Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De problematiek van het vertalen van Gods Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De problematiek van het vertalen van Gods Woord

28 minuten leestijd

Overvloed

Ons onderwerp is eigenlijk een luxeprobleem: wij hebben de Bijbel in diverse vertalingen in het Nederlands. Al eeuwen lang komt Gods Woord in onze moedertaal tot ons volk en met name in de afgelopen eeuw zijn er allerlei vertalingen bijgekomen. Aan ons de keuze welke het beste is, of hoe een bestaande vertaling wellicht nog verbeterd zou kunnen worden. Wat een luxe, als ik dat vergelijk met de situatie waarin mijn jongste zus verkeert in Indonesië. Zij werkt in het binnenland, in Nipsan, waar tot voor kort niemand lezen en schrijven kon. Nu worden de eerste bijbelboeken in de Nipsantaal opgeschreven. Niemand heeft daar een complete Bijbel. En wij? Wat hebben we veel redenen tot dankbaarheid dat we al eeuwenlang in ons land het Evangelie mogen vernemen, in de landstaal. Dat is Gods trouw en goedheid.

Hiermee wil ik nadrukkelijk beginnen, want het onderwerp bijbelvertalen ligt in onze kring nogal gevoelig en roept snel verdeeldheid op. Daarom is het van belang te beseffen wat onze rijkdom is, niet alleen op Hervormingsdag, maar het gehele jaar door. Wat een voorrecht is het, dat Luther de Bijbel in het Duits vertaalde en dat in het verlengde hiervan de Bijbel in het Nederlands beschikbaar kwam. Wij behoeven niet allemaal Hebreeuws, Aramees en Grieks te leren om te weten wat de boodschap van Gods Woord is. De hoofdzaken zijn geheel helder. Op onderdelen kunnen vertalingen verschillen vertonen en ook theologen zijn het niet over alles eens, maar de Bijbel wordt in de eigen taal ons ter hand gesteld. Zo weten we wat God van ons vraagt. Mozes houdt het Israël voor: 'Dit gebod, dat ik u heden gebied, dat is van u niet verborgen, en dat is niet ver. Het is niet in de hemel om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor ons haalt, en ons het horen laat, dat wij het doen? Het is ook niet aan de overkant van de zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren naar de overzijde van de zee, dat hij het voor ons haalt, en ons het horen laat, dat wij het doen? Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen' (Deut. 30:11-14). Wij mogen die woorden nazeggen, want zo dicht bij ons zijn de woorden Gods gekomen.

Nederlandse vertalingen

Na de eerste vertalingen in het Nederlands kwam de behoefte op aan een nauwkeurige vertaling, die zo dicht mogelijk aansloot bij de grondtekst. Zo is de Statenvertaling (SV) ontstaan, gereedgekomen in 1637, als vrucht van een jarenlange inspanning om tot het best mogelijke resultaat te komen. Wetenschappelijk is een zeer grote prestatie geleverd. Met grote nauwgezetheid hebben de vertalers en revisoren him werk gedaan, in een diep besef dat de Bijbel het Woord van God is. Deze vertaling is tot grote zegen geweest voor ons volk.

Nu leven wij een kleine vier eeuwen later. De kritiek op deze vertaling is flink toegenomen, maar in onze kring wordt zij tot op de dag van vandaag gebruikt. De Nieuwe Vertaling (NV), gereedgekomen in 1951, is in de gereformeerde gezindte kritisch ontvangen, met name vanwege de vertaling van enige theologisch gevoelige teksten. De Groot Nieuws Bijbel (GNB) is om dezelfde reden afgewezen. In de afgelopen jaren deed zich het merkwaardige verschijnsel voor dat Het Boek als parafrase van de Bijbel onder ons een grote ingang kreeg, niet zozeer officieel, maar in de huiskamers. De theologen konden Het Boek slechts matig waarderen, maar de gemeenteleden kochten het. De Parallelbijbel, met de SV en Het Boek in kolommen naast elkaar, is zakelijk gezien een groot succes geworden. Gemeenteleden merken tot hun verwondering dat een vertaling ook veel eenvoudiger kan zijn dan de SV.

Het Nederlands Bijbelgenootschap verkocht de laatste jaren heel veel exemplaren van de Groot Nieuws Bijbel. Naar hun eigen verklaring werd daarvan het meeste afgezet in de kring van de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Bond. Als dat waar is, blijken gemeenteleden steeds meer eigen keuzes te maken in het aanschaffen van bijbelvertalingen. Voor officieel kerkelijk gebruik is de SV nog steeds de aangewezen vertaling, maar in de huiskamers en op de studeerkamers maken mensen hun eigen keuzes. Dat heeft op termijn grote gevolgen.

Overdracht

Op de basisschool proberen we zoveel mogelijk kennis en inzicht over te dragen en vaardigheden aan te leren. Hoe gaat het met de bijbelles? Sommigen kunnen op een spannende manier de bijbelse geschiedenissen navertellen en de leerlingen hangen aan hun lippen. Op den duur moeten leerlingen ook bijbelteksten leren of ze moeten een bijbelgedeelte hardop voorlezen in de klas, en dan wordt het moeilijker. Een docent aan een zmlk-school schreef me over zijn problemen met de SV. Laat ik als voorbeeld de bijbeltekst gebruiken die ik zojuist noemde, de tekst die Mozes het volk Israël voorhield. Daarin staat dat het niet nodig is om naar de overkant van de zee te gaan. De Statenvertaling heeft: 'aan gene zijde der zee'. Veel lezers vatten dit in de gauwigheid op als: 'aan geen zijde van de zee', terwijl de tegenstelling 'deze zijde' en 'gene zijde', dus de overkant, bedoeld is.

Toen ik in de jaren zeventig in Leiden studeerde, waren niet veel medestudenten vertrouwd met de SV. Ik herinner me nog een keer dat een student naar mij toekwam en zei: 'Wat ik nu toch gelezen heb in Psalm 139, heb ik wel een paar keer over moeten lezen: 'Harer is meer, dan des zands'. Hij zei: 'Na flink nadenken kwam ik er achter: Van haar zijn er meer dan van het zand. Dus van Gods gedachten zijn er meer dan van de zandkorrels. Maar waarom zeggen ze dat zo moeilijk?' De Gereformeerde Zendingsbond heeft jarenlang het tijdschrift Alle den volcke uitgegeven. De term kennen we vanuit het Lukasevangelie. Een engel des Heeren verscheen aan de herders en verkondigde grote blijdschap, 'die al den volke' wezen zal (2:10). 'Volke' is enkelvoud; daarmee wordt het gehele volk Israël aangeduid en niet al de volken van deze wereld. Toch bedoelt de GZB alle volken van de wereld, en zo vatten wij de uitdrukking, op de klank af, ook op. Terecht heeft de GZB de oude naam inmiddels vervangen door Alle volken.

Hier is dus meer aan de hand dan het probleem van de verouderde begrippen. Als het alleen daarover gaat, kan een verklarend woordenlijstje (zoals de GES heeft) hulp verschaffen. Het probleem ligt vooral in de ingewikkelde zinsbouw en de vele verouderde vormen.

Dat komt ook naar voren in wat een trouw kerkganger mij schreef: "Zo heb ik bijvoorbeeld enige tijd geleden nog een commentaar moeten raadplegen toen ik in de brief aan de Romeinen las over het 'der zonde gestorven zijn', of 'der zonde dood zijn'. Kleine woordjes die toch belangrijk zijn. En dan heb ik het nog niet over allerlei ingewikkelde zinsconstructies die voor een eenvoudig mens nauwelijks meer te begrijpen zijn. Of over allerlei woorden waarbij ik wel aanvoel wat het ongeveer betekent, maar die ik rationeel niet goed helder krijg, tenzij ik het opzoek. Daardoor missen steeds meer woorden de oorspronkelijke scherpte." Een predikant bracht zijn ervaring op de catechisatie als volgt onder woorden: 'De meeste catechisanten zijn niet in staat in eigen woorden het gelezene weer te geven.' Een volgende predikant schreef: 'Globaal gesproken begrijpen de vwoleerlingen vanaf veertien jaar de meeste teksten en de (voormalige) mavo-leerlingen vanaf zestien tot achttien jaar wat er staat; de anderen lezen slechts woorden voor wanneer ze op catechisatie een beurt krijgen.'

Daarom wordt de roep om een nieuwe vertaling sterker dan ooit in onze kring het geval is geweest. Een commissie onder leiding van ds. W.L. Tukker heeft in de jaren zeventig een kleine taalkundige herziening gegeven van de SV, maar deze 'editie 1977' is nooit zo'n succes geworden. De aanpassingen waren te gering en bovendien werd er geen editie uitgegeven met de berijmde psalmen, waardoor deze uitgave niet goed bruikbaar was in de kerkdiensten.

Het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting zijn de laatste jaren volop bezig een nieuwe vertaling uit te brengen. Dit project, met de naam 'Nieuwe Bijbelvertaling', moet in 2004 gereed zijn. Vanuit de gereformeerde gezindte is er heel wat kritiek, zodat deze NBV in veel gemeenten niet geaccepteerd zal worden. Om toch tegemoet te komen aan de groeiende behoefte aan een vertaling in begrijpelijke taal zijn allerlei mensen vanuit de gereformeerde gezindte onlangs gestart met een Herziene Statenvertaling (HSV). Drs. I.A. Kole is secretaris van dit project. Deze taalkundige (en hier en daar ook inhoudelijke) herziening is veel grondiger dan in de herziening van 1977 het geval was.

Specifieke problemen

Om u een indruk te geven van enige specifieke problemen die het vertalen van Gods Woord met zich meebrengt, kies ik enige illustraties uit de Tien Geboden.

Nadat God Zich voorgesteld heeft als de God die bevrijd heeft uit Egypte, komt als eerste gebod de bepaling dat geen andere goden gediend mogen worden. Dan volgt het tweede gebod met het verbod een afbeelding van God te maken. De SV vervolgt met: 'want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaden der vaderen bezoek aan de kinderen...' Daarmee wordt duidelijk dat God de zonde niet door de vingers ziet, maar bestraft in de volgende generaties. Wat wordt echter bedoeld met het woord 'ijverig'? In het Hebreeuws staat qanna, een woord dat heel moeilijk te vertalen is. Het betekent zoiets als: 'die zich laat gelden'. Bij het begrip 'ijverig' denken wij echter aan wat anders, namelijk aan actief bezig zijn. De NV heeft 'naijverig', wat opgevat kan worden als 'jaloers'. Maar 'jaloers' is bij ons een negatieve eigenschap, en aan God kunnen wij die eigenschap niet toeschrijven. Dus als vertaling is dat woord 'naijverig' niet erg geschikt.

De NBV is geen letterlijke, concordante vertaling, maar heeft de mogelijkheid om omschrijvingen te geven. Welke omschrijving treffen we hier aan? Er staat als vertaling: 'want Ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij'. Een opvallende keuze. Blijkbaar was het niet mogelijk een goed hedendaags woord te kiezen en dus heeft men een omschrijving gegeven. De omschrijving is wel erg vrij: 'duld geen andere goden naast mij'. Als we nog eens goed letten op deze omschrijving, blijkt hier een flinke theologische beslissing genomen te zijn. Want het tweede gebod is op deze manier gericht tegen de afgoden, terwijl in onze traditie aangenomen wordt dat het eerste gebod tegen de afgoden gericht is en het tweede gebod tegen afbeeldingen van God of van andere goden. In de roomskatholieke traditie worden de eerste twee geboden samengevoegd. Wat het NBV doet, is een heel stuk bijbeluitleg in de vertaling stoppen en daarmee zit men in dit geval op de rooms-katholieke lijn en volgt men niet de protestantse traditie. Hiermee is ook duidelijk dat bijbelvertalen zonder theologie niet lukt. De geloofsuitgangspunten spelen meer dan eens een grotere rol dan vertalers willen toegeven.

Laat ik nog iets noemen uit het tweede gebod. De SV heeft: 'van hetgeen dat boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch hetgeen in de wateren onder de aarde is'. De Israëlieten kwamen uit Egypte en daar hadden ze gezien hoe allerlei voorwerpen en dieren godsdienstig werden vereerd. Vogels uit het luchtruim, landdieren en dieren uit het water, zoals krokodillen. Daartegen waarschuwt het gebod. De Israëlieten mogen heus wel afbeeldingen maken van die dieren, maar niet om godsdienstig te vereren. Ze mogen er geen godenbeelden van maken. De omschrijving in het tweede gebod houdt dus dieren en voorwerpen in die de mensen zien kunnen. Daarom moeten we denken aan het luchtruim, en niet aan de hemel in de beperkte zin van het woord. Daarom moeten we denken aan de wateren om ons heen, zoals de zeeën, de rivieren en meren. Deze wateren bevinden zich niet onder de aarde, maar staan lager dan het grondniveau. Tenminste in Israël, want in ons land met dijken en duinen ligt het vaak anders. Daarom is het beter om te vertalen dat men geen afbeeldingen mag maken 'van iets dat boven in het luchtruim is, van iets dat beneden op het land is, of van iets dat in het water is, dat lager staat dan de aarde'.

De vertaling 'wateren onder de aarde' roept verkeerde gedachten op. Helaas denken te veel mensen dat de Bijbel een primitief wereldbeeld kent, waarbij de aarde een platte schijf is, die drijft op een oerzee.

Verbeteringen

Op deze wijze zijn tal van verbeteringen mogelijk ten opzichte van de SV. In de afgelopen twee eeuwen zijn veel talen in het Midden-Oosten ontdekt en ontcijferd: Egyptisch, Akkadisch, Eblitisch, Fenicisch-Punisch en Ugaritisch. Tevens is de kennis van Hebreeuws, Aramees, Syrisch en Grieks aanmerkelijk toegenomen. Dit heeft tot gevolg dat tal van moeilijke uitdrukkingen nu beter vertaald kunnen worden dan vroeger mogelijk was.

Door de betere talenkennis is ook de leefwereld in het toenmalige Midden-Oosten beter bekend geworden. We hebben meer inzicht gekregen in de heidense mythologie, waartegen de Bijbel zich zo duidelijk verzet.

Ook zijn er zeer veel oude bijbelhandschriften gevonden. Ik wil mij nu niet mengen in het debat of de oudste handschriften ook de beste zijn, maar slechts constateren dat de vondsten in Qumran bij de Dode Zee en de vondsten van oude papyrushandschriften ons een rijker taalkundig inzicht schenken dan in de zeventiende eeuw aanwezig was.

Tevens is de vertaalwetenschap verder gekomen. Het onderscheid tussen proza en poëzie is duidelijker geworden, en in moderne bijbelvertalingen staan de psalmen ook als lied afgedrukt. De nieuwe inzichten in de opbouw van bijbelgedeelten hebben verrassende conclusies opgeleverd.

Kortom: onze archeologische en taalkundige kennis van het Midden-Oosten staat op een duidelijk hoger peil dan enige eeuwen geleden. Wie gewapend met deze kennis de Bijbel in de grondtalen bestudeert, zal tot de conclusie komen dat de SV tal van gebreken vertoont. Die gebreken komen het sterkst naar voren in de poëtische en profetische boeken. In de Psalmen, in Job, in Jesaja, Hosea en Amos, om slechts enige boeken te noemen, bevat de SV helaas heel wat teksten die zwak of onjuist vertaald zijn. Daar kunnen we niet spreken van een betrouwbare SV, hoe zeer de vertalers er ook hun best voor hebben gedaan.

In Richteren 6 lezen we dat Gideon een bos moet omhakken. Maar dat blijkt een Asjera te zijn, een boom die de vrouwelijke metgezel van Baal voorstelt. De eenhoorn en de draak van de SV hebben nooit bestaan, maar stellen andere dieren voor. De kaars blijkt een olielamp te zijn, de fles een kruik, het orgel een ander muziekinstrument, het konijn een klipdas. Het begin van Psalm 121 kan het beste als vraag gelezen worden: 'Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen?' Veel feitelijke verbeteringen zijn mogelijk, maar ook gevoeliger onderwerpen komen voor verbetering in aanmerking. Het woord 'hel' roept in sommige teksten verkeerde gedachten op, en het woord 'waarheid' kan soms beter met 'trouw' worden weergegeven. Wie de eerste verzen van Job 28 leest in de SV, begrijpt niet wat er staat, terwijl nieuwere vertalingen daar veel duidelijker zijn. Gelukkig dat de dronkenschap van Jozef en zijn broers (Gen. 43:34) anders vertaald kan worden. Het is mogelijk om honderden teksten te noemen die kleine of grote onjuistheden bevatten en waar dus verbeteringen mogelijk zijn.

Poëzie

In plaats van meer voorbeelden op het gebied van de losse woorden te geven stel ik liever de vertaalwetenschap aan de orde. Daarbij beperk ik me nu tot een moderne, literaire weergave van de poëtische gedeelten.

Als voorbeeld daarvan kan de weergave van Psalm 28 door Jan Fokkelman dienen. Het gaat me nu niet om de inhoudelijke kant van de vertaling, maar om de weergave van de negen verzen in zeven strofen, die weer ingedeeld kunnen worden in drie stanza's (aangegeven met extra witregel). Op deze manier wordt duidelijk dat de strofen 3 en 5 met elkaar corresponderen (gedrag van de vijanden), evenals de strofen 2 en 6 (in beide gevallen 'luide smekingen'), waarbij strofe 2 een gebed is en strofe 6 de verhoring aangeeft. In deze ringcompositie staat strofe 4 centraal, het gebed om vergelding van de vijanden.

Psalm 28
la Tot U roep ik, Jahwe, mijn rots; (strofe 1)
b wend U niet zwijgend van mij af,
c opdat ik niet, als U tegen mij blijft zwijgen,
d worde als zij die in de groeve neerdalen.

2a Hoor naar mijn luide smekingen, (strofe 2)
b als ik tot U roep om hulp,
c en mijn handen ophef
d naar uw binnenste heiligdom.

3a Ruk mij niet weg met de goddelozen, {strofe 3)
b noch met de bedrijvers van ongerechtigheid,
c die met hun naasten vriendelijk spreken,
d terwijl boosheid in hun hart is.

4a Geef hun naar hun handelen (strofe 4)
b en naar hun schandelijk gedrag;
c geef hun naar het werk van hun handen,
d vergeld hun naar hun doen.

5a Omdat zij niet letten (strofe 5)
b op de daden van Jahwe
c of op het werk van zijn handen,
d zal Hij hen afbreken, niet opbouwen.

6a Geprezen zij Jahwe, (strofe 6)
b want Hij heeft mijn luide smekingen gehoord.

7a Jahwe is mijn kracht en mijn schild;
b op Hem vertrouwde mijn hart.
c Ik werd geholpen zodat mijn hart juicht
d en ik Hem loof met mijn lied.

8a Jahwe is hun kracht, (strofe 7)
b een veste van bevrijdingen is hij voor zijn gezalfde.

9a Bevrijd dan uw volk
b en zegen uw erfdeel,
c weid hen en draag hen tot in eeuwigheid.

Op deze manier wordt de psalm als gedicht weergegeven en komt de boodschap duidelijker over dan in oude vertalingen, waarbij de verzen achter elkaar zijn weergegeven, net als historische en verhalende teksten.

De geloofs- en gevoelswaarde

Op basis van de huidige wetenschappelijke kennis is het mogelijk een bijbelvertaling te maken die in veel opzichten bruikbaarder en begrijpelijker is dan de SV. De weerstand in onze kring tegen recente vertalingen heeft vooral te maken met wantrouwen tegenover de geloofsuitgangspunten van de vertalers. Een hedendaagse vertaling kan begrijpelijker zijn en ook hier en daar wetenschappelijk beter, maar hoe kan een ongelovige vertaler ooit de inhoud van Gods Woord begrijpen? De statenvertalers zijn duidelijk geleid door Gods Geest en hun werk is tot rijke zegen geweest. Sommige hedendaagse critici vrezen ook nog een keer kerkelijke verdeeldheid wanneer er meer vertalingen komen.

Inderdaad is het van groot belang dat de vertalers geestelijke affiniteit hebben met de Bijbel. En ook dat ze goed doordrongen zijn van het kerkelijke gebruik. Vele generaties zijn opgegroeid met een taal waarin de geloofsbeleving vertolkt werd, en een nieuwe vertaling kan nooit die gevoelswaarde hebben. We moeten daar begrip voor hebben. Wat dat betreft, is het jammer dat de NBV, die in veel opzichten een knap stuk werk is, geen moeite doet aan te sluiten bij de huidige vertalingen. Voor buitenkerkelijken maakt dat niet uit, maar voor veel kerkgangers is het van groot belang dat in de huidige vertalingen echt verbeteringen worden aangebracht en dat geen onnodige vervreemding optreedt. Ook onnodig populaire uitdrukkingen kunnen afbreuk doen aan de boodschap. De Bijbel spreekt immers over uiterst gewichtige zaken en dat mag en moet in het taalgebruik doorklinken.

Vertalen is voor het grootste deel een ambacht dat aangeleerd kan worden, maar in het vertalen van Gods Woord is ook een fijngevoeligheid nodig om innerlijk te begrijpen wat bedoeld wordt. Ik pleit niet voor overheersen van de dogmatiek over de vertaalarbeid, maar het is goed als de vertalers thuis zijn in de dogmatiek en beseffen hoe uitdrukkingen over kurmen komen.

De NBV heeft in Handelingen 2:44: 'Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk.' Men kiest voor een actieve weergave: 'allen die het geloof hadden aanvaard', terwijl de NV heeft 'allen die tot het geloof gekomen waren'. Een paar verzen verder, in vers 47, heeft de NBV: 'De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met anderen die zich lieten redden'. In onze kring ligt veel nadruk op het genadekarakter van het geloof, en daarom komt een uitdrukking als 'zich lieten redden' niet erg goed over. Taalkundig kan het, maar waarom heeft men zich niet meer gelegen laten liggen aan de dogmatische consequenties?

Wat zou het een zegen zijn als exegeten en neerlandici uit de gereformeerde gezindte de handen ineen slaan en bijdragen aan een verantwoorde bijbelvertaling in onze eigen taal. We kunnen terecht allerlei kritiek uitoefenen op andere vertalingen, maar wat doen we zelf? Gelukkig zijn er onder ons voldoende neerlandici en theologen die dit werk kunnen doen, waarbij ze ook nog eens gebruik kunnen maken van recente buitenlandse vertalingen en talloze exegetische hulpmiddelen die de statenvertalers nog niet hadden.

In de huidige situatie van kerkelijke verdeeldheid is het niet wenselijk dat een afzonderlijk kerkgenootschap een nieuwe vertaling maakt, maar dat over de kerkmuren heen samengewerkt wordt. Wat dat betreft, is er veel goeds te zeggen van het HSV-project: de theologische uitgangspunten van de statenvertalers blijven gehandhaafd en de medewerkers hebben het verlangen Gods Woord zo dicht mogelijk bij de hedendaagse mens te brengen. Een bezwaar blijft natuurlijk altijd dat het hier gaat om een restauratie van een oude vertaling en niet alle hedendaagse eisen kunnen ingewilligd worden.

Met de polarisatie zal het wel meevallen als door de verantwoordelijke kerkelijke leiders iets geproefd wordt van de grote nood waarin wij verkeren en als zij dezelfde begeerte hebben als de statenvertalers. Ik hoop van harte dat predikanten en andere ambtsdragers echt moeite zullen doen om te peilen hoe het bijbelgebruik ligt in hun gemeenten. Diverse godsdienstleraren van reformatorische scholen geven aan dat er in de gezinnen steeds meer gebruik gemaakt wordt van kinderbijbels. De ouders zijn donateurs van de GBS, en eren de SV in theorie (zonder echt te vergelijken), maar men gebruikt die vertaling steeds minder in de gezinnen. Die ontwikkeling is al geruime tijd aan de gang. Dat is funest, want dan moet de kerk de toenemende kloof zien te overbruggen; de gemeenteleden worden steeds afhankelijker van de theologen en daarmee wordt een belangrijk reformatorisch uitgangspunt verloochend.

Meerduidigheid en voetnoten

Nog een ander punt vraagt de aandacht. De statenvertalers erkenden dat de vertaling niet altijd gemakkelijk was en ook dat er soms meer vertaalmogelijkheden waren. Een opvallend voorbeeld van die meerduidigheid is Genesis 4:13. Kaïn heeft zijn broer gedood en God komt met straf. Dan zegt Kaïn: 'Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde'. Ik heb een predikant wel eens horen zeggen: 'Die uitspraak van twijfel aan Gods vergeving is nog erger dan de moord op zijn broer'. De kanttekening geeft eerlijk aan dat ook een andere vertaling mogelijk is: 'mijn straf is groter dan dat ik haar zou kunnen dragen'. Daarmee protesteert Kaïn tegen de zwaarte van de straf. Het lijkt me dat die tweede vertaling beter past in Genesis 4. Hoe dan ook, het Hebreeuws kan hier op twee manieren vertaald worden en het is goed daar in een voetnoot rekenschap van af te leggen. Wanneer er slechts enkele voetnoten per bladzijde staan, kunnen ze in elke bijbeluitgave vermeld worden. Omdat er zo heel veel kanttekeningen zijn van de SV, worden ze weggelaten in de meeste edities. Een veel kleiner aantal, vooral gericht op vertaalmogelijkheden en niet op de theologische inhoud, zou in elke editie moeten staan. Voor de uitleg blijven dan de uitgebreide kanttekeningen en de latere bijbelverklaringen van belang.

Vertalen blijft moeilijk

Laten we nog een ander aspect van het bijbelvertalen bezien. Een voorbeeld waarin de woorden op het eerste gezicht helder zijn, maar bij nader inzien toch niet. In 1 Samuel 15 staan een paar uitspraken die met elkaar in tegenspraak lijken te zijn. In vers 11 zegt God tot Samuel: 'Het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning gemaakt heb'. Daarna lijkt Samuel te ontkennen dat God berouw heeft: 'Ook liegt Hij, Die de Overwirming van Israël is, niet en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens dat Hem iets berouwen zou' (vers 29). Aan het slot van het hoofdstuk staat er echter weer: 'En het berouwde de HEERE, dat Hij Saul tot koning over Israël gemaakt had' (vers 35).

Wat moeten we met twee ogenschijnlijk tegenovergestelde opvattingen? Volgens twee teksten heeft God berouw, volgens één tekst niet. Het is echter mogelijk de drie teksten met elkaar in verband te brengen als we goed letten op het Hebreeuwse parallellisme: de herhaling van verwante woorden. In Genesis 6:6 staat: 'Toen berouwde het de HEERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan zijn hart'. Hier staan 'berouw' en 'smart' parallel. De Schepper heeft pijn over Zijn schepsel, omdat het verkeerde wegen inslaat. In 1 Samuel 15:11 en 35 kunnen we Gods berouw over Saul ook zo opvatten. Hij heeft de koning aangesteld tot herder over het volk Israël, maar de koning gedraagt zich niet zoals het behoort (en in de koningswet van Deuteronomium 17 staat). De HEERE heeft verdriet over dat zondige gedrag; het smart Hem.

De uitspraak van Samuel bevat ook een parallellisme: de Overwinning van Israël liegt niet en het berouwt Hem niet. Dus God kent geen berouw in de zin dat Hij terugkomt op Zijn eens gegeven woord. Hij liegt niet, zoals mensen dat wel doen. Ze beloven iets, maar komen hun beloften niet na.

Op deze wijze zijn de genoemde uitspraken geheel met elkaar in overeenstemming. God kent wel berouw in de zin van verdriet en smart over de mens, maar geen berouw in de zin dat Hij liegt en het eens gegeven woord intrekt.

Wat is nu verstandig bij het vertalen? Alle drie de keren het woord 'berouw' weergeven? Maar dat leidt tot tegenspraak in het Nederlands. Of mogen we vanuit de exegese een keuze maken? Maar dat heeft weer als nadeel dat de lezer afhankelijk wordt van de opvattingen van de vertalers. Overigens: 'berouw hebben' heeft bij ons meestal de betekenis van: intense spijt over een verkeerde daad. Het spreekwoord zegt: 'Berouw komt na de zonde'. Het zal duidelijk zijn dat die vorm van berouw niet bij God past. Daarom zou het nog beter zijn een ander woord te bedenken. Maar welk? Op zulke punten is het van groot belang dat de vertalers irmerlijke verbondenheid hebben met de boodschap van de Bijbel.

Om daar nog een voorbeeld bij te noemen: Het valt me op dat de NBV en andere recente vertalingen vele malen Gods toorn weergeven met 'Gods woede'. Daar heb ik grote moeite mee, want 'woede' vind ik negatief. Als iemand woedend is, heeft hij zichzelf niet meer in de hand. Toorn richt zich op een verkeerde daad. Toorn kan gerechtvaardigd zijn wanneer een ander zich verkeerd gedraagt. Daarom wijs ik de vertaling 'Gods woede' zonder meer af. Het doet mij pijn als er zo over de rechtvaardige God gesproken wordt. En ik vraag mij af: welk Godsbeeld hebben de vertalers die zo over Hem schrijven?

Bewogenheid

In deze bijdrage vraag ik aandacht voor enige nieuwe ontwikkelingen in de vertaalwetenschap en voor het belang te communiceren met de eigen generatie. Het lijkt me nauwelijks nodig dit laatste aan de orde te stellen bij docenten en studenten van een pabo, omdat ze voortdurend met overdracht bezig zijn.

Toch kom ik het wel tegen dat op alle onderwijsgebieden vernieuwingen mogelijk zijn, maar niet op het gebied van bijbelvertalen. Er zijn zelfs scholen die een speciale uitgave van de SV in hun grondslag vermelden: de ongewijzigde SV overeenkomstig de editie van de GBS. Dan functioneert zo'n vertaling niet meer naar de oorspronkelijke bedoeling, maar wordt deze een graadmeter voor rechtzinnigheid. Het lijkt heel rechtzinnig op te komen voor een onveranderde SV, maar het lijkt mij eerder een teken van armoede, dat er geen betere vertaling gemaakt wordt. De statenvertalers zouden, wanneer ze in deze tijd leefden, alle mogelijke moeite doen om de laatste stand van wetenschappelijke inzichten te verwerken. Daarmee verbonden was het hun geestelijke behoefte de best mogelijke vertaling aan de kerk te geven. Dat behoort ook ons verlangen te zijn.

Een onveranderde SV kan gekoesterd worden als een monument, maar ze komt steeds verder af te staan van de mensen in deze tijd. Alleen zij die van huis uit een grondige training in die taal hebben gekregen en de intellectueel begaafdere mensen kunnen op de lange termijn met de SV vooruit. Kunnen wij dat volhouden? Ik wil de vraag stellen: Is er bij ons bewogenheid met de mensen om ons heen? Met hen die niet opgevoed zijn met de Bijbel en toch de boodschap ervan zo hard nodig hebben?

In het blad Terdege stond eind april 1997 een artikel over evangelisatiewerk in Hoorn, voornamelijk gesteund vanuit de kring van Het Gekrookte Riet. Evangelist M. Schreur vertelt: Een man die de meterstand kwam opnemen, begon uit zichzelf te bladeren in een Bijbel die op de trap lag. Op een gegeven moment legt-ie 'm weer terug. 'Zo', vroeg ik, 'hebt u kunnen vinden wat u zocht?' 'Ja, eh nee, ik denk dat deze Bijbel meer voor ingewijden is.' Dit incident zette de evangelist aan het denken en hij komt tot de conclusie: 'Het valt niet te ontkennen dat de archaïsche taal voor buitenstaanders een bezwaar is. We zouden een evangelisatiebijbel moeten hebben met het koninklijke van de Statenvertaling, maar wel in hedendaags Nederlands.'

Vanuit mijn vorige werk was ik betrokken bij een hospice in Dirksland, een huis voor mensen in de laatste levensfase. Daar werd ook een keer een ingenieur opgenomen, een man die veel gereisd en veel gelezen had, vooral Franse literatuur van existentialistische auteurs. Met de dood voor ogen kreeg hij behoefte om de Bijbel te gaan lezen. We gaven hem een SV en hij dacht dat het geen probleem zou zijn. Maar de volgende keer vroeg hij of er ook een eenvoudiger vertaling was. Het kostte hem zoveel inspanning door te dringen tot de betekenis van de teksten, dat hij vroeg om een eenvoudiger vertaling. Die kreeg hij en daaruit las hij en werd hij voorgelezen. Hij was niet gewend om te bidden en op een dag vroeg hij of ik hem dat wilde leren. Hij vond dat moeilijk en hij stelde voor dat ik eerst een zin hardop zou zeggen en dat hij die zin dan na zou zeggen. Zo heeft die ingenieur leren bidden.

Als ik met zulk werk bezig ben, interesseert de soort vertaling me niet zoveel meer. Er zijn zoveel mensen om ons heen, die in ziekte en nood meer willen weten over het Evangelie. Hoe eerder en duidelijker ze in aanraking komen met de Boodschap, des te beter is het. Daarom zei ik in het begin dat we een luxeprobleem hebben. We hebben allerlei bijbelvertalingen. Het is waar, op allerlei punten kan het nog beter en daarom signaleer ik links en rechts allerlei verschijnselen. Maar centraal is de vraag: Wat willen wij ermee bereiken? Onderwijskundig gezegd: Wat zijn onze doelstellingen? Wat willen we met het bijbelvertaalwerk? Handhaven van eigen positie? Is er louter vernieuwingsdrang? Of hebben we werkelijke bewogenheid met de mensen op onze weg, om ze in hun eigen taal Gods grote daden te verkondigen? Als dat laatste onze begeerte is, zullen we op een geestelijke wijze met het bijbelvertaalwerk omgaan.

Als het ons echt ernst is om Gods Woord op een verstaanbare wijze over te dragen aan onze generatie, mogen we Zijn hulp verwachten. Biddend mogen we de dilemma's die zich aan ons opdringen Hem voorleggen. De geestelijke weerstand tegen het Evangelie kunnen wij niet wegnemen, de verwaarlozing van de huisgodsdienst en de kerkgang kunnen wij ook niet ondervangen door een nieuwe vertaling. Maar als de middelen er zijn om Gods Woord zo dicht mogelijk bij de mensen te brengen, is het onze verantwoordelijkheid dat ook te doen. Zoals Paulus de Joden een Jood en de Grieken een Griek wilde zijn, is het onze opdracht de Nederlanders een Nederlander te zijn en dus hun taal te spreken.

Als onderwijskundigen zijn we wel verantwoordelijk voor overdracht in de school, en mogelijk ook in het jeugdwerk van de kerk, maar niet direct verantwoordelijk voor het officiële bijbelvertaalwerk. Wat we wel kunnen doen, is onze ervaringen doorspreken met anderen, onder wie onze eigen predikant en kerkenraad. We kunnen in de eigen kerk vragen om ondersteuning en advies in het belangrijke werk dat we doen. Laten kerk en school daarin samenwerken.

Tot slot

Ik wens allen die verkeren in een onderwijskundige situatie toe dat ze mogen putten uit de rijke bron van Gods Woord. Ik hoop dat ze vanuit de persoonlijke omgang met de Heere weten Wie Hij is en dat ze innerlijk verstaan wat de boodschap van het Woord is. Hij gaat door met Zijn werk, ook in onze tijd. Zijn Geest werkt in ouderen en jongeren, hier en in andere landen. De problemen kunnen erg groot zijn. Maar we zijn toch niet geheel en al op onszelf aangewezen? We zijn geroepen tot taken die onze eigen krachten te boven gaan, maar biddend en werkend is het onze begeerte zo helder mogelijk aan onze jongeren door te geven Wie God is. Met het doel, zoals Psalm 78 dat zegt, 'dat zij hun hoop op God zouden stellen'.

Literatuur

G.W. Lorein (red.). Naar een nieuwe bijbelvertaling? Leiden 1994.
H.W. Hollander (red.). Spectrum van bijbelvertalingen: een gids, Zoetermeer 1994.
Jan Fokkelman, Dichtkunst in de bijbel. Een handleiding bij literair lezen, Zoetermeer 2000.
H. Room en W. Rose (red.). Naar een nieuwe kerkbijbel. Een handreiking voor het beoordelen van de Nieuwe Bijbelvertaling, Barneveld 2001.
H.J. Lam en P.J. Vergunst (red.). Kanttekeningen bij de [Nieuwe Bijbelvertaling], Heerenveen 2002.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002

Driestar bundels | 191 Pagina's

De problematiek van het vertalen van Gods Woord

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002

Driestar bundels | 191 Pagina's