De Nieuwe Bijbelvertaling
Inleiding
De naam zegt het al: de Nieuwe Bijbelvertaling (hierna kortweg aangeduid met NBV) is een nieuwe vertaling, geheel anders dan Statenvertaling en NBG-1951. Het project NBV is geboren uit de behoefte bij vooral godsdienstonderwijs en catechese aan een vervanging van de oude vertalingen. De taal ervan werd door velen als ouderwets bestempeld en, belangrijker nog, als onverstaanbaar voor jongeren. Maar ook kerkelijke gemeenten en predikanten spraken hun behoefte aan een nieuwe vertaling uit.
Er bestonden uiteraard al drie moderne Nederlandse vertalingen: Groot Nieuws Bijbel, Willibrordvertaling en Het Boek. De Groot Nieuws Bijbel werd vooral gezien als een vertaling met een apostolair, missionair doel (ze moest de boodschap aan buitenkerkelijke lezers overbrengen) en werd niet door iedereen als een bijbel voor binnenkerkelijke doeleinden geaccepteerd. De Willibrordvertaling was voor veel protestantse kerkgemeenschappen te katholiek. En Het Boek werd niet als een serieuze vertaling, maar meer als een parafrase beschouwd.
Het begin
Na langdurig overleg begon dan in september 1993 officieel het vertaalwerk, in een samenwerking tussen het Nederlands Bijbelgenootschap in Haarlem en de Katholieke Bijbelstichting in Den Bosch. De officiële verantwoordelijkheid werd bij het Nederlands Bijbelgenootschap gelegd. De nieuwe vertaling moest aan een aantal eisen voldoen.
Ten eerste moest de vertaling een oecumenisch karakter dragen. De belangrijkste Europese landen om ons heen (Frankrijk, Engeland, Duitsland) hadden al een oecumenische vertaling. In de praktijk van de NBV betekent deze oecumene dat de vertalers en meelezers uit de verschillende gezindten afkomstig moesten zijn. Momenteel werken zo'n 25 kerkelijke genootschappen mee. Opmerkelijk aan de NBV is dat er ook vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschappen meedoen. Deze oecumeniciteit betekent dat de vertaling goedkeuring krijgt van de verschillende geloofsgemeenschappen. In geen geval speelt de oecumene een rol in het nemen van vertaalbeslissingen, want die worden uitsluitend genomen op vaktechnische en wetenschappelijke gronden.
Ten tweede moest de vertaling voor zowel het Nederlandse als het Vlaamse taalgebied geschikt zijn. Een groep Vlaamse meelezers let er speciaal op dat er geen onnodige 'hollandismen' in de vertaling zitten, typisch Nederlandse zinswendingen of woordkeuzes die voor Vlamingen bevreemdend zijn. Kleine wijzigingen kunnen deze problemen al verhelpen, maar sommige problemen zijn onoplosbaar. Het woord 'lopen' betekent voor veel Vlamingen 'joggen', maar het is ondoenlijk om in een Nederlandse vertaling het woord 'lopen' volledig te vermijden. Nederlanders 'huilen', maar Vlamingen 'wenen'; bij de Vlamingen zijn het alleen honden en wolven die huilen. In dit soort gevallen geldt dat het Nederlands de voorkeur krijgt boven het Vlaams.
Ten derde moesten neerlandici en vertaalkundigen vanaf het prille begin bij het vertaalwerk betrokken worden. Een neerlandistieke check achteraf werd te mager gevonden. Met een dergelijke werkwijze had men al ervaring opgedaan in de laatste fase van het werk aan de Groot Nieuws Bijbel. De vertalers van de NBV hebben steeds in koppels gewerkt: een exegeet of grondtekstkenner werkte altijd samen met een neerlandicus of vertaalkundige.
De methode
De NBV was aanvankelijk primair bedoeld voor de kerken. Toch werden er in de loop van tijd telkens nieuwe eisen gesteld: de vertaling moest ook voor een buitenkerkelijke lezer verstaanbaar zijn, ze moest een literair karakter dragen, ze moest als studiebijbel dienst kunnen doen, ze moest in de liturgie gebruikt kunnen worden, en dus op muziek gezet kunnen worden. Dat één vertaling aan al deze eisen zou kunnen voldoen, is een illusie gebleken. Wie in een bijbelkring een tekst analyseert, stelt andere eisen aan een vertaling (bijvoorbeeld die van de concordantie) dan iemand die de teksten op muziek wil zetten. Een buitenkerkelijke lezer heeft andere vragen bij de bijbelteksten dan een kerkelijke lezer.
Het belangrijkste doel is overeind gebleven: de vertaling is primair bedoeld voor de kerkelijke lezer. Hoe de teksten eruit komen te zien, wordt bepaald door de vertaalmethode. Die kan kortweg samengevat worden met de termen 'brontekstgetrouw' en 'doeltaalgericht'. De NBV wil recht doen aan de aard van de oorspronkelijke bijbelteksten (brontekstgetrouw); dat gebeurt in goedlopend, hedendaags Nederlands (doeltaalgericht).
Voordat ze aan het eigenlijke vertaalwerk beginnen, bestuderen de exegeet en de neerlandicus het gehele bijbelboek dat vertaald moet worden. Samen maken ze een analyse van het bijbelboek: wat zijn de centrale thema's, wat zijn belangrijke motieven, hoe is het boek opgebouwd, wat is de toon (vriendelijk, vermanend of neutraal), wat is het register (wordt er gewone of verheven taal gebruikt)? Vanuit deze analyse worden de keuzes op zins- en woordniveau gemaakt. De lezer moet een goed idee kunnen krijgen van de tekst die hij voor zich heeft, maar mag niet de oorspronkelijke taal erin kunnen teruglezen. Een vergelijkbaar procédé wordt ook gevolgd bij literaire vertalingen: wie een Nederlandse vertaling van Shakespeare leest, wil met een goedlopende Nederlandse tekst geconfronteerd worden, niet met een tekst waarin het Engelse idioom nog herkenbaar is. Zo mag in de NBV ook geen Grieks of Hebreeuws idioom herkenbaar zijn.
De methode legt een beperking op aan de eisen die aan de vertaling kunnen worden gesteld: de vertaling kan niet zonder meer een literair gehalte krijgen, omdat niet ieder bijbelboek een hoog literair gehalte heeft, en dus ook niet als zodanig vertaald moet worden. De NBV kan ook niet aan de eisen van studiebijbel voldoen, omdat een vertaling die in idiomatisch correct Nederlands is gesteld, onherroepelijk niet concordant is.
De taal
In de NBV wordt ernaar gestreefd een profetische tekst te laten klinken als een profetische tekst, en een retorische brief ook als een retorische brief. Dat kan alleen bij benadering, en ook alleen met de middelen die de Nederlandse taal ter beschikking staan. Maar dat is eigen aan het genre van de vertaling. Niet alles kan op een gelijkwaardige wijze van de ene taal in de andere worden overgeheveld. ledere taal heeft zijn eigen wijze van informatie-overdracht, geen enkele taal is exact als een andere. Bij het vertaalwerk zullen dus ongetwijfeld zaken verloren gaan.
Een veelgehoorde klacht is het gebrek aan concordantie in de NBV: uit de vertaling valt niet meer af te lezen waar in het Hebreeuws of Grieks gelijkluidende woorden gebruikt worden. In de NBV is gekozen voor contextuele vertalingen, omdat een Hebreeuws of Grieks woord niet zomaar één betekenis heeft. Dat er per context gekozen wordt, is echter geen kwestie van willekeur (de vertaler kiest wat hem of haar het beste uitkomt), maar van kermis van het hele boek. De vertaler kiest dus niet willekeurig, maar op grond van de analyse van het gehele boek.
Uiteraard moeten motiefwoorden wel gelijkluidend vertaald worden. De lezer moet uit de vertaling precies die motieven kurmen halen die de oorspronkelijke lezer ook herkende; maar hij mag zeker niet meer motieven zien dan de oorspronkelijke lezer. Hier speelt het verschil tussen taalkenmerken en tekstkenmerken een belangrijke rol. Taalkenmerken behoren tot het taaieigen van de gevende taal en mogen niet letterlijk in de ontvangende taal terug te vinden zijn. Tekstkenmerken behoren specifiek tot de tekst die vertaald wordt, en maken deel uit van de aard van het bijbelboek. Een taalkenmerk mag niet zichtbaar vertaald worden, een tekstkenmerk juist wel.
Over de vraag wat goedlopend, hedendaags Nederlands is, is binnen het vertaalteam veel discussie geweest. Aan het begin van het project heeft men sterke nadruk op de begrijpelijkheid gelegd, en wilde men te radicaal breken met wat 'traditioneel taalgebruik' werd genoemd. Bij bijvoorbeeld de brieven van Paulus leidde dat tot een vertaling die door veel lezers als te uitleggerig werd beschouwd. Maar allengs is het tij gekeerd. Om bij het voorbeeld van Paulus te blijven: een vertaling die de lezer in één keer de bedoeling van de apostel duidelijk maakt, doet groot onrecht aan de eigen aard van de brieven, en is allerminst 'brontekstgetrouw' te noemen. Er is een afstand in tijd en cultuur, die gehonoreerd moet worden. Paulus' brieven laten één kant van een correspondentie zien, waardoor we slechts één kant van het gesprek met de gemeenten opvangen. De apostel schrijft tot een publiek dat al heeft kennisgemaakt met zijn verkondiging en veronderstelt dus al kennis van het evangelie. En ten slotte is Paulus' theologie verre van eenvoudig te noemen. Maar ook al wordt er nu naar beknoptere formuleringen gezocht, de taal van de oorspronkelijke teksten zal nog steeds niet herkenbaar mogen zijn. Wie wil weten hoe de bijbelboeken in de oorspronkelijke talen klinken, zal de Hebreeuwse of Griekse grondtekst moeten raadplegen.
In het project NBV nemen we aan dat Paulus niet anders, vreemder, of misschien geheimzinniger dan zijn tijdgenoten sprak. Welke woorden moesten vervangen worden, welke moesten blijven? Het woord 'goedertieren' is naar onze mening een verouderd woord, dat niet meer dan 'goed' betekent. Het heeft strikt genomen geen extra religieuze dimensie. Dat het die dimensies uiteindelijk wel heeft gekregen, ligt niet aan het woord zelf, maar aan de betekenis die dat woord in de context van de bijbel in de loop van de geschiedenis heeft gekregen. Wie het woord 'goed' in de NBV voor het eerst leest, zal het aanvankelijk te mager vinden; maar wie het leert lezen in de context van de gehele verkondiging van de bijbel, zal er telkens iets meer diepte in zien. Met het woord 'genade', dat in de oude versie van de Groot Nieuws Bijbel met opzet niet gebruikt is, ligt het anders. De gemiddelde Nederlander of Vlaming zal bij 'genade' aan clementie denken. Dat dekt niet de volledige betekenis die het woord bij Paulus heeft. Daar betekent het 'geschenk van God', het uitzonderlijke dat jou ondanks jezelf gegeven wordt. De invulling van het woord hangt bij Paulus ook samen met zijn visie op de mens: de genade overbrugt de fundamentele breuk die er tussen God en de mens is. De specifieke betekenis die 'genade' bij Paulus heeft, moet de lezer zelf ontdekken door diens brieven nauwkeurig te lezen. Er is dus geen reden om hier een op het eerste gezicht makkelijker te begrijpen woord als 'goedheid' in te zetten.
Hoe is de NBV al met al te typeren? Zoals gezegd: de NBV is geheel anders dan de Statenvertaling en de NBG-1951. De laatstgenoemde vertalingen zijn misschien het beste te typeren als vertalingen op woordniveau; de NBV wil veel meer een vertaling op tekstniveau zijn. Moeilijker is de typering van de NBV wanneer deze naast de Groot Nieuws Bijbel of de Willibrordvertaling gezet wordt. Veel mensen zien nauwelijks verschillen tussen deze drie vertalingen, maar die zijn er wel degelijk.
De Groot Nieuws Bijbel is bij uitstek een bijbel met een apostolair doel. Bij het vertalen heeft men zich voornamelijk gericht op de vraag hoe de inhoud van de teksten duidelijk bij de lezer overgebracht kan worden. Veel bijbelboeken hebben daardoor hun karakter verloren, omdat ten behoeve van de informatie-overdracht de stijl van de boeken eenvoudiger is gemaakt. Lange zinnen zijn vaak in stukken geknipt. De stijlverschillen tussen de boeken worden in veel mindere mate gehonoreerd. De NBV daarentegen wil, zoals gezegd, de tekst als tekst laten klinken. Als het goed is, zal de lezer dus verschillen in stijl en moeilijkheidsgraad tussen de bijbelboeken ontdekken. De Willibrordvertaling lijkt nog het meest op de NBV, maar bij nadere bestudering blijkt dat er aan de Willibrordvertaling geen eenduidige vertaalmethode ten grondslag ligt. Bepaalde beslissingen worden in het ene boek anders genomen dan in het andere. In de NBV streeft men ernaar methodisch consistent te werk te gaan.
De vertalers en de supervisoren
Het team van vertalers bestaat uit kerkelijke en niet-kerkelijke mensen. Ze zijn in eerste instantie op hun vaardigheden op hun vakgebied uitgekozen. Dat kan een nadeel lijken (niet iedereen is het Woord van God toegedaan), maar het heeft zeker ook voordelen. Ten eerste blijft vertalen een vak. Hoe groot de roeping daartoe ook is, de kwaliteit van de vertaling staat of valt bij de vakkennis waarover de vertaler beschikt. Ten tweede wordt de NBV geen vertaling waar een bepaalde confessie in doorklinkt. Het Woord zelf moet aan de confessie voorafgaan. Ten derde kan de niet-kerkelijke vertaler degenen die wel geloven kritisch bevragen: staat dat er wel of is dat traditionele uitleg? Anderzijds moet de gelovige vertaler ervoor zorgen dat het eigene van de boodschap van de bijbel niet verloren gaat.
Bij de supervisoren zijn er afgevaardigden uit diverse kerkgenootschappen: van de Remonstrantse Broederschap tot vrijgemaakt gereformeerd, van evangelisch-luthers tot christelijk gereformeerd. Maar uit welke traditie de kritiek ook komt, ze kan alleen verwerkt worden wanneer de uitgangspunten van de NBV serieus genomen worden. Met kritiek die weigert de vertaalmethode van de NBV te aanvaarden, kan weinig worden gedaan. Wie bijvoorbeeld blijft hameren op het aambeeld van de concordantie, hamert tevergeefs.
Het is in deze kwestie niet onbelangrijk om te bedenken dat de Bijbel niet het eigendom is van wie gelooft. Gods Woord blijft het eigendom van Hem die het gesproken heeft. Het is dan ook de vraag of het terecht is om vertalers en vertaling langs de meetlat van de eigen confessie te leggen. Ten eerste mag in geloof aanvaard worden dat Gods Geest ook buiten de eigen confessie inspireert en leidt. Ten tweede moet de belijdenis voor stolling en bevriezing bewaard blijven; het moet dus mogelijk blijven op het fundament van de voorvaderen nieuwe wegen in te slaan.
Wat te doen met de NBV?
De NBV vaart een eigen koers. Daardoor zal iemand die met de taal van de Statenvertaling vergroeid is, in eerste instantie een gevoel van vervreemding ervaren wanneer hij of zij de NBV (of welke andere vertaling dan ook) leest. Doordat er andere keuzes gemaakt zijn, lijken de woorden hun volle klank te hebben verloren, en lijken de bijbelboeken gereduceerd te zijn tot zouteloze mededelingen. Maar men moet bedenken dat de NBV, anders dan de Statenvertaling, niet door een lange geschiedenis gedragen wordt. Enige tijd moet men de NBV wel gunnen. En, 'anders' wil niet altijd zeggen 'slechter'.
In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de NBV in de bevindelijk gereformeerde gezindte niet zomaar als vervanging van de Statenvertaling geïntroduceerd kan worden. Veel gelovigen zouden dan in een onmogelijke spagaat gedwongen worden, en uit pastorale overwegingen zou een dergelijke beslissing volkomen verkeerd zijn. Maar men mag ook de ogen niet sluiten voor de grote vraag binnen de gereformeerde gezindte naar een vertaling die wat taal betreft dichter bij hedendaagse gelovigen staat. De populariteit van Het Boek moet toch een veeg teken aan de wand zijn. Het Nederlands Bijbelgenootschap zou bijzonder verheugd zijn wanneer de NBV taken van Het Boek zou kunnen overnemen. In ieder geval krijgt de lezer dan een vertaling, niet een parafrase voorgeschoteld.
Vertalen is kiezen, en in dat proces kan iets verloren gaan wat een ander nu juist zo waardeerde. Belangrijk uitgangspunt bij de beoordeling van een vertaling moet echter zijn: ze moet gelezen worden vanuit het uitgangspunt dat de vertalers hebben gekozen, en niet vanuit een methode die daar haaks op staat. Pas dan kan de kritiek serieus overwogen worden.
En bedacht moet worden: in de gereformeerd-protestantse traditie van sola scriptura dient niet één vertaling verabsoluteerd te worden. In het zoeken naar de betekenis van het Woord van God voor ons leven kunnen de verschillende vertalingen naast elkaar gebruikt worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002
Driestar bundels | 191 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2002
Driestar bundels | 191 Pagina's