid is genezen. Na genezing worden er offers gebracht (Lev. 14). Jesaja 53 noemt de Knecht des Heeren en belijdt: 'Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen (...) en door Zijn striemen is ons genezing geworden' (vs. 4-5).

In het Nieuwe Testament doet de Heere Jezus Zelf veel wonderen, maar Hij geeft deze macht ook aan Zijn discipelen. Wanneer Hij 'de twaalf twee aan twee het land laat doortrekken, geeft Hij de opdracht tot prediking en tot genezing. In het verslag na hun terugkeer staat: 'En uitgegaan zijnde, predikten zij, dat zij zich zouden bekeren. En zij wierpen vele duivelen uit, en zalfden vele kranken met olie en maakten hen gezond' (Mark. 6:12-13). Even later trekken ze met 70 discipelen het land in. Naast de opdracht tot prediking geeft Jezus hun het bevel mee: 'Geneest de kranken' (Luk. 10:9). Na terugkeer van de discipelen blijkt dat ze duivelen konden uitwerpen. Wanneer de Heere Jezus Zijn discipelen toespreekt, net voor Zijn hemelvaart, geeft Hij de opdracht het Evangelie aan alle creaturen te prediken. Maar ook: 'en degenen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen (...) op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden' (Mark. 16:15-18). Het boek Handelingen geeft aan dat de discipelen dit alles in de praktijk brachten.

Genezingen vonden plaats als tekenen van het Koninkrijk Gods. Niet alle zieken genazen, maar keer op keer liet God zien dat Hij macht heeft om te genezen. Dit aspect van het werk van de apostelen noemen we 'de dienst der genezing': de actieve dienst van de apostelen om zieken te genezen. Dat kunnen 'gewone' ziekten zijn, maar ook ziekten die veroorzaakt zijn door boze geesten (demonen). Soms vindt genezing plaats op gebed, dan weer op gebed met handoplegging, dan weer na ziekenzalving. Er is grote verscheidenheid op te merken in de vorm, maar steeds weer blijkt dat God grote daden doet.

Pastorale praktijk

Wat moeten wij met bovenstaande zaken? Toen ik predikant werd, vielen mij al gauw enige zaken op:
1) Van een predikant wordt bezoek verwacht bij zieken thuis en in het ziekenhuis. Er wordt uit de Bijbel gelezen en gebeden. Velen belijden dat aan Gods zegen alles gelegen is. Toch geldt het medische onderzoek als gezaghebbend. De diagnose van een arts, ook al is deze geen christen, geldt vaak als beslissend. De arts heeft in zekere zin de plaats ingenomen van de priester onder Israël.
2) Van de opdracht tot genezing is weinig overgebleven. Bij gemeenteleden leeft wel het besef dat God wonderlijk genezen kan, maar dat is alleen op het gebed en wordt overgelaten aan de vrijmacht van God.
3) Allerlei gemeenteleden raken teleurgesteld in de reguliere geneeskunde en wenden zich tot alternatieve genezers. Er zijn kundige en bonafide natuurgenezers, maar er zijn ook occulte genezers, die werken met duistere en demonische krachten. We moeten gemeenteleden hiervoor ernstig waarschuwen, maar heeft het ook niet met het falen van de dienst der genezing in de kerk te maken dat zij elders zoeken?
4) Hoe te preken over de tientallen genezingswonderen die in de Bijbel staan? Kunnen we alleen maar zeggen dat die voor de begintijd van de kerk waren? Is vergeestelijking de manier om de wonderen toe te passen voor ons? In de trant van: 'Wij zijn allen geestelijk melaats en moeten van deze melaatsheid gereinigd worden'?

In die situatie kreeg ik in 1992 het verzoek de ziekenzalving toe te passen bij een jong kind. Dat is de zalving die - zoals hiervoor al is gememoreerd - genoemd wordt in Markus 6 en vervolgens in Jakobus 5 uitvoeriger beschreven staat. Toen ik mij hierin verdiepte, werd al gauw duidelijk dat het hier geen geïsoleerde zaak betrof, maar dat heel het terrein van ziekte en gezondheid in het geding is. Op tal van punten zijn wij hierin anders gaan handelen en denken dan in de Bijbel staat. In mijn zoektocht in de kerkgeschiedenis trof het mij dat niet slechts de apostelen, maar ook allerlei kerkvaders de dienst der genezing hebben beoefend.

Irenaeus

Irenaeus is geboren in Klein-Azië en later in Frankrijk bisschop geworden. Hij schreef een boek Tegen de ketterijen (rond 180). Daarin geeft hij een goede indruk van wat er in zijn tijd gebeurt: 'De Heere is gekomen als de arts van allen. Daarom hebben ook Zijn (= Christus') ware discipelen genade van Hem ontvangen om wonderen te doen in Zijn naam; zij maken anderen gelukkig met de gave, die een ieder van Hem heeft ontvangen. Sommigen van hen drijven werkelijk demonen uit, zodat degenen die op deze wijze bevrijd zijn van de boze geesten, vaak gaan geloven in Christus en zich aansluiten zich bij de Kerk. Sommigen hebben voorkennis van dingen die gaan gebeuren, en visioenen en profetische taal. Anderen genezen de zieken door hun de handen op te leggen, waardoor zij gezond worden. Meer nog, zoals ik reeds eerder gezegd heb: zelfs doden zijn opgewekt geworden en vele jaren bij ons gebleven. En waarom zou ik nog meer zeggen? Het is niet mogelijk alle gaven op te sommen die de door de gehele bewoonde wereld verstrooide Kerk ontvangen heeft van God, in de naam van Jezus Christus, Die gekruisigd was onder Pontius Pilatus. Zij wendt die gaven dagelijks aan tot heil van de heidenen, terwijl zij niemand misleidt en van niemand enige geldelijke beloning aanneemt. Want wat zij van God om niet ontvangen heeft, geeft zij om niet.'

Chrysostomus

Joharmes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel, getuigt in de verhandelingen die hij in 386/387 in Antiochië hield, over de kracht van het gebed. Men heeft de koning zelf brandend van koorts in zijn bed zien liggen en alle kennis en kunde bleek vergeefs. 'Maar laat er iemand binnenkomen die tot God kan spreken, laat hij alleen maar dat lichaam dat daar uitgestrekt neerligt aanraken en voor hem een waarachtig gebed doen, en hij jaagt heel de ziekte op de vlucht. Hetgeen noch de rijkdom vermocht, noch de menigte van dienaren, noch de wetenschap van kundige mensen, noch de praal van het koningschap, bereikt het gebed van een enkel mens, dikwijls arm en behoeftig... De kracht van het gebed heeft de demonen verjaagd, de poorten van de hemel geopend, de banden des doods verbroken, de ziekten verjaagd.'

Augustinus

De grote kerkvader Augustinus (354-430), bisschop van Hippo in het noorden van Afrika, heeft een tijdlang gedacht dat genezingswonderen niet meer voor zijn eigen tijd waren. Maar aan het eind van zijn leven komt hij tot andere inzichten. Hij heeft veel genezingswonderen meegemaakt en die beschreven in zijn boek De Civitate Dei (= De stad Gods; boek 22). Zijn biograaf Possidius vertelt hoe Augustinus onder tranen bad voor enige bezetenen en dat die ook werden bevrijd. Ook kwam een man met een zieke vriend en vroeg of Augustinus (die toen zelf ernstig ziek was) zijn hand op hem wilde leggen, opdat hij genezen zou worden. Augustinus gaf ten antwoord, dat hij, als hij die macht had, die eerst op zichzelf zou toepassen. Daarop verklaarde de bezoeker dat hij een visioen had gekregen waarin de woorden gesproken werden: 'Ga naar bisschop Augustinus, opdat hij zijn hand op hem mag leggen en hij zal genezen worden'. Toen Augustinus dit hoorde, gehoorzaamde hij en onmiddellijk werd de zieke genezen.

Jakobus 5

Na dit getuigenis uit de vroege kerkgeschiedenis, wenden we ons tot het laatste hoofdstuk van de brief van Jakobus. De apostel geeft ons een drievoudige raad in geval van ziekte: 1) gebed, 2) schuldbelijdenis en 3) zalving met olie.

1) Gebed
a) Vers 13: 'Is iemand onder u in lijden? Dat hij bidde.' Hier wordt de uitweg naar boven gewezen. Het gebed tot de machtige God, Die slechts één woord hoeft te spreken en het lijden is voorbij. Het persoonlijke gebed tot de God des levens. De eerste gang moet niet zijn naar de dokter, maar naar de Heere. We mogen wel een arts raadplegen, maar laat het gebed vooraf gaan.
b) Jakobus noemt in vers 16 opnieuw het gebed en zegt daar: 'bidt voor elkander'. Hierbij kunnen we denken aan familieleden, vrienden en gemeenteleden.
c) Er wordt ook gesproken over de ouderlingen van de gemeente. We moeten ons voorstellen dat de ziekte blijft voortduren. Het persoonlijke gebed is er geweest en is er nog steeds. Ook is er voorbede van familie en vrienden, maar de ziekte gaat niet over. Dan staat hier de raad om de ouderlingen te vragen, om voor de zieke te bidden.
De ouderlingen staan hier als vertegenwoordigers van de gehele gemeente. Zij hebben geen kracht in zichzelf. Ook hebben zij op zichzelf geen bijzondere gebedsgavenof gaven van genezing ('gaven van gezondmakingen'; 1 Kor. 12:9). Dat kan wel, maar hoeft niet. In de hoedanigheid van ouderling worden ze geroepen door de zieke om met hem of haar te bidden. De ouderlingen mogen weten dat ze in het ambt staan. Ze kunnen zich onbekwaam voelen tot het gebed, zeker tot het gelovige gebed ('gebed des geloofs'; vers 15). Maar ze mogen weten: de Heere vraagt het van mij. Het is goed om gehoorzaam te zijn aan Gods woord. Er ligt hier een rijke belofte, die tot steun mag zijn. Dit gebed vindt meestal plaats voor de zieke. Soms worden de handen van de zieke vastgehouden, als teken van verbondenheid. In bijzondere gevallen kan het gebed ook onder handoplegging geschieden. Het is opvallend dat hier de uitdrukking staat 'bidden over hem', terwijl wij meestal spreken over 'bidden voor hem'.
Ook in het Grieks staat er een bijzondere uitdrukking. Vanaf de derde eeuw is die uitdrukking uitgelegd als bidden onder handoplegging (Origenes). Heeft dit gebed een meerwaarde? Is 'gewoon gebed' niet genoeg? Bidden onder handoplegging is zegenend bidden. Het gewone gebed is 'van beneden naar boven', van ons tot God; de zegen is 'van boven naar beneden', van God tot ons. Gebed onder handoplegging is bidden vanuit de beloften die God gegeven heeft, onder andere in het reeds meermalen genoemde gedeelte uit Markus 16. Het is bidden met verwachting, omdat de Heere Zelf deze vorm van gebed heeft ingesteld.

Jakobus hecht zeer veel waarde aan het gebed. Er zijn drie cirkels te onderscheiden: de kleinste cirkel: het persoonlijke gebed: dan een iets ruimere cirkel: de ouderlingen; tenslotte de wijdste cirkel: heel de gemeente. Het gebed is het door God gegeven middel. Kijk eens naar Elia: die man bad een gebed en het regende 3'/2 jaar niet. Hij bad opnieuw en het regende! Niet altijd ligt zo'n stellig geloof ten grond aan het gebed. Maar er zijn situaties dat degene die bidt met een wonderlijke zekerheid weet: dit gebed wordt door God verhoord.

2) Belijden van schuld
In vers 16 staat: belijdt elkander de misdaden, de zonden, de overtredingen. In 1 Korinthe 11 wordt vermeld dat er in de gemeente van Korinthe veel zieken en zwakken zijn 'en velen slapen' (vs. 30). Bedoeld is: ontslapen. Dit alles omdat God de gemeente tuchtigt in verband met het misbruik van het Avondmaal. Ook persoonlijke zonden kunnen ten grondslag liggen aan ziekte (Joh. 5:14). Die samenhang hoeft er niet te zijn, maar het is wel goed om deze zaak aan de orde te stellen. Zijn er speciale zonden tegenover God of tegenover elkaar die voortdurend in onze gedachten komen? Jakobus spoort ons aan ermee te voorschijn te komen. Belijdt tegenover de Heere en tegenover elkaar de zonden. Ik heb meegemaakt dat een man om ziekenzalving vroeg, omdat hij maar ziek bleef en geen enkele medische behandeling hielp. Maar eerst hebben we gesproken over gebed en schuldbelijdenis. De zalving is immers niet los verkrijgbaar, maar staat in een bepaalde samenhang. De man vertelde van een onbeleden zonde, waarvan zijn vrouw niet wist. Hij heeft dit beleden aan zijn vrouw, die hem ook vergaf. Vanaf dat moment trad herstel van ziekte in, ook zonder ziekenzalving.

3) Zalving
In geval van ziekte mag iemand de ouderlingen roepen voor gebed en zalving met olie. Een zieke mag vragen of de officiële vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeente komen en in die hoedanigheid met hem bidden. Dit is de derde keer in de brief dat 'onder u' gebruikt wordt. (3:13; 4:1; 5:13,14,19). Het gaat dus om een situatie in de gemeente. J. van Bruggen heeft echter in Ambten in de apostolische tijd een andere opvatting verdedigd. L. Floor sluit zich in zijn commentaar op Jakobus (CNT) daarbij aan. Volgens hen wordt met 'de oudsten' een groep mensen bedoeld die in Jeruzalem een bijzondere positie innam. Deze groep had het leven van Jezus meegemaakt en volgde Hem al vóór Pinksteren.
Te denken valt aan de 120 mensen van Handelingen 1:15. Jakobus zal deze oudsten in Jeruzalem bedoelen en niet de plaatselijke gekozen ouderlingen. Tegen deze opvatting zijn echter veel bezwaren aan te voeren en het is veel aannemelijker dat plaatselijke ouderlingen bedoeld zijn. Uit de kerkgeschiedenis blijkt dat de zalving een grote plaats heeft ingenomen in de loop der eeuwen. Het recht tot zalven is nooit beperkt geweest tot de ooggetuigen. Dat in Markus 16 de olie niet meer genoemd wordt, maar wel het opleggen van de handen ter genezing van ziekte, kan zijn omdat de handoplegging vaker plaatsvond, maar uit de beknoptheid van de formulering mag niet geconcludeerd worden dat de zalving met olie toen niet meer plaatsvond.

Soort ziekte
De Rooms-Katholieke Kerk vatte deze tekst vroeger zo op, dat een doodzieke of stervende bedoeld zou zijn. De tekst geeft dit niet aan. Wel is de persoon die Jakobus op het oog heeft ernstig ziek, want hij is niet in staat naar de ouderlingen te gaan, maar zij moeten naar hem komen. Het woord voor 'ziek' in vers 14 is neutraal. Soms wordt het in het Nieuwe Testament gebruikt voor een dodelijke ziekte, maar het kan ook een ruimere betekenis hebben: zwak zijn, ziek zijn. Het woord voor 'redden' in vers 15 impliceert hersel van een serieuze (maar niet noodzakelijk dodelijke) ziekte. Het is ook het gewone woord voor redding in een puur geestelijke betekenis: zalig worden. Jakobus gebruikt het in die laatste betekenis maar liefst vier keer: 1:21; 2:14; 4:12; 5:20.
Het woord voor 'zieke' in vers 15 is veel sterker. De fundamentele betekenis is hier: fysieke uitputting of zwakte, maar het woord werd volop gebruikt voor: ziek buiten hoop, wegkwijnen; zelfs kan het 'dood' betekenen. De oorzaak van krachteloosheid kan zowel fysiek als psychisch zijn. Het woord 'oprichten' in vers 15 is eveneens tweeduidig. Het kan eenvoudig betekenen 'oprichten van het ziekbed' (Mark. 1:31), maar het woord wordt ook gebruikt voor opstanding uit de dood. Er is daarom een opmerkelijke ambivalentie in de belofte. Die kan betekenen - en daarvoor pleit de directe context - dat het gelovig gebed de zieke man zal genezen en de Heere hem zal herstellen. Maar de uitdrukkingen op zich kunnen ook betekenen: het gelovig gebed zal de dodelijk zieke/dode man de zaligheid geven en de Heere zal hem uit de dood opwekken.

Vanuit het verband verdient de eerste opvatting de voorkeur. Maar we kunnen ons afvragen of de auteur niet bewust een dubbelzinnigheid heeft aangebracht. De gewone verwachting mag genezing zijn. Maar het is goed denkbaar dat Jakobus situaties heeft meegemaakt waarin geen lichamelijke genezing plaatsvond en de patiënt stierf. In dat geval mag volkomen genezing door de dood heen verwacht worden. Samenvattend kunnen we zeggen dat ernstige lichamelijke ziekten bedoeld zijn. De formuleringen zijn echter zodanig algemeen dat geen afgebakende groep ziekten bedoeld wordt en dat ook psychische nood inbegrepen kan zijn.

Zalfolie
De rabbijnen bevalen olijfolie aan ter bestrijding van spierpijn, huidaandoeningen, hoofdpijn en wonden. In Lukas 10:34 gebruikt de barmhartige Samaritaan olie en wijn ter verzachting van de wonden. Het gebruik van olie is als zodanig niet bovennatuurlijk, hoewel de gebruiker ook gebeden kan hebben om Gods zegen over de behandeling. Veel exegeten gaan uit van de betekenis die olie had als geneesmiddel en zien dan in het gebruik door de discipelen een heenwijzing naar medicijnen die door God gezegend worden. In het 18^-eeuwse verzamelwerk van Patrick, Polus en Wells staat echter een andere mening: 'Van Christus bevolen, als een uiterlijk teken van de genezing, doch niet als een geneesmiddel; anders zou er geen wonderwerk in geweest zijn. Want olie, alhoewel ze in vele gevallen van nut is, is geen algemeen geneesmiddel, en goed voor allen; en de apostelen waren door Christus niet onderwezen in de geneeskunst, maar met buitengewone gaven van hem beschonken, om lichamelijke ziekte te genezen.
Waarom dit teken? Het kan betekend hebben dat zij gezonden waren van Christus de Gezalfde, die gezalfd was met olie der vreugde, boven zijn medegenoten [Ps. 45]; het kan als een zinnebeeld geweest zijn van de genade des heiligen Geestes, welke dikwijls vergeleken wordt bij olie, welke zij zelf in een ruime mate bezaten en door de bediening van het Evangelie medegedeeld werd, en het kan enige beduidenis gehad hebben aangaande het Evangelie zelf, dat licht en vreugde aanbrengt, genezingen en vertroostingen voor de zielen der mensen, waarvan zij de gezegende boodschappers waren.'

Om goed te kunnen kiezen uit de genoemde mogelijkheden is het nodig na te gaan hoe olie in de eerste eeuw functioneerde. Dan valt op dat olie alleen voor uitwendig gebruik was en geen geneesmiddel in geval van ernstige ziekte. De huid werd ingewreven met olie en wonden werden op die manier verzacht. In geval van keelpijn kon de olie ook worden ingenomen. Als olie een geneesmiddel was, waarom zouden de ouderlingen die moeten toedienen? Dat konden familieleden toch beter doen? We doen er beter aan de godsdienstige achtergrond van olie na te gaan. In Leviticus 14 staat dat een genezen melaatse naar de priester moest gaan. De priester strijkt eerst bloed en dan olie op bepaalde lichaamsdelen. Er vindt verzoening plaats door het offer en de genezen persoon mag weer functioneren binnen de samenleving. Het bloed zal symbool zijn van de verzoening en de olie is mogelijk teken van toewijding en heiliging.
Bepaalde bijbelgedeelten verbinden olie direct met de bovennatuurlijke werking van de Geest. In 1 Samuel 10 wordt Saul met olie gezalfd (vs. 1) en de Geest des Heeren komt over hem (vs. 6). 1 Samuel 16:13 maakt duidelijk dat de Geest des Heeren op David was vanaf het moment van zalving. In 2 Samuel 23:1-2 wordt 'de gezalfde van Jakobs God' verduidelijkt met de woorden: 'De Geest des Heeren heeft door mij gesproken'. Die samenhang komt ook naar voren in Jesaja 61:1 'De Geest des HEEREN Heeren is op mij, omdat de HEERE mij gezalfd heeft'. Waarschijnlijk is het woord 'zalving' hier figuurlijk gebruikt. In ieder geval wordt de gave van de Geest verbonden met de zalving. In Zacharia 4:2-6, in het vijfde nachtgezicht, dat handelt over een kandelaar met olijfbomen, geldt de olie als symbool van de Geest. Naast deze godsdienstige betekenis van zalven komen we in het Oude Testament regelmatig olie tegen voor lichaamsverzorging (Ps. 23:5). Zalving kan een teken zijn van vreugde (Ps. 23:5), waarvan men zich onthoudt in dagen van rouw (2 Sam. 12:20; 14:2). Samengevat: in godsdienstig opzicht betekent de zalving in het Oude Testament een toewijding aan God, waarbij men soms een speciale opdracht ontvangt of een aanstelling in een ambt. Olie is een symbool van de inwoning of kracht van de Geest des Heeren. In algemene zin is olie een bron van vitaliteit en leven.

Zalving in het Nieuwe Testament

In Jakobus 5 dient de zalving met olie opgevat te worden als symbool van toewijding van de zieke aan God en aan het werk van de Heilige Geest. Daarbij is het de Heilige Geest Die genezend en helend werkt. Wanneer we denken aan afzondering tot dienstbetoon en het werk van de Heilige Geest, worden we door de latere traditie daarin bevestigd. De vroegchristelijke kerk kende de zalving tot genezing, maar ook de zalving bij de doop. De zalving met olie bij de doop wordt het eerst door Tertullianus genoemd (rond 200). Hij herleidt deze praktijk tot de zalving van de Levitische priesters in het Oude Testament en geeft dus aan het aspect van afzondering tot dienstbetoon de nadruk. Het feit dat wij christenen (= gezalfden) genoemd worden, heeft voor hem alles te maken met de doop van Jezus in de Jordaan. Zoals Hij met de Heilige Geest gedoopt is, zo zijn wij ook gedoopt en gezalfd tot christenen. (Vergelijk Heidelbergse Catechismus, zondag 12).
Ter verduidelijking: de vroegchristelijke kerk ging ervan uit dat achter de heidense goden demonen schuilgingen (1 Kor. 10:20). ledere heiden was dus in bepaalde mate occult belast. Daarom vond bij de doop ook exorcisme plaats: de verdrijving van boze geesten. Daarna kwam de zalving, opdat God met Zijn Geest de lege plaats zou innemen. In Jakobus 5 gaat het over de zalving bij ziekte. De ouderlingen hebben geen macht in zichzelf. Ook is de olie geen magisch middel dat op zichzelf werkt. De zieke wordt door de zalving in Gods hand gegeven. De ouderlingen mogen verwachten dat God helend en genezend nabij is. Het is opvallend dat de vroegchristelijk kerk de volgende formulering kende bij de zalving: 'N.N., ik zalf u in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest, opdat u de zalving van de Heilige Geest zult ontvangen tot heling van al uw zwakheden, naar ziel, geest en lichaam.' De zieke wordt dus allereerst in Gods hand overgegeven. Genezing naar de ziel wordt eerder genoemd dan genezing naar het lichaam.

Samenvatting van de geschiedenis

Het oudste duidelijke getuigenis van de praktijk van zalving komt van de genoemde TertuUianus. Hij vermeldt dat zelfs een keizer, Severus, dankzij een christen, door zalving met olie in de naam van Jezus is genezen. In de derde eeuw zegende de bisschop in Rome twee kruiken met olie, de ene voor exorcisme (uitdrijven van boze geesten) en de andere als 'olie van dankzegging'. Wanneer de doopkandidaat afstand doet van zijn oude leven en satan met al zijn werken afzweert, wordt hij gezalfd met de olie van exorcisme; wanneer hij gedoopt is, wordt hij gezalfd met de andere olie. Dezelfde olie wordt door de bisschop gebruikt bij de handoplegging (confirmatie). De olie is een symbool van de Heilige Geest en het teken waardoor de gelovigen werkelijk christenen (= gezalfden) worden en toegerust worden om als koningen en priesters tegen het kwade te strijden.
In Egypte werd rond 350 het volgende gebed gebruikt: 'Wij bidden U (...) dat Gij uit de hemel van Uw eniggeboren Zoon over deze olie de kracht van uw genezing uitstort, opdat zij voor hen die met deze geschapen werkelijkheden gezalfd worden of deze gebruiken, strekke tot het wegnemen van elke zwakheid en ziekte, tot bescherming tegen iedere demon, tot een scheiding van iedere onreine geest, tot uitbanning van iedere boze geest, tot verbanning van alle koorts (...) tot verlening van genade en van vergiffenis van de zonde, tot herstel van het leven en van de redding, tot gezondheid en gaafheid van alle delen van de ziel, het lichaam en de geest, tot volkomen welzijn.'

Veranderingen

In de vroege geschiedenissen is er een nauw verband tussen heiligheid, levensvernieuwing en berouw. De reeds lang bekende samenhang tussen geestelijke disharmonie en lichamelijke onbekwaamheid betekent dat vergeving van zonden verbonden is met de genade van genezing. De vaderen geloven diep in de macht van het gebed, in belijdenis van schuld, in exorcisme en doop, met de bijbehorende zalving, om het leven te genezen en de ziel op te richten. Het gebruik van olie voor de genezing van zieken is vanaf de derde eeuw ruimschoots aan te tonen. In de vierde en vijfde eeuw komen er talrijke veranderingen. De kerk wordt staatskerk, wat een verwaterd christendom mogelijk maakt. Bovendien vindt er in deze tijd een geweldige wijziging plaats in de medische inzichten van de Griekse cultuur. Het medicament begint zijn zegetocht en de farmaceutische producten hebben het aantrekkelijke dat ze in vele opzichten snel helpen en weinig eisen aan geloof van de kant van de patiënt en de medicijnmeester. Nog minder vragen zij van zijn gedrag en zijn houding tegenover de medemens.
In de latere Middeleeuwen gebruikt men de zalving met olie niet meer als middel ter genezing van zieken, maar als middel om stervenden te bekrachtigen tot heengaan in de glorie hierna. Diverse theologen zien de betekenis van de zalving niet meer in de genezing van het lichaam, maar alleen in de vergeving van zonden (de genezing van de ziel). Rond 1150 komt de uitdrukking 'het laatste oliesel' in zwang. Thomas van Aquino houdt nog de mogelijkheid open dat het sacrament genezing schenkt, maar dit is secundair ten opzichte van het primaire doel, het geestelijk heil van de patiënt. De zalving dient om 'stervensgenade' te geven met het oog op een korter verblijf in het vagevuur. De oorspronkelijke voorstelling van genezing hier op aarde verliest men geheel uit het oog.

De Reformatoren

Luther uit flinke kritiek op het laatste oliesel in De Babylonische gevangenschap der kerk{\52Q). Maar elders laat hij duidelijk meer ruimte voor de ziekenzalving. Hij zegt in zijn verklaring van Jakobus 5: 'Een raad van St. Jakobus, genomen uit het laatste hoofdstuk van Markus, die ieder die wil mag volgen.' Hij laat het dus in de vrijheid van ieder om het wel of niet te doen.
Calvijn begint zijn commentaar op Jakobus 5 (geschreven in 1556) met de praktijk: 'Omdat toen de gave der gezondmaking nog krachtig was, zo beveelt hij dat de zieken tot die remedie vlieden. Het is wel zeker, dat ze niet allen gezond zijn geworden, maar dat de Heere aan deze gave plaats gegeven heeft, zo dikwijls en zover Hij oordeelde het nuttig te zijn. Het is ook niet waarschijnlijk, dat men zonder onderscheid de olie daarbij voegde, maar alleen waar een zekere hoop was op herstel.' Aangezien de inhoud van dit sacrament reeds 1400 jaar geweken is, kan het niet meer in praktijk gebracht worden. In boek IV van zijn Institutie gaat hij uitgebreid in op het verschil met de roomse praktijk. Hij is van mening dat de genezing na zalving behoorde bij de wonderen die de prediking in de eerste eeuw vergezelden en dat die nu zijn opgehouden in de kerk. Het verzet van de beide reformatoren tegen het laatste oliesel is ingegeven door de praktijk van het kerkelijk leven. Zij komen niet toe aan een gezuiverd gebruik en voeren ook vanuit Jakobus zelf geen argumenten aan dat de zalving alleen in de eerste eeuw mocht plaatsvinden. De praktijk is helaas belangrijker dan de exegese.

Hedendaagse kerken

Het eerste officiële dienstboek in de Anglicaanse kerk, het Book of Common Prayer uit het jaar 1549, bevat aanwijzingen voor het zalven van zieken. In de uitgave van 1662 is de zalving vervangen door de Aaronitische zegen uit Numeri 6! Vanuit de overtuiging dat God straft met ziekte, wordt slechts een geduldig dragen van de ziekte aanbevolen. Het sacramentele gebruik van olie verdwijnt in Engeland na de Reformatie, maar er is één belangrijke uitzondering: de zalving van de koning in het kroningsritueel. Deze zalving vindt nog steeds plaats in navolging van het zalven van de koningen in de Bijbel, en werd ook gebruikt bij de kroning van koningin Elisabeth II. In 1935 komt er in het aartsbisdom Canterbury een formulier voor de 'Administration of Holy Unction and the Laying on of Hands'. In Nederland is er in de Nederlandse Hervormde Kerk en in de Gereformeerde Kerken in Nederland officiële goedkeuring voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen onder handoplegging. De predikanten P.C. van Leeuwen en
K.J. Kraan hebben in de jaren '60 en '70 veel gedaan in hun kerken om 'de dienst der genezing' weer een plaats te geven. De Nederlandse Lucasorde is interkerkelijk en stelt zich hetzelfde ten doel. Voor zover mij bekend heeft geen synode van een Nederlandse kerk over het onderwerp ziekenzalving een officiële uitspraak gedaan. Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid voor wat men doet met de raad van Jakobus bij de plaatselijke gemeente.

Ervaringen in de praktijk

In 1992 kreeg ik de vraag of het mogelijk was een kind met ernstige epileptische aanvallen te zalven met olie. Binnen de kerkenraad hebben we grondig nagedacht over dit verzoek. Op grond van bijbeluitleg en de praktijk van de vroegchristelijke kerk kon de meerderheid van de kerkenraad zich vinden in dit verzoek. In een preek is toen het betreffende bijbelgedeelte aan de orde gesteld en uitleg gegeven aan de gemeente. Vervolgens is de gemeente ook opgeroepen tot gebed. De zalving heeft plaatsgevonden bij het gezin thuis. Tot onze verwondering en dankbaarheid is het kind geheel genezen en kon de toediening van medicijnen van de specialist gestaakt worden.

Dit voorjaar hoorde ik van een hervormde gemeente waar een meisje van 18 jaar gevraagd had om ziekenzalving. Ze leed al vier jaar aan een ernstige vorm van anorexia nervosa, waardoor ze sterk vermagerde. Na de zalving genas ze vrij snel. Het was haar behoefte om voorafgaand aan een kerkdienst de gemeente mee te delen hoe de Heere haar genezen heeft. Thans volgt ze een verpleegstersopleiding.

In het Nederlands Dagblad stond op 1 september 2000 een verslag van een mevrouw uit Drenthe die in 1997 primair chronische reuma kreeg, met medisch slechte vooruitzichten. Ze voerde gesprekken met haar predikant, die eerst niets voelde voor ziekenzalving, maar het later toch deed. Ze schrijft: 'De smerige medicijnen (combinatie metatrexaat en prednisolon) heb ik langzaam afgebouwd (...). De reumatoloog moest weten wat er gebeurd was, want dit kon niet. Ik heb hem gevraagd of hij een zekere Jacobus kende en hij wilde de achternaam weten... Met mij ging het bergopwaarts, tot op de huidige dag. Niet dank zij dominee of dokter of gebed, maar misschien door gewone gehoorzaamheid? Wie de geneesheer is en was is duidelijk; Hem de dank en de lof!'

Het aantal voorbeelden van genezing zou gemakkelijk uit te breiden zijn, maar het is ook goed om stil te staan bij de situaties waarin geen lichamelijke genezing optrad. Ik denk aan een jonge vrouw die ik in het ziekenhuis te Dirksland ontmoette. Ze was al jaren ziek en kon er op den duur psychisch niet meer mee omgaan. De dagelijkse last was te zwaar om te dragen. In haar eigen gemeente heeft zij de ziekenzalving ontvangen en dat heeft haar zeer bemoedigd. Ze heeft mogen ervaren hoe de Heere met Zijn Geest erin meekwam en haar kracht gaf om verder te gaan. Toen ik haar ontmoette, lag ze weer in het ziekenhuis, maar innerlijk kon ze er anders mee omgaan.

Ik denk ook aan situaties dat de zieke toch overleden is. In sommige gevallen wist de zieke dat dit zou gebeuren, maar werd gevraagd om ziekenzalving om gehoorzaam te zijn aan deze instelling van God, of in het verlangen dat de Heilige Geest zou meekomen in deze handeling. Dit voorjaar sprak ik met een weduwe, van wie de man enige weken voor zijn overlijden gezalfd was. Ze was aanwezig toen ik een lezing hield over dit onderwerp. Na afloop vertelde ze mij dat ik meer had mogen wijzen op de zegen die de ziekenzalving inhield voor het gezin. Ze hebben allen in bijzondere mate mogen ervaren dat de Heilige Geest hen troostte en bemoedigde, ook door de moeilijke weg van afscheid en overlijden heen.

Deze praktijksituaties doen mij steeds meer de waarde beseffen van de formulering uit de vroegchristelijke kerk: het gaat niet in de eerste plaats om lichamelijke genezing, maar om de zalving met de Heilige Geest. Ook is de volgorde van belang in de formulering 'heling naar ziel, geest en lichaam'. De ziel, de relatie met God, staat voorop. Vervolgens de geest van de mens, het psychische. En tot slot het lichaam. Het is mijn ervaring dat deze formulering een goed aanknopingspunt vormt voor gesprekken met mensen die vragen om de ziekenzalving. Soms is de aandacht te eenzijdig gericht op lichamelijke genezing.
Maar een godsdienstige handeling mag nooit iets magisch krijgen. Wij kunnen God niet dwingen. Ook behoeven wij ons niet op te werken tot een bijzonder soort geloof. In gehoorzaamheid aan Gods woord mogen zieken om ziekenzalving vragen. Vanuit het geloof mag de zieke in Gods hand overgegeven worden, dat Hij doen zal wat goed is. Hij zal zeker in Zijn eigen inzetting meekomen, maar de wijze waarop moeten we aan Hem overlaten. Soms geeft Hij direct genezing, andere keren een geleidelijke genezing; soms is er vooral een psychische vooruitgang. In alle situaties die ik ken, hebben mensen het als 'goed' ervaren en zijn zij geestelijk gezegend.

Kerkelijke ontwikkelingen

Er is geen enkel onderwerp waarover ik in de afgelopen 20 jaar gepubliceerd heb, dat zoveel reacties oproept als het onderwerp ziekenzalving. Mensen van heinde en ver vragen advies en tal van kerkenraden zijn zich gaan beziimen op dit onderwerp. Er is grote openheid te bespeuren in tientallen gemeenten. Hier en daar is ook een duidelijke afwijzing, gewoonlijk met weinig argumenten. Het valt ook niet mee om de eerste 1000 jaar van de kerkgeschiedenis opzij te schuiven. Het standpunt van de reformatoren is begrijpelijk, maar toch vooral gebaseerd op afwijzing van het misbruik. De vraag rijst of ook een goed gebruik mogelijk is. Is onze eigen traditie bepalend of willen wij als predikanten werkelijk 'dienaar van het Woord' zijn?

Een mooi voorbeeld van de spanning en de openheid staat te lezen in een recent nummer van Ons kerkblad, officieel orgaan van de Hervormde Gemeente te Rijssen (25 augusms 2000). Ds. T.W. van Bennekom noemt de tekst uit Jakobus 5:14 en schrijft: 'De eerste keer dat ik met het gegeven van deze tekst in aanraking kwam, was ruim dertig jaar geleden. De vorig jaar overleden predikant ds. L. Blok werd met de vraag om ziekenzalving geconfronteerd door een gemeentelid. De predikant werd door deze vraag in grote verlegenheid gebracht... Toen mij gevraagd werd om de ziekenzalving toe te passen, lagen mijn aarzelingen bij deze handelingen. Dit had te maken met het vreemde, het nieuwe, het ongewone. Na het lezen van de verschillende bijbelcommentaren denk ik, dat dit ook bij de schrijvers van deze commentaren het geval was. Toch heb ik me laten leiden door de Schrift en ben tot de conclusie gekomen dat de vraag van een zieke aan de ouderlingen van de gemeente een bijbels legitieme vraag is. Na een morgen van intensieve bijbelstudie deelden mijn Rijssense collega's deze conclusie. 'Op grond hiervan schrijft ds. Van Bennekom boven zijn uiteenzetting: 'Ook deze mogelijkheid geeft de Schrift aan!'

Binnen vrijgemaakt gereformeerde kring is het onderwerp ziekenzalving flink in discussie. In het blad Reformanda van mei 2000 schreef ds. P. van Gurp erover. Hij bepleit een beperking van ziekenzalving tot hen die geestelijk zwak zijn. In vers 14 vertaalt hij niet 'ziek' maar: 'Is er iemand bij u (geestelijk) zwak, zwak op het punt van het geloof?' Ik heb hem geschreven dat dit taalkundig inderdaad mogelijk is, maar dat de vroegchristelijke kerk het Griekse woord toch altijd anders heeft uitgelegd. Ds. J.W. Roosenbrand, predikant in hetzelfde kerkgenootschap, schreef in het laatste nummer van Bij de Tijd - Gereformeerd magazine voor opinievorming (zomer 2000) over zijn aarzelingen en openheid. Een deel van het artikel werd door dr. J. Hoek overgenomen in Gereformeerd Weekblad (25 augustus). 'De bespreking (op de kerkenraad) is ook deze keer open. Er is veel verzet tegen ziekenzalving, maar al pratend groeit het besef ook dat we er misschien meer mee kunnen beginnen dan we dachten: zouden we deze niet los kunnen maken van deze specifieke tekst en en het specifieke gebruik dat Jakobus noemt? Kunnen we in elk geval ziekenzalving niet als aanleiding gebruiken om met de gemeente ernaar te streven meer nadruk te leggen op bidden? Zouden we wellicht andere symbolische vormen kunnen bedenken waar we in deze tijd meer feeling mee hebben dan met zoiets als olie waar we verder nooit iets mee doen? (...) Ik denk en constateer dat God ziekenzalving vandaag ook gebruiken kan om mensen meer te bepalen bij Hem en Zijn liefde en macht.'

In het Reformatorisch Dagblad heeft drs. A.A. Teeuw diverse malen aandacht gegeven aan ziekenzalving en gebedsgenezing. De laatste keer op 6 september in een bespreking van het boekje van arts-theoloog Dilwyn Price. De waardering van de ziekenzalving is bij de heer Teeuw anders dan bij Price, maar door een evenwichtige beschrijving en bespreking gaan gemeenteleden toch steeds meer nadenken over ziekenzalving en gebedsgenezing. Het is niet meer zo eenvoudig als in de jaren '50, toen de genezingscampagnes van Osborn en Zaiss gemakkelijker veroordeeld konden worden.

De plaatselijke gemeente

Vele malen is aan mij gevraagd om naar zieken toe te gaan en hen met olie te zalven. Buiten de eigen gemeente heb ik dit steeds geweigerd. Dat heeft een praktische kant, het gebrek aan tijd om dit te doen, maar ook een principiële: Jakobus heeft het over de plaatselijke ouderlingen. Het doet er niet toe of deze ouderlingen speciale gaven hebben of niet, maar zij zijn aangesteld om zorg te dragen over hun gemeente. Juist bij de vraag om ziekenzalving is het van groot belang om de voorgeschiedenis van de patiënt te kennen en om in gesprekken na te gaan of de vraag vanuit juiste motieven wordt gesteld. Bovendien: het is ook van belang om na de zalving de zieke weer op te zoeken. De context van de gemeente is uiterst belangrijk. Bij landelijke conferenties en 'genezingscampagnes' kan hieraan veel te weinig aandacht gegeven worden. Met alle gevolgen voor de niet-genezen patiënten!
In de huidige situatie is het voor te stellen dat een patiënt te weinig ruimte voor zijn vraag krijgt in de eigen gemeente en daarom liever naar een landelijke bijeenkomst gaat. Het is zeker mogelijk dat er mensen zijn met een bijzondere gave op dit gebied, zoals Jan Zijlstra in Leiderdorp. Maar ik blijf er veel aarzelingen bij houden en leg liever de nadruk op de plaatselijke gemeente. Daarom heb ik mijn boek Vergeving en genezing ook de ondertitel meegegeven 'ziekenzalving in de christelijke gemeente'.

Onlangs kreeg ik het verhaal te horen van een eenvoudige boer van ongeveer 70 jaar. Hij woont in een kerkelijke omgeving en is zijn leven lang trouw naar de hervormde kerk gegaan. Hij is daar ook een tijdlang diaken geweest. Enige tijd geleden werd een tumor ontdekt en direct is hij op zoek gegaan om genezen te worden. Hij had al een dienst van Jan Zijlstra bijgewoond en nu werd ik gebeld door een kennis van hem over ziekenzalving. Blijkbaar was de nood hoog gestegen. In eigen gemeente wilde hij niets vragen en zocht het liever ver weg. Dat is de trieste praktijk in tal van gemeenten. Jammer als er geen openheid is om eerlijk met elkaar over deze zaken te spreken. Soms denk ik wel eens: ook gemeenten kunnen ziek zijn en hebben genezing nodig. Voor alle duidelijkheid: niet alle gemeenten zullen dezelfde conclusie trekken, maar van groot belang is een openheid om heel de Bijbel te laten spreken en niet bij voorbaat gedeelten uit te sluiten omdat wij dat niet gewend zijn.
In toenemende mate worden gemeenteleden mondig en zij zullen steeds meer vragen gaan stellen aan hun voorgangers. Daarom is het van groot belang dat kerkenraden zich in een rustige tijd eens bezinnen op dit onderwerp. Welke wegen zijn begaanbaar en welke niet? Voor gemeenteleden is het van belang dit onderwerp aan de orde te stellen op een opbouwende manier, waardoor de gemeente gesticht wordt. Polarisatie breekt gemeenten af. Laten we bidden om de doorwerking van Gods Geest, opdat we op een gezonde, bijbelse wijze met ziekte en genezing zullen omgaan.

Afronding

Tot besluit nog iets over de taken van de kerk en de gezondheidszorg. De dienst der genezing berust niet op enkele losse bijbelteksten, maar is gebaseerd op Gods handelen in het Oude Testament, op Christus' wonderen in het Nieuwe Testament en op de opdracht die de apostelen (en daarmee de kerk) ontvangen. De precieze handelingen kunnen variëren, toen en nu, maar het grondpatroon is duidelijk. Al hebben wij niet dezelfde positie als de apostelen en genezen niet alle zieken voor wie wij bidden, toch blijft de belofte gelden dat tekenen van genezing de gelovigen zullen volgen (Mark. 16). Wij kunnen er niet over beschikken, maar zullen wel ervaren dat God op Zijn tijd en wijze deze belofte waarmaakt. Laat er daarom bezinning komen op ziekte en genezing in de Bijbel, de plaats van gebed onder handoplegging en de ziekenzalving. De kerk heeft ook de taak te waarschuwen tegen occulte geneeswijzen en aandacht te vragen voor betere alternatieven.
De reguliere gezondheidszorg schiet tekort in aandacht voor de gehele mens. De kerk heeft hierin een belangrijke taak en mag de zaken van ziekte en gezondheid niet geheel overlaten aan een seculiere wetenschap. In Engeland zijn er heel wat voorbeelden te noemen van samenwerking tussen theologen en dokters. Zie het boek van Ernest Lucas, dat op de omslag vermeldt: 'Doctors and theologians reach a unique consensus'. En ook het boek van Tuckwell en Flagg over het werk van Burrswood. Het is een grote zegen als de uit elkaar gegroeide disciplines in Nederland dichter bij elkaar zouden komen!

Literatuur 

E.C. van Balen e.a., Mag ik alternatief behandeld worden? Leiden, 1993.
Michael Botting, De dienst der genezing in de plaatselijke gemeente, Ned. vert., Sliedrecht, 2000. Genezing in oecumenisch perspectief: een leidraad van de Lucasorde, Ed. 1993. (Secretaris van de Nederlandse Lucasorde: de heer J. van Vondel, Kerkepad 2, 9918 PT Garrelsweer.)
Henk Hagoort (red.). Ziekte en genezing. Serie Bijbel en praktijk, deel 20, Kampen, 1997, 2= druk 1999.
Carolyn Headley, Handoplegging binnen de dienst der genezing in de plaatselijke gemeente, Ned. vert.,
Sliedrecht, 1997.
H. Jonker, 'De ambtelijke handoplegging' in J. van Oort e.a., Verbi Divini Minister, bundel aangeboden aan ds. L. Kievit, Amsterdam, 1983.
K. J. Kraan, 'Opdat u genezing ontvangt': Handboek voor de dienst der genezing. 3e druk; 1974.
P.C. van Leeuwen, Inleiding tot de dienst der genezing, 's-Gravenhage, 1989.
Ernest Lucas (ed.). Christian Healing: what can we believe? London, 1997.
M.J. Paul, Vergeving en genezing: ziekenzalving in de christelijke gemeente, Zoetermeer, 1997, X druk 1999.
M.J. Paul, 'Tussen verzet en overgave - pastoraat aan zieke mensen' in H.C. van der Meulen (red.). Liefdevol oog en open oor: handboek pastoraat in de christelijke gemeente, Zoetermeer, 1999, blz. 122-147.
M.J. Paul, Handoplegging en ziekenzalving: vijf bijbelstudies, Amersfoort, 2000
Dilwyn Price, Als iemand van jullie ziek is: hoe christenen elkaar bij ziekte kunnen helpen, Ned. vert., Barneveld, 2000. Gareth Tucicwell en David Flagg, Vragen naar genezing: in gesprek met een dokter en een pastor, Ned. vert., Sliedrecht, 2000. (Dit boek gaat over het Bursswood Ciiristian Centre for Medical and Spiritual Care in het zuid-oosten van Engeland. Adres: Burrswood, Groombridge, Tunbridge Wells, Kent TN3 9PY, England, www.burrswood.org.uk)
Joost Verduijn, Bevrijdingspastoraat: hulpverlening aan mensen die door demonen gebonden zijn. Hoornaar, 1999.
Jan Zijlstra e.a.. De Levenstroom, magazine met het getuigenis van de kracht Gods, Uitg. van De Levenstroom Gemeente te Leiderdorp.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

Driestar bundels | 164 Pagina's

De dienst der genezing en ziekenzalving

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

Driestar bundels | 164 Pagina's