Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatorisch of algemeen christelijk onderwijs?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatorisch of algemeen christelijk onderwijs?

17 minuten leestijd

Inleiding
Mijn naam is Bert Wiltink. Ik woon en werk in Gouda, waar ik directeur hen van een protestants-christelijke basisschool. Ik heb zelf in mijn jeugd op protestants-christelijke scholen gezeten, maar ken ook het reformatorisch onderwijs. Mijn kinderen zitten daarop en zelf heb ik op pabo De Driestar gezeten. Voor ik op mijn huidige school kwam, werkte ik op een half reformatorische school hier in Gouda. Ik ken dus beide kanten van de medaille Misschien nog even iets van mijn huidige school. Ongeveer de helft is actief christen in de brede zin van het woord, van PKN in alle variaties, tot vrijgemaakt, christelijk gereformeerd of pinkstergemeente. Een kwari is randkerkelijk en een kwart is buitenkerkelijk. De laatste twee groepen staan respecterend tegenover de grondslag van de school.

Vooraf wil ik zeggen dat ik hier wel als opponent van ds. Visscher (zie De godsdienstige context van het christelijk onderwijs) gevraagd ben, maar dat ik voor zowel het reformatorisch als het protestants-christelijk onderwijs een warm hart heb. Bovendien, als je beseft dat wij zo'n beetje het enige land ter wereld zijn waar de overheid het christelijk onderwijs op gelijke wijze bekostigt als het openbaar onderwijs, past het zeker niet om, als twee familieleden op de onderwijsmarkt, elkaar de maat te nemen. Wat ik wil doen, is vanuit mijn eigen achtergrond een paar kanttekeningen maken bij het reformatorisch onderwijs, vanuit een diepe maar ook kritische verbondenheid ermee. Daarbij kan ik niet ontkennen dat het staan in een 'gewone' protestants-christelijke school mijn denken wel heeft beïnvloed en veranderd.

Zwemmen of dobberen?
'Geloven is een sprong in het diepe', zei ooit een bekende theoloog. Ik wil graag uitgaan van dat beeld. Stel nu dat de christelijke opvoeding te vergelijken is met het leren zwemmen van kleine kinderen, hoe leer je dat zwemmen, of geloven.' Wel, je gaat met je kinderen naar het zwembad en krijgt daar les. Het begint soms al heel vroeg met watergewenning: dan ga je in het ondiepe bad. Je kunt er nog gewoon staan, want je hebt vaste, veilige grond ('beton') onder je voeten. Je leert een aantal slagen. Die mag je droog vooroefenen. Daarna word je behangen met kurken en plankjes en ga je de slagen echt oefenen. Zo leer je langzamerhand zwemmen. In een veilige omgeving. Je verdrinkt niet, want ze houden je aan alle kanten in de gaten. Totdat, ja, totdat je zover bent dat je geen kurken meer nodig hebt, omdat je zelf het hoofd boven water kunt houden.
Uiteindelijk komt de grote dag dat je naar het diepe mag. Dan begint het echte zwemmen. En als je wat verder gevorderd bent, mag je het echte werk gaan proberen: met kleren aan! Als je tenslotte slaagt, slaken je ouders een zucht van verlichting. Voortaan hoeven ze niet meer steeds op je te letten als je bij een zwembad of meertje komt. Zelfs in zee durven ze je rustig te laten gaan, als je maar niet te ver gaat ...
Stel dus dat de geloofsopvoeding op school een zwemoefening is. Dan is het natuurlijk goed dat je leert zwemmen in het ondiepe, veilige water, dat er kurken en plankjes zijn. Maar er komt een moment dat je echt zelf moet leren zwemmen zonder al die hulpmiddelen. En weet je wat nu mijn punt is.' Ik zie heel veel kinderen die maar blijven zwemmen met Icurken om. Die maar blijven ronddobberen op veilige plankjes, zelfs al mogen ze in het diepe! Sterker nog, ik zie kinderen (en volwassenen) lekker veilig op hun luchtbed drijven in het diepe. Trouwens, ik heb zelf ook dertien jaar heerlijk mogen drijven. Maar toen werd ik toch een keer ineens in het diepe gegooid. En o, wat was dat koud! Er waren hoge golven en het water had een vieze, zoute smaak. En nergens was een badmeester, laat staan een kurk ... Dit beeld komt mij voor ogen als ik aan de problematiek van het christelijk onderwijs denk. Leren wij kinderen nog in het diepe te springen of is het eerste bad diep genoeg, desnoods voor heel je leven.'

Beslotenheid of openheid?
Mag je kinderen dan niet beschermd opvoeden, en moet het zelfs niet.' Natuurlijk. Er gaat niets boven de eenheid van gezin, kerk en school. En de Bijbel geeft aanwijzingen om kinderen binnen een veilige omheining te laten opgroeien. Maar hóe veilig moet dat.' De kurken moeten wel een keertje af! Ik zie mensen die al vijftien jaar in het eerste bad ronddobberen. De temperatuur is er prettig en er is weinig gevaar. Maar leer je zo ook echt zwemmen, of ga je onderuit bij de eerste confrontatie met het echte water? Vanuit de Bijbel kun je de veiligheid best verdedigen, maar als die veiligheid wereldvreemdheid gaat inhouden, kweken we zwakke zwemmers. Gij geheel anders, zo lezen we in de Bijbel. En in Deuteronomium 6 staat overduidelijk dat we de woorden van God er bijna in moeten hameren: Gy zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken. Psalm 78 laat er ook geen misverstand over bestaan: Dat zij die hun kinderen bekend zullen maken, opdat het navolgende geslacht die weten zou. Duidelijke taal. Maar hier staat zeker nog geen rechtstreekse aanbeveling voor het reformatorisch onderwijs. Trouwens, geloofsopvoeding is een eerste verantwoordelijkheid voor ouders. Daarnaast ook voor de gemeente en ook voor de school. Die geloofsopvoeding mag dus zeker niet alleen uitbesteed worden aan de school.
In de Bijbel staan ook andere woorden. In Johannes 17 staat dat Jezus zegt: Ik bid niet dat Gij hen wegneemt uit de wereld, maar dat Gij hen bewaart van de boze. En zegt Jezus ook niet dat we het zout der aarde zijn? Dat moeten we niet doelloos in een eigen potje doen. Nee, uitstrooien die boel! Anders smaalrt het eten nergens naar. Zout is niet gemaakt om on-uitgestrooid, korrel op korrel, te blijven plakken. In een ander beeld zegt de Bijbel dat we een licht niet onder de korenmaat mogen zetten.

Openheid en geslotenheid, voor beide kun je argumenten vinden. Maar het gaat er uiteindelijk om dat we mee mogen werken aan de vorming van echte christenen, die tegen een stootje kunnen. Die echt kunnen zwemmen en niet alleen maar een dobberdiploma hebben.

Eigen onderwijs: een nood of een deugd?
Het reformatorisch onderwijs is op sommige plaatsen uit pure nood ontstaan, omdat er niet meer vanuit het geloof werd lesgegeven op de bestaande scholen. En volkomen terecht starten ouders dan een eigen school. Maar na zoveel jaren is de nood vaak een deugd geworden, een vanzelfsprekendheid. En ouders ervaren het niet meer als een levensnoodzaak om zelf hun kinderen het geloof aan het hart te leggen. Ze zetten hun kinderen af bij het eigen zwembad, want zo hoort het. En dan hebben ze het gevoel dat ze hun plicht gedaan hebben. De vraag is niet meer: Wordt hier nog goed christelijk onderwijs gegeven? Maar (zonder te letten op het gehalte van de bestaande scholen): Is hier al reformatorisch onderwijs? Zo nee, dan starten we het alsnog, want onze kinderen moeten toch naar school kunnen?
Waar ik een beetje bang voor ben, is dat er door die hele reformatorische zuil een generatie christenen opgroeit die de identiteit alleen nog maar in de eigen groep kan beleven. Die alleen maar dobberen kan en verdrinkt bij de eerste de beste secularisatiegolf. Waar ik ook bang voor ben, is dat de groep zolang bij elkaar in hetzelfde zwembad zit, dat ze al drijvend niet meer proberen te zwemmen, maar alleen maar kritisch naar de badmeester kijken om te zien of hij het wel goed doet. Of, sterker nog, die alleen maar kijken of anderen wel de goede badkleding aanhebben en de goede badmuts ophebben. Zo niet, dan stichten we ons eigen kleine overdekte zwembadje!
Christenen die niet meer een beetje in contact komen met anderen, gaan alleen maar op elkaar letten. Ze gaan soms erg snel onderuit als ze buiten hun circuit raken. Het is tegenwoordig mogelijk dat je op je derde jaar naar een reformatorische crèche gaat en tot je eenentwintigste op een reformatorisch instituut blijft zitten. En dat je daarna ook nog naar een eigen school toe gaat om daar les te geven. Zo lang moeten we geen kurken om houden! Ook op plaatsen waar nog gewoon goed christelijk onderwijs werd gegeven, achtte men het noodzakelijk toch nog het eigen zuiltje op te richten. En soms kwam daarnaast nog een specialer zuiltje, een soort zwembad voor de heel bijzondere schoolslag op gereformeerde grondslag.
Welke gevaren bedreigen dus het christelijk onderwijs, als ik het samenvat? Ik noem er drie:
- wereldvreemdheid: want we komen de ander niet meer in de natuurlijke omgeving tegen
- krachteloosheid: want we hoeven niet meer te strijden of tegen de stroom in te zwemmen
- miezemuizerij: want we letten alleen nog op elkaar.
Ik vind dat erg. Net zo erg als de verwereldlijking aan de andere kant, want beide zijn zwakteverschijnselen, ontbindingsverschijnselen. Onze zuil kan op die manier een kaartenhuis worden. En iedereen weet wat daar de zwakte van is.

Het waagstuk van de confrontatie
Ik pleit ervoor dat we als christenen in de brede zin bij elkaar op school blijven zitten. En laat er ook nog maar een deel randkerkelijken en buitenkerkelijken bij zitten. Die houden ons scherp en zorgen ervoor dat we ons bezighouden met hoofdzaken en niet met badmutsen! We hebben de breedte nodig, om de diepte in te kunnen gaan. IJzer moet je met ijzer scherpen. Laat het maar flink vonken. Toen ik op een algemeen christelijke school zat, in de brugklas, zaten er nog twee orthodox-gereformeerden bij mij in de klas. En toen kwam die klassenavond, waarop gedanst werd. Nu, dat betekende dat ik er niet heen mocht. Mijn klasgenoten vroegen: Waarom kom jij niet? Het eind van het liedje was, of liever het begin, dat het hele programma van de avond zo werd omgegooid dat ook ik er mocht komen. De confrontatie werkte positief uit, voor mijzelf en voor de klas. Mijn ouders namen bewust het opinieblad Koers, zodat ik mijn linkse leraren geschiedenis en maatschappijleer wat had te antwoorden. Op de jeugdvereniging van de kerk kon alles besproken worden waar je in de week tegenaan liep.
Laat ik het vanuit mijn eigen praktijk vertellen. Ik heb dertien jaar met enorm veel plezier lesgegeven op een half-reformatorische school. Fijne collega's, goede sfeer. En ik kon me ook helemaal kwijt aan de kinderen! Toen kwam ik in de wdnd van het protestants-christelijk onderwijs. Ik moest een bijbelverhaal vertellen aan kinderen, onder wie er waren die er van huis uit niets van wisten. Ik moest moeilijke psalmen leren, ook aan kinderen die nog nooit een psalm in de mond hadden gehad. Zie psalm 42 in de nieuwe berijming: Evenals een moede hinde (...). Een hinde? 'Een hindoe misschien.'', vroeg een jongen.
Ik moest met collega's spreken die helemaal niet in mijn kerk zaten. Ik moest stukjes in de nieuwsbrief schrijven over het geloof, die ook begrepen zouden kunnen worden door buitenstaanders. Ik moest worstelen met de invulling van de afscheidsavond: wel een musical, maar ook Gods Woord. Ik moest een weekopening houden met collega's die dat nog nooit hadden meegemaakt. En weet u, dat doet iets met jezelf. Ik moest weer nadenken. Wat is nu de kern en wat de rand.' De rand werd voor mij de kerstboom naast mijn bureau, de kern het verhaal dat ik aan kinderen naast de kerstboom vertelde. En dan is het goed dat er kinderen uit verschillende milieus door elkaar heen zitten. Om te voorkomen dat je over details gaat spreken. Maar fundamenteel blijft dat de persoon voor de klas met hart en ziel gelooft.

Mijn punt is niet dat op reformatorische scholen geen fundamentele waarheden worden geleerd. Mijn zoon leert de catechismus op school. Prima! Op mijn school leren ze niet de catechismus. Dan denk ik: So what, er is toch ook nog een kerk en er zijn toch ook nog ouders.' Maar kinderen komen bij mij op school ook in contact met een buitenkerkelijk jongetje of met een moslimkind. Ze komen daar thuis, of dat onkerkelijke kind eet bij dat christelijke kind mee aan tafel. En dan wordt het spannend met bijbellezen.
Het christelijke kind komt thuis met verhalen over wat ze bij dat randkerkelijke kind op zondag allemaal voor leuks gedaan hebben. En dan mag je als ouder gaan uitleggen waarom jij dat op die dag niet doet. Dan komen er gesprekken los. Dan dobber je niet meer, maar dan zwem je! Dan worden kinderen niet wereldvreemd, maar wereldwijs. Ze leren in elk geval dat er ook nog schapen zijn die niet van de eigen stal zijn. Ze leren af al te zwart-witte hemel-of-helschema's te hanteren. En soms komen kinderen van buiten zomaar in de lichtkrans van het Evangelie. Vorig jaar was er een doopdienst waar een heel gezin van onze school zich liet dopen, mede door de aanraking met de christelijke school. Soms komen ouders die nergens aan doen toch bij mijn school, want 'de kinderen worden er zeker niet slechter van'. Of ze gaan voor normen en waarden. Ik waarschuw ze dan: 'Uw kind gaat hier ook bidden en wil dat misschien thuis ook. Wat zegt u dan.'' Heel vaak hoor ik dan: 'Nou, dat mag bij mij thuis.' Ik vraag aan zulke ouders ook of ze op een schoolkerkdienst zullen verschijnen met hun kinderen. Gezinnen die nooit meer in de kerk kwamen, kunnen soms zomaar laagdrempelig meeliften naar een schoolkerkdienst. De christelijke basisschool is voor deze categorie kinderen soms de laatste kans voor het Evangelie! Ook deze kinderen zijn eeuwigheidskinderen!

Aan die confrontatie zijn natuurlijk ook grenzen. Ik pleit niet voor oeverloze openheid of voor wereldgelijkvormigheid. De meerderheid van een christelijke school moet wat mij betreft bestaan uit kerkelijk meelevende kinderen. Maar dan wel graag in brede zin. Want we moeten zorgen dat we ons niet opsluiten in eigen kring.

Indien reformatorisch, dan toch open
Als reformatorische christenen moeten we het contact met onze leefomgeving in stand houden, want dan pas blijkt onze kwaliteit. Hoe dan?
• Door ook als kind in contact te blijven met medechristenen die misschien net even anders denken. Of met randchristenen, want dit soort mensen kom je ook gewoon in 'het wild' tegen. Het geldt trouwens niet alleen voor kinderen, maar ook voor volwassenen.
• Door ook als scholen mee te doen in contacten en evenementen in de buurt, de wijk, de stad. Door tenminste onze andere schoolcoUega's in het dorp regelmatig te ontmoeten. (Ik zit nu op een schoolleidersopleiding. Daar komen ook twee schoolleiders uit een klein Zeeuws dorpje naar toe. Een reformatorische schoolleider en een algemeen christelijke. Ze kwamen apart naar de opleiding, want ze kenden elkaar niet! Dat moeten we toch niet wiUen.') Een school die ik ken, vond dat de reformatorische school niet mee kon doen aan de avondvierdaagse. Men overwoog een eigen wandelvierdaagse te organiseren. We komen weer in de buurt van de reformatorische geitenfokvereniging. Ik bedoel niet belachelijk te maken, maar ik zie een steeds sterkere drang naar isolement. En van isoleren worden we niet sterker! Abraham Kuyper zei dat in het isolement onze kracht ligt, maar het is uiteindelijk zwakte gebleken.
• Door waar mogelijk te participeren in algemene verbanden. Dus geen eigen schoolbegeleiding, eigen methodes, eigen toetsen, eigen examens, eigen programma's. We moeten blijven functioneren in de algemene verbanden. Zo'n eigen taalmethode als Tong en teken, hoe goed bedoeld ook, dat moeten we niet vnllen. Geen leeslessen met teksten rond bekeringsgeschiedenissen. Gewone kinderteksten. En als er eens een verkeerd woordje staat? Dan heb je wat uit te leggen als leerkracht. Plaatjes met een meisje met een lange broek? Je plakt op straat de ogen toch ook niet af? Geen eigen eindtoetsen, maar gewoon meedoen aan de landelijke cito-toets.
• Door de eigen zuil niet te overdrijven. Geen refocrèches, refovakanties en refobeurzen (Wegwijs). Door op een reformatorische school te zitten, op vakantie naar een eigen camping als Schoolzicht te gaan, in de herfstvakantie naar de Wegwij sbeurs te gaan en boeken te lenen uit de eigen kerkbibliotheek leer je nooit zelf te kiezen!
• Door jongeren te leren bewust te Iciezen en ze niet bij voorbaat alle keuzemogelijkheden te onthouden. Zie de discussie rond internet: we kiezen voor filternet, of kliksafe. Terecht! Maar het is een zwaktebod, want als we alles ter beschikking stellen, kiest het hart dus kennelijk toch alle rotzooi. Voormalig minister Hermans zei het op De Driestar een aantal jaren geleden beschamend helder: 'De beste filter zit tussen je oren.' Als het beest in ons alleen getemd wordt door de tralies, blijft het een beest. Ik zou zeggen: een gelovig hart is de beste filter! Het is een zwaktebod als we als christenen alleen overeind blijven zolang de filter aanstaat, de sociale controle intact is. Zie Jozef in Egypte. Hij had het tussen zijn oren en in zijn hart: Ver weg van alle sociale controle zei hij: Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God!

Moetje kunnen zwemmen om zwemles te mogen geven?
Tenslotte de vraag: Moet je persoonlijk geloof hebben om een goede leerkracht te zijn? Om te beginnen: dit is niet een vraag die specifiek het onderwijs geldt. Heb je voor Gods aangezicht bestaansrecht als je het offer van Jezus Christus niet persoonlijk hebt aanvaard? Evenwel, mensen kunnen natuurlijk ontzettend worstelen met de vraag om persoonlijke heilszekerheid. En het zijn niet de minsten die tobben over hun verhouding tot God. Toch is er ook een andere kant. Als het levend geloof niet meer dominant aanwezig is in het onderwijs in het algemeen, is dat de dood in de pot. Nooit mogen we ons neerleggen bij 'slechts' een historisch geloof of- aan de andere kant - een vaag of super-oppervlalddg geloof. Als in het christelijk of reformatorisch onderwijs geen echt gelovigen meer werken, verliest dit onderwijs zijn bestaansrecht. Dan verwordt het tot een club van gelijkgezinden, een sociologisch fenomeen. Dan is het geen geloofsgemeenschap meer. Dit is een gevaar dat het totale christelijke onderwijs bedreigt, of het nu links of rechts is. Waar het geloof niet meer levend is, sterft de school, van welke kleur ze dan ook is! Het christelijk onderwijs heeft het gevaar in zich dat het geloof zo vaag wordt dat alles maar mogelijk is en het christelijke alleen nog bestaat in rituelen of vage humanistische menselijkheden.
Maar reformatorische scholen kunnen soms genoegen nemen met een reformatorische levensstijl: als je je maar conformeert aan de groepsstijl, is het goed. Ook dat is de kortste weg naar de ondergang van de zuil. De gereformeerden gingen ons hierin voor! (Lees Agnes Amelink, De gereformeerden.) Een reformatorische school waar mensen niet meer echt met God verbonden zijn, is net zo'n lege huls als een vage christelijke school. En beide zullen bij een stevige secularisatiegolf wegspoelen. Kun je dat als voorwaarde in een sollicitatie-advertentie zetten.' Nee, maar het moet wel in het gesprek aan de orde komen. Niet alleen hoe je denkt over verbond en doop, of verbond en verkiezing, hoe je denkt over EO of tv, maar ook: 'Wat denk je van Christus, voor je persoonlijke leven?' Daar moet tijdens een sollicitatie ook over gesproken worden. Wie zwemleraar wil worden, moet toch ook zelfde zwemslagen kennen? Opvallend dat evangelische schoolbestuurders daar juist wel over spreken tijdens sollicitaties en het zelfs in advertenties zetten.

Tenslotte
Reformatorisch of algemeen christelijk: twee opties, met allebei hun gevaren. Oppervlakkige christenen die bijna niet meer te onderscheiden zijn van de wereld, of pap-christenen die bij het eerste griepje buiten de deur al onderuit gaan. Ik zou alle reformatorische christenen willen uitdagen: probeer het zo lang mogelijk in algemene christelijke verbanden uit te houden, wend zo lang mogelijk je invloed aan in pc-scholen. Want weglopen heeft ook gevolgen voor het 'overblijfsel'. En pabo-studenten mogen kiezen voor de veilige omheining, maar ze moeten erover nadenken of hun taak en roeping ook niet breder kunnen liggen. Laat eigen organisatie een laatste redmiddel zijn en geen luchtbed! Misschien ligt de roeping na een aantal jaren veiligheid wel op een wat meer winderige plaats! Laat ons licht al zo schijnen onder de mensen, zodat de wereld ons ziet en ze de Vader verheerlijken. Christenen moeten schijnen, niet in hun klein hoekje, maar op de berg!

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 oktober 2004

Driestar bundels | 194 Pagina's

Reformatorisch of algemeen christelijk onderwijs?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 oktober 2004

Driestar bundels | 194 Pagina's