Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de vrouw in bijbels perspectief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de vrouw in bijbels perspectief

23 minuten leestijd

Vorig jaar werd er een onderzoek gepubliceerd, waaruit bleek dat kinderen die als baby op de crèche zaten, als vierjarige beduidend vaker gedragsproblemen hadden dan kinderen die niet op de crèche waren geweest. Hoe meer uren het kind in de crèche doorbracht, des te groter het negatieve effect. De les die men uit het onderzoek trok, was dat het emancipatie-beleid van de overheid blijkbaar nog veel te wensen overlaat.

Al sinds het begin van de twintigste eeuw wordt op verschillende manieren voor de emancipatie van de vrouw gestreden. Hoewel er in dit opzicht al veel bereikt is, blijkt de praktijk nog steeds weerbarstig. Er zijn nog tal van factoren die de emancipatie van de vrouw nadelig beïnvloeden. De kwaliteit van de kinderopvang is er één van.

Ook in onze gezindte is het onderwerp actueel. Het blijkt in veel gevallen moeilijk om in de hedendaagse maatschappij in dit opzicht je houding te bepalen. Bepaalde aspecten van de emancipatie zal elke christen afwijzen, maar hoe moet je op grond van de Bijbel staan tegenover het buitenshuis werken van moeders of het vervullen van een leidinggevende positie door een vrouw? Daar wordt niet door iedereen hetzelfde over gedacht.

Ik wil mijn betoog beginnen met de uitspraken van de Bijbel over de verhouding van man en vrouw. Daarbij zal ik ook kort ingaan op de kritiek die sommigen naar voren brengen op de interpretatie van bepaalde teksten. Verder zal gekeken worden naar de plaats van de vrouw in de (tijd van de) Bijbel. Daarna ga ik in op de emancipatie van de vrouw. Tenslotte trek ik de lijn door naar het heden en kijk wat het voorgaande betekent voor de plaats van de vrouw in de huidige maatschappij. Ik pretendeer geen sluitende antwoorden te hebben op de emancipatieproblematiek. Ik wil een bijbelse attitude naar voren brengen, die mijns inziens fundamenteel is voor de visie op de vrouwenemancipatie.

De verhouding van man en vrouw in de Bijbel

In de brieven van Paulus vinden we verschillende gedeelten waar ingegaan wordt op de verhouding tussen man en vrouw. Als Paulus over de verhouding van man en vrouw schrijft, wijst hij terug naar de schepping. Vanuit de scheppingsgegevens argumenteert Paulus dat de plaats van man en vrouw onderscheiden is. Dit zien we bijvoorbeeeld in 1 Timotheüs 2:13: 'Ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over de man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva'. En in 1 Korinthe 11:8, 9: 'Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit de man.' Paulus wijst hiermee op de schepping van Eva uit een rib van Adam. Om het onderscheid tussen man en vrouw aan te geven beroept Paulus zich dus op de schepping, op het feit dat de vrouw uit de man genomen is, en niet andersom.

Verder stelt Paulus vast dat de man niet is geschapen om de vrouw bij te staan, maar dat de vrouw uit de man geformeerd werd om de man te helpen: 'Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man'. Dit wil niet zeggen dat de man superieur is aan de vrouw. Het laat juist zien dat de man hulp nodig had. In Genesis wordt gesproken van een 'hulpe tegenover'. Het woord 'hulp' wordt ten onrechte wel eens negatief geduid. Het woord 'hulp' (ezer) heeft echter een heel positieve betekenis. Hetzelfde woord wordt verscheiden keren in de Bijbel op God toegepast, die de Hulp is van Zijn volk. De vrouw is dus niet als een soort slavin geschapen, maar om de man tot hulp te zijn.

In 1 Korinthe 11:7 wijst Paulus op een ander aspect van de schepping, als hij schrijft: 'Hij (de man) is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.' In Genesis 1 lezen we dat God Adam naar Zijn beeld maakte. Dit sluit Eva niet buiten, want in dezelfde tekst staat dat ook de vrouw naar Gods beeld is geschapen. Bovendien lezen we verderop in het hoofdstuk dat man en vrouw samen de opdracht van God krijgen de aarde te onderwerpen. Als beelddragers van God zijn man en vrouw gelijkwaardig. De woorden uit 1 Korinthe 11 geven echter wel aan dat de man hier een eigen plaats heeft en op de voorgrond treedt. Paulus vat dit samen in de woorden: 'Hij is het beeld en de heerlijkheid Gods.' In de schepping naar Gods beeld treedt Adam op de voorgrond. Paulus vervolgt dan: 'Maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.' God schiep Eva om de man tot hulp te zijn. Daardoor wordt ook de vrouw volledig betrokken in het onderwerpen van de aarde, maar zij ontvangt haar plaats en opdracht niet buiten de man om, maar juist door en in Adam. Zo kan de vrouw alleen Gods beeld vertonen: als heerlijkheid van de man, die de heerlijkheid van God is.

In de brieven van Paulus en Petrus wordt m het kader van de verhouding van man en vrouw verder op de zondeval gewezen. Bijvoorbeeld in 1 Tunotheüs 2:14: 'En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest.' Door de zondeval werd de verhouding van man en vrouw verstoord. Eva staat niet meer naast de man, maar ze komt onder de man. De man zal heerschappij hebben over zijn vrouw. Uit deze door God uitgesproken straf mogen we geen verkeerde conclusies trekken. De apostelen wijzen er niet op om de verkeerde heerschappij die mannen over hun vrouwen uitoefenen te legitimeren, maar om de christenvrouwen te verootmoedigen. De christenvrouwen moeten tot hun verootmoediging bedenken dat de vrouw de eerste geweest is in overtreding. Zolang de mens in de wereld leeft, herinnert God hem eraan dat de aarde onder de vloek van de zonde ligt. Dat moet de man en de vrouw ertoe brengen God te dienen en niet te vergeten dat hun eeuwige bestemming niet op de aarde is.

In vers 3 van 1 Korinthe 11 vinden we de bekende woorden: 'Ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is van een iegelijke man en de man het hoofd van de vrouw, en God het Hoofd van Christus.' Uit deze woorden blijkt dat de plaats die man en vrouw innemen ten opzichte van elkaar, onderdeel is van een grotere orde. Het is de orde die God in de schepping heeft gelegd. In deze scheppingsorde hebben man en vrouw hun eigen plaats. De man heeft een verantwoordelijke plaats boven en voor de vrouw, waarbij hij Christus boven zich heeft. Aan het slot van vers 3 staat dat God het Hoofd van Christus is. Christus, die God gelijk is, eerbiedigt dus de plaats van de Vader boven Hem. Een gedachte om te onthouden bij de bezinning op emancipatie. Vanuit deze scheppingsorde wordt de vrouw bevolen onderdanig te zijn. Het woord 'onderdanig' betekent letterlijk: 'onderordenen', 'onderschikken', wat op het geordende bestel wijst.

Als het in 1 Korinthe 11 over het hoofd-zijn van de man gaat, wordt dit algemeen gesteld, en heeft het niet alleen betrekking op het huwelijk. Het huwelijk is wel de plaats waar deze regel de meest persoonlijke toespitsing krijgt. De Duitse theoloog Bonhoeffer noemt de woorden uit Kolossensen 3:18,19 in een trouwpreek de grondregel voor het huwelijk: 'Vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar.' Bonhoeffer zegt hier verder over: De vrouw wordt onderdanigheid bevolen, omdat de man in het huwelijk de laatste en hoogste verantwoordelijkheid draagt voor vrouw, gezin en huis. De waardigheid die hier wordt toegekend aan de man, berust niet op zijn persoonlijke bekwaamheid en aanleg, maar op de aan hem opgedragen verantwoordelijkheid om huwelijk en gezin in de wereld te vertegenwoordigen, te bewaren en te bouwen. Ten aanzien van deze verantwoordelijkheid geldt het dat de man geëerd moet worden, d.w.z. in zijn waarde erkend.

Het is de taak van de vrouw om te zorgen, om een hulpe te zijn. Het beeld van de vrouw die haar roeping verstaat, is beschreven in het loflied op de deugdzame huisvrouw in het boek Spreuken. Vanwege de roeping en verantwoordelijkheid van de vrouw (waarin zij anders, niet minder is dan de man), wordt de man in Kolossenzen 3 bevolen zijn vrouw lief te hebben, haar respectvol behandelen en haar zijn dankbaarheid te tonen. In de Bijbel vinden we vaak de vergelijking tussen de relatie van man en vrouw in het huwelijk en de relatie van Christus en Zijn gemeente. Het beeld van het huwelijk is als het ware een afspiegeling van de verhouding van Christus en Zijn gemeente. De gemeente erkent Christus als haar Hoofd en Christus heeft Zijn gemeente lief. In dit beeld is de onderscheiden plaats van man en vrouw te zien, zoals die in Kolossenzen is verwoord.

Ook in de eredienst geldt de onderscheiden plaats van man en vrouw. In 1 Korinthe 14 wordt dit wat meer uitgewerkt. We lezen daar: 'Dat de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de wet zegt.' Paulus zegt dus niet dat vrouw niet kan spreken, maar dat haar ondergeschiktheid ertoe moet leiden dat zij in de eredienst het Woord van God laat bedienen door de man. In 1 Timotheüs 2:9-15 wordt het zwijggebod herhaald. 'Dat de vrouwen in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen of kostelijke kleding, maar door goede werken. Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over de man heerse, maar dat zij in stilheid zij. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En Adam is niet verleid geworden; maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest. Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft hi het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid.' De context laat hier duidelijk zien dat dit gebod niet incidenteel en tijdgebonden is. Het voorschrift voor de eredienst is afgeleid uit het gebod dat voor man en vrouw in het algemeen geldt. De plaats in de schepping bepaalt de plaats in de liturgie.

In de evangeliën spelen verschillende vrouwen een belangrijke rol. In de omgeving van Jezus treffen we vele vrouwen aan. Hoewel de Heere mannen en vrouwen aanneemt, roept Hij alleen mannelijke discipelen tot het ambt van apostel. Ook in de brieven van Paulus wordt met dankbaarheid het werk van vele vrouwen vermeld. Er is echter alleen sprake van mannelijke ambtsdragers. Er was voor de vrouwen wel een bepaalde plaats ingeruimd in de gemeenten. Ze hebben een taak gehad bij het dienen (daarvan is ons woord 'diaken' afgeleid). Maar nergens is uit af te leiden dat de vrouwelijke diaken in het Nieuwe Testament een officiële functie heeft gehad.

Er zijn dus nogal wat Schriftgedeelten waarin duidelijke uitspraken staan over de verhouding van man en vrouw. Nu is er natuurlijk het welbekende probleem dat vele theologen, met gebruikmaking van dezelfde Bijbel, tot hele andere conclusies komen. Zo zijn er veel moderne theologen die beweren dat Paulus de tweederangs positie van de vrouw in de cultuur waarin hij leefde, gelegitimeerd heeft door deze te ftinderen op Genesis 2. Men suggereert dat de Bijbel is ontstaan in een tijd waarin de man een despoot was en de vrouw zijn slavin. Paulus zou deze hiërarchie alleen maar bevestigen, tijdgebonden als hij was. Dr. Van Bruggen brengt hiertegen in dat vrouwenemancipatie iets van alle tijden is. Ook in Paulus' tijd was er sprake van vrouwenemancipatie. Paulus heeft 1 Korinthe 11 geschreven om op te treden tegen de infiltratie van deze emancipatie-mentaliteit in de kerk. Hij ging hiermee dus ook tegen de heersende opvattingen van zijn tijd in. Het gedeelte in Genesis over de schepping van de vrouw uit de man is voor feministen in onze tijd het bewijs dat de Bijbel tijdgebonden is. Een mens wordt toch altijd uit een vrouw geboren. Zie je nu wel dat in de Bijbel de orde wordt omgedraaid om de ondergeschiktheid van de vrouw te legitimeren? In Paulus' tijd werd het scheppingsverhaal echter evenmin algemeen geaccepteerd. Wanneer de uitlatingen van Paulus cultuurgebonden waren geweest, zouden die normen met het verdwijnen van die cultuur ongeldig zijn geworden. De Bijbel is niet tijdgebonden, Gods Woord brengt een eigen cultuur teweeg.

Verder zijn er critici die beweren dat je je voor het onderscheid tussen man en vrouw niet op de uitspraken van Paulus kan beroepen, omdat het bij zijn uitspraken gaat om tradities, die je onderscheiden moet van het algemeen geldende Evangelie. In bijvoorbeeld 1 Korinthe 11:2 gaat het over inzettingen: 'Ik prijs u, omdat gij de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.' Volgens sommigen wijst het woord 'inzettingen' erop dat het hier dus om tradities gaat. Het werkwoord dat bij het woord 'inzettingen' of ook wel 'overleveringen' hoort, treffen we echter vaak aan in teksten die op het geheel van de evangelieprediking betrekking hebben. De overleveringen zijn dus geen tradities die nu niet meer gelden, maar behoren bij de inhoud van het Evangelie.

Een ander argument gaat in op het beroep op de scheppingsorde. Volgens dat argument mag het beroep op de schepping nooit als het einde van alle discussie naar voren worden gebracht. De prioriteit van de Schrift zou daarvoor te zeer bij de voortgang van het heil in Christus liggen. De kern van de bijbelse boodschap is niet het handhaven van 'scheppingsordeningen', maar het vestigen van Gods heerschappij in het leven van de mens. Maar is verlossing niet ook herstel van de natuurlijke orde, terugkeer tot de schepping? De heilzame orde van de schepping wordt niet achterhaald door de verlossing, maar juist hersteld.

Tenslotte noem ik nog de vraag die vaak opgeworpen wordt, hoe de woorden uit Korinthe in overeenstemming te brengen zijn met bijvoorbeeld Galaten 3:26-28: 'Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus.' Doet de eenheid in Christus niet alle woorden over het onderscheid tussen man en vrouw te niet? Volgens verschillende verklaarders gaat het hier over het delen in Gods beloften. Gods genade is gelijk voor allen die geloven. Hij ziet de persoon niet aan. De gelijke genade heft de ongelijkheid echter niet op. Een vrouw blijft vrouw en moet niet als gelijke van de man optreden. De gelijke genade maakt man en vrouw niet gelijk, maar heeft wel betekenis voor de omgang tussen beiden.

De plaats van de vrouw in de Bijbel

In het Oude Testament staat de vrouw onder de man. De vrouw was afhankelijk van het gezinshoofd, haar vader of haar man. Deze postitie betekende echter geen onderdrukking. Door de zonde heeft de onderworpenheid van de vrouw een bitter element gekregen, maar Gods genade herstelt. Dit herstel zien we al bij het volk Israël in het Oude Testament.

De positie van de vrouw in Israël steekt zeer positief af bij haar plaats in andere culturen. Zo was de vrouw bij de Mesopotamiërs (wat geldt als een standaardvoorbeeld voor het Midden-Oosten) slechts het bezit van de man. Ook bij ontwikkelde volken als de Grieken en de Romeinen werd de vrouw niet hoog aangeslagen. Ze werd gezien als een onmondig schepsel, en was over de hele linie aan de willekeur van de man overgeleverd. In Israël was dit anders. Er bestonden wel misstanden, denk aan de polygamie. Uit verschillende Schriftgedeelten blijkt echter dat God de vrouw in bescherming nam tegen de zondige overheersing van de man. Terwijl andere volken alleen het vaderlijke gezag kenden, werd Israël geleerd ook de moeder te eren. Terwijl bij andere volken de man vrij overspel mocht bedrijven, leerde Gods gebod: Gij zult niet echtbreken.

De plaats van de Israëlitische vrouw was in het gezin. Het krijgen van kinderen gold als een eer. In het dagelijkse leven bewogen vrouwen en meisjes zich in volledige openbaarheid. Ook bij de eredienst werd de vrouw niet buitengesloten. Zo neemt ze deel aan het offermaal en aan het ceremonieel van de boetedoening, en kon ze ook de belofte van het nazireeërschap afleggen. Ook zien we dat er in het Oude Testament profetessen waren. Bij de officiële religieuze handelingen zien we echter dat de vrouw op de achtergrond blijft.

In de tijd van het Nieuwe Testament was de vrouw niet in aanzien in het openbare leven. De Heere Jezus stelde hen echter niet achter bij de mannen. In het Nieuwe Testament wordt aan vrouwen juist een zekere prioriteit gegeven. Vrouwen als Maria, Elizabeth, de Samaritaanse vrouw en Maria Magdalena spelen een belangrijke rol in de evangeliën. Ook in de vroege christelijke kerk zien we dat vrouwen invloed hebben. Te midden van de gemeente leefden jonge vrouwen en weduwen, die hun leven aan Christus en Zijn dienst gewijd hadden. Ze hadden een taak bij het onderwijs in de godzaligheid, herbergen van mensen, wassen van de voeten der heiligen en het helpen van de verdrukten. Niet gelijkberechtiging met de mannen, maar een duidelijke opwaardering van hun werk en plaats zorgde ervoor dat de christenvrouwen in de eerste eeuwen in hoog aanzien stonden.

De emancipatie van de vrouw

In de vrouwenemancipatie worden algemeen twee golven onderscheiden. De eerste golf is de maatschappelijk-culturele emancipatie, waarbij het ging om gelijke rechten en kansen voor man en vrouw. Zaken als vrouwenkiesrecht en de huwelijkswetgeving stonden hierbij op het programma. Bij de tweede golf ging het om de seksuele en gezinsemancipatie. De ongelijke kansen van de vrouw bleken nauw verweven met de rol van echtgenote en moeder die aan de vrouw werd toebedacht. Echte emancipatie zou pas mogelijk worden door vrij te komen van deze opgelegde rol. In de wetgeving werden verschillende resultaten geboekt, bijvoorbeeld in 1957: de gehuwde vrouw krijgt handelingsbekwaamheid, en in 1970: de man is niet langer het hoofd van het gezin. In het verlengde van de seksuele en gezinsemancipatie ligt de structurele emancipatie. De structurele vrouwenemancipatie zet met name vanaf de jaren tachtig door en heeft als doel het afrekenen met elk gezag dat een algehele rolverwisseling van man en vrouw in de weg staat. Hierbij wordt ingezien dat een rolverwisseling van man en vrouw niet te realiseren is in een samenleving die nog altijd autoritair gezag kent.

Terwijl in theorie de emancipatie gewonnen heeft, blijkt in de praktijk echter dat de traditionele rolverdeling moeilijk te overwinnen is. De voorvechters van de emancipatie hebben dan ook een weerstand tegen de oude traditie, waarin deze rolverdeling is ontstaan. Men onderkent de religieuze wortels van deze traditie. De autoritare samenleving, waarin de man domineert en de koning regeert, is een weerspiegeling van de autoriteit van een goddelijke Schepper over de mensen. Volgens velen heeft het christendom een belangrijke rol gespeeld in de onderdrukking van de vrouw. De patriarchale Bijbel zou gebruikt worden om de vrouwen eronder te houden. Inderdaad zien we dat er in de geschiedenis wel eens een erg eenzijdige uitleg is geweest van de noties over man en vrouw in de Bijbel. Zo zijn in het werk van verschillende kerkvaders negatieve uitspraken over de vrouw te vinden. De kerkvader Augustinus stelt dat alleen de man het beeld van God is. Als de vrouw de opdracht van hulp-zijn toebedeeld krijgt, is zij volgens Augustinus niet het beeld van God. Thomas van Aquino gaat zover de vrouw als 'een ding met een gebrek' te betitelen.

Als christenen mogen we de oorzaak van de onderdrukking van de vrouw niet zoeken in het onderscheid dat de Bijbel tussen man en vrouw maakt. Niet het gezag veroorzaakt de onderdrukking, maar het misbruik daarvan. Dat de man het hoofd van de vrouw is, veroorzaakt de ellende niet, maar het feit dat mannen hun gezag uitbuiten in hoogmoed. De Bijbel wijst ons aan hoe de slechtheid het gevolg is van de afval van God. De ongehoorzaamheid aan de Schepper maakt iedere mens tot een kleine dictator. De Bijbel openbaart ons dat God de Vader een goede God is en geen wrede tiran. Maar de Bijbel is niet anti-autoritair. God schiep Adam niet als een despoot over Eva, maar wel als hoofd van de vrouw. De apostelen gebieden de mannen zorgzaamheid en liefde jegens hun vrouwen. Maar deze geboden schuiven het gezag niet weg. In dit licht kan ook de emancipatiebeweging beoordeeld worden. In de eerste fase hebben zich veranderingen voorgedaan die de ongelijkwaardigheid van de vrouw tegengingen. Deze mogen we positief beoordelen. De huidige structurele emancipatiefase strijdt voor de volledige gelijkstelling van man en vrouw, en is dus een omverwerping van het door God gewilde onderscheid tussen man en vrouw.

De plaats van de vrouw in de huidige maatschappij

De structurele emancipatie heeft zich met name sinds de jaren tachtig doorgezet. Om een paar cijfers te noemen: in 1981 werkte van de gehuwde en samenwonende vrouwen 37 procent buitenshuis, in 1998 was dit bijna verdubbeld tot 72 procent. Bij vrouwen met jonge kinderen was deze stijging nog groter: van 16 procent in 1981 tot 62 procent in 1998.

Terwijl iedereen dacht het nu wel goed zat met de emancipatie, gaan er juist de laatste tijd stemmen op dat er nog wel het een en ander aan mankeert. Zo werd onlangs bekend dat sinds 1998 meer dan de helft van de WAO'ers vrouw is en dat dit aandeel nog steeds stijgt. Het is opvallend dat mensen die zich met deze zaken bezighouden, de oorzaak zien in de traditionele rolverdeling. Zo hebben vrouwen die buitenshuis werken een dubbele belasting, omdat vrouwen nog steeds het gros van de huishoudelijke taken voor hun rekening nemen. Verder is bekend dat wel steeds meer vrouwen zijn gaan werken, maar dat de meerderheid van de vrouwen part-time werkt. Er zijn nog steeds weinig getrouwde of samenwonende vrouwen die economisch zelfstandig zijn. Vrouwen werken volgens eigen zeggen meestal voor de tweede auto en de vakantie. Als er zich dan problemen voordoen, kan de motivatie om te werken te gering zijn. Het is dus zaak, zo redeneert men, dat de oude opvattingen over het kostwinnerschap eindelijk de wereld uitraken. Deze opvattingen zouden er ook debet aan zijn dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in leidinggevende, besluitvormende en politieke functies. Als het aan de Nederlandse regering ligt, neemt dit aandeel de komende jaren fors toe. Een ander voorbeeld is het onderzoek naar de crèches. Het is frappant dat de voor de hand liggende conclusie niet wordt getrokken, namelijk dat kleine kinderen het beste af zijn als ze bij hun moeder thuis blijven en niet aan anderen uitbesteed worden. Daar wil men blijkbaar niet aan. Nee, de overheid moet meer geld uittrekken om de kwaliteit van de crèches te verbeteren en het personeel beter op te leiden. Uit een en ander wordt dus niet de conclusie getrokken dat de emancipatie te ver is doorgeschoten, maar dat er aan het emancipatiebeleid van de overheid kennelijk nog het nodige schort.

De vraag is nu hoe christenen met deze problematiek moeten omgaan. Dr. Van Bruggen zegt hierover: 'Christenen behoren geen reactionair model te ontwerpen, maar moeten uit eigen bron en principe putten.' We behoren dus niet botweg alles wat hierboven gezegd is te veroordelen, maar de ontwikkelingen te beoordelen in het licht van Gods Woord. Dat christenen dan wel eens tot verschillende conclusies zullen komen, behoeft niet te verwonderen. Uit hetgeen ik aan het begin van deze bijdrage betoogd heb, meen ik wel een bepaalde richting aan te kunnen geven.

Uit de geschiedenis van de gereformeerde gezindte blijkt ook een genuanceerde visie op de problematiek. In verschillende opzichten is de gereformeerde gezindte gewoon meegegaan met de emancipatie. Het vrouwenkiesrecht is geen discussiepunt meer. Toen er reformatorische scholen opgericht werden, is er geen school voor typische meisjestaken gesticht. Reformatorische meisjes studeren zonder veel discussie verder en daarna staan eigenlijk vrijwel alle functies voor hen open. Impliciet is er dus ingestemd met een sterke mate van betrokkenheid van vrouwen in het maatschappelijke leven. We zijn het er wel over eens dat een vrouw ook haar talenten mag gebruiken.

De vraag rijst hoe hierin het onderscheid tussen man en vrouw gestalte gegeven kan worden. Als we denken aan het werk van vrouwen uit de eerste christengemeenten, en ook later in de geschiedenis, kunnen we constateren dat zij vooral dienend bezig waren. Het zorgend in de wereld zijn is het eigene en karakteristieke van de vrouw. De één zal aan de typisch vrouwelijke beroepen een engere begrenzing willen geven dan de ander. Is het zorgend in de wereld zijn uitsluitend gebonden aan bijvoorbeeld het verplegen van zieken, of kan een vrouw in deze definitie ook een bepaalde leidinggevende functie hebben? Een ieder zal hierin zijn eigen keuzes moeten maken, in het besef dat men rekenschap zal moeten geven van de wijze waarop men zijn mannelijke, dan wel vrouwelijke gaven heeft besteed. Ik denk dat vooral de niet-gehuwde vrouw de gelegenheid heeft haar gaven te benutten in de maatschappij en dat voor de gehuwde vrouw de eerste plaats en taak in het huwelijk en het gezin is. Het is bijbels om het moederschap als roeping en instelling te zien en niet als een vrijblijvende keuze.

Moet een moeder dan alleen maar in haar huishouding bezig zijn? Nee, zij is evengoed als iedere vrouw lid van de maatschappij, al zal ze dat op een andere manier tot uitdrukking brengen dan een ongetrouwde vrouw met een ftilltime baan. Ze kan haar talenten behalve in het gezin gebruiken in bijvoorbeeld kerk en hulpverlening. Als christen hoeft men zich in elk geval niet te schikken naar de mening dat je als vrouw pas volledig tot je recht komt als je een betaalde baan hebt. Het lijkt mij ook niet de bedoeling dat een man die een opgroeiend gezin heeft, de hele week van huis is en de opvoeding alleen aan zijn vrouw overlaat. De vader heeft net zo goed als de moeder de taak zijn kinderen op te voeden. Vaak wordt het argument aangevoerd dat een vrouw net als een man zichzelf moet kunnen ontplooien. Zelfontplooiing is in onze tijd een hoge waarde geworden. Als dit primair ten gunste van onszelf gebeurt, is het echter geen bijbels streven. Dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In het Evangelie is zelfverloochening een centrale notie. Zelfverloochening staat haaks op zelfontplooiing. Laten we ervoor waken dat we niet zozeer door de tijdgeest worden beïnvloed, dat deze notie uit ons gezichtsveld verdwijnt.

Geraadpleegde literatuur

W. Aalders, Man en vrouw in een revolutionaire tijd, Den Haag 1974

Dietrich Bonhoeffer, 'Huwelijkspreek vanuit de cel (mei 1943)', in: Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis, 6e druk; Baam 1995, 42-46

J. van Bruggen, Emancipatie en bijbel. Kommentaar uit 1 Korinthe 11, 4e druk; Amsterdam 1979

M.A. Buitink-Heijblom, Feminisme, een bijbels-kritische benadering. Kampen 1992

Stichting voorlichtings- en vormingscentrum van de Staatkundig Gereformeerde Partij, In haar waarde, I en II, 's-Gravenhage 1992

Vera Tukker, Sara waar ben je? De positie van de vrouw in reformatorisch perspectief, Utrecht 1999

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003

Driestar bundels | 164 Pagina's

De plaats van de vrouw in bijbels perspectief

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003

Driestar bundels | 164 Pagina's