Gods bijzondere zorg voor de vreemdeling
Inleiding
'Ja, dat zeggen ze allemaal, maar het is niet waar ... Niemand begrijpt ons (...) Het is hier een hel!' Ze keek me aan met donkere ogen. Een vriendin zat op het bed, de andere naast haar op een stoel, in de kleine kamer van het AZC. Ik had hen voor die avond nog nooit ontmoet. De moeder van Mersad nodigde me uit om binnen te komen. En daar zat haar dochter met twee vriendinnen.
Eén van hen, de zus van Mersad, vertelde dat ze op school zat. Ik denk dat ze zestienjaar was. Ze had het er redelijk naar haar zin. Voelde zich wel altijd achtergesteld bij Nederlandse leeftijdgenoten. 'Als je een vraag hebt, gaan docenten altijd eerst naar de Nederlanders.' Zou het waar zijn?
Op mijn vraag of ze het leuk zouden vinden eens naar de jongerenavond te gaan, klonk een heel stellig 'nee'. Ik hoefde er weinig moeite voor te doen om een gesprek over God te krijgen. Ik had er namelijk direct bijgevoegd dat er op de jongerenavond altijd over God gesproken werd. En dat bracht wat los! Vooral een van hen werd behoorlijk fel: 'Waar is God?'
Heel diepe vragen kwamen aan bod. 'Als God de wereld heeft gemaakt, waarom is er dan zoveel honger in Afrika? En Adam maakte toch die fout? Waarom moeten zoveel mensen daar dan onder lijden?
Het bleef hier niet bij. We hebben nog veel meer besproken. Over het leven op het AZC, met alle uitzichtloosheid. Soms zo uitzichtloos dat mensen zichzelf van het leven beroven. Maar we hebben het ook over het leven in de hemel gehad. Waar geen tranen en geen oorlogen meer zullen zijn.
Het gesprek raakte me. Ik ging 's avonds weer naar mijn eigen huis. Zij bleven op het AZC. Wat een verschil tussen hen en mij! Ik kon niet anders doen dan hen bij de troon van God te brengen. Het hield me ook weer een spiegel voor! Hoe leef ik hier op aarde?
Een aantal dagen later hoorde ik een gesprek op de radio tussen een hulpverlener in Soedan en een verslaggever. De verslaggever vroeg aan de hulpverlener hoe en wat we nu het beste kunnen bidden voor de situatie in Darfiir. Het antwoord van de hulpverlener luidde als volgt. 'Soms is het leed zo moeilijk in woorden uit te drukken. Ook de discipelen wisten niet hoe en wat ze bidden moesten. Ze gingen daarmee naar de Heere Jezus: Heere, leer ons bidden! En dat heeft de Heere Jezus ze geleerd! Eén bede uit het Onze Vader is misschien wel het meest van toepassing op de situatie van vluchtelingen in Darfiar (en wereldwijd): Uw Koninkrijk kome!
Wat een geweldig antwoord! Het stijgt ver uit boven al het leed om ons heen, boven gevoelens van hopeloosheid en moedeloosheid. Dwars door het lijden en de moeite heen bouwt God Zijn Koninkrijk!
Ik kan heel veel vragen van de drie asielzoekermeisjes niet beantwoorden. Ik ga het ook niet proberen. Ik mag ze wel vertellen van de Redder, Die in déze wereld is gekomen!
Vluchtelingen in de Bijbel
Vluchtelingen zijn er al zolang de mensheid bestaat. In de Bijbel komen we veel mensen tegen die moesten vluchten. Het begint zelfs al in Genesis 3:8: Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God... Toen wij bij God vandaan 'vluchtten', zijn de eerste vluchtelingen gekomen! In Genesis 4:14 lezen we dat Kaïn tegen God zegt: Ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde. Door de Bijbel heen zie je elke keer Gods bijzondere zorg in het leven van deze mensen. Juist in de tijden dat ze leefden als vluchtelingen.
Jakob - een vluchteling uit vrees voor zijn familie
En Ezau haatte Jacob om die zegen, waarmee zijn vader hem gezegend had; en Ezau zei in zijn hart: De dagen van de rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden. En Izak riep Jakob en zegende hem; en gebood hem(...) Maak u op, ga naar Paddan-Aram. (Gen. 27:41; 28: la, 2a) Jakob vlucht, omdat Esau hem wil doden. Een familieruzie. Hij gaat op aanraden van zijn ouders naar Paddan-Aram. In de tijd dat hij als vluchteling leeft te midden van verre familieleden, wordt hij rijk gezegend door God.
Mozes - een politiek vluchteling
En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen, en bezag hun lasten; en hij zag dat een Egyptisch man een Hebreeuwse man uit zijn broederen sloeg. (...) zo versloeg hij de Egyptenaar en verborg hem in het zand. (...) Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht. (Ex. 2:11,12, 15) Mozes heeft een Egyptenaar gedood. Hij vlucht omdat de farao hem hiervoor wil doden. Een politieke kwestie. De Hebreeën worden onderdrukt op grond van hun ras. Twee volken in één land.
Machlon, Chiljon en hun ouders - economische vluchtelingen
In de dagen, als de richters richtten, zo geschiedde het dat er honger in het land was; daarom toog een man van Bethlehem-Juda, om als vreemdeling te verkeren in de velden van Moab (...) en zij kwamen in de velden van Moab, en bleven aldaar (Ruth 1:1,2) Twee jongens, Machlon en Chiljon, vertrekken met hun ouders naar Moab, waar ze blijven wonen als vreemdelingen. Ze groeien op in een voor hen vreemd land en ze trouwen met vrouwen uit Moab. Wanneer Machlon, Chiljon en ook hun vader zijn gestorven, besluit hun moeder (Naomi) terug te gaan naar Israël. Ruth gaat mee en trouwt met Boaz.
De Heere Jezus - de meest bijzondere vluchteling
Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in de droom, zeggende: 'Sta op, en neem tot u het Kindeke en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeke zoeken, om Het te doden. (Matth. 2:13) De eerste jaren van zijn leven woont Jezus, samen met zijn ouders, als vreemdeling in Egypte. Een engel vertelt aan Jozef de reden waarom ze moeten gaan en waar ze naar toe moeten gaan. Wanneer Herodes overleden is, gaan ze terug naar hun eigen huis in Nazareth.
De personen die we hierboven hebben genoemd, zijn allemaal gevlucht en hebben korte of langere tijd als vluchteling ergens gewoond. Je ziet in al deze verhalen de hand van God, vaak ter bescherming en uiteindelijk ten goede voor veel mensen. Jakob wordt heel persoonlijk door God aangesproken om terug te gaan naar zijn land. (Gen. 31:3) Mozes wordt door God geroepen om het volk Israël uit Egypte te gaan leiden, terwijl hij als vluchteling in een vreemd land verblijft. Machlon en Chiljon en hun ouders vertrekken uit Israël en uiteindelijk komt Ruth in Israël, de oma van David en voorouder van Jezus. God beschermt Jezus en Zijn ouders door ze naar Egypte te sturen.
Vreemdelingen in de Bijbel
Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament vinden we vele bijbelteksten die betrekking hebben op de vreemdeling. Eerst een aantal bijbelteksten uit het Oude Testament en daarna een aantal uit het Nieuwe Testament:
Oude Testament:
En wanneer een vreemdeling bij u in uw land als vreemdeling verkeren zal, gij zult hem niet verdrukken. De vreemdeling (...) zal onder u zijn als een inboorling van ulieden; gij zult hem liefhebben als uzelf, want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland; Ik ben de HEERE, uw God! (Lev. 19:33,34) Als gij nu de oogst van uw land zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, de hoek van het veld niet gans afmaaien, en de opzameling van uw oogst niet opzamelen; voor de arme en voor de vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE, uw God! (Lev. 23:22). Het feest der loofhutten zult gij u zeven dagen houden, als gij zult hebben ingezameld van uw dorsvloer en van uw wijnpers. En gij zult vrolijk zijn op uw feest, gij en uw zoon en uw dochter en uw dienstknecht en uw dienstmaagd en de Leviet en de vreemdeling en de wees en de weduwe die in uw poorten zijn. (Deut. 16:13,14).
We zien in het Oude Testament telkens weer de nadrukkelijke oproep van God aan het volk Israël om te zorgen voor de vreemdeling. God had hier speciale wetten voor gegeven, zoals blijkt uit Leviticus 23 en Deuteronomium 16. God gaf deze wetten omdat het waarschijnlijk niet vanzelfsprekend was dat de Israëlieten zorgden voor de vreemdelingen. God kent Zijn volk en wijst ze er telkens weer op om wel goed te zorgen voor vreemdelingen. De Israëlieten weten immers hoe het is om als vreemdeling te leven (in Egypte). Juist vreemdelingen hebben extra zorg nodig. Ze zijn een kwetsbare groep. God weet dat en voorkomt met Zijn wetten dat de vreemdelingen verdrukt worden.
Nieuwe Testament:
Als nu Jezus te Kapemaüm ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, biddende Hem, en zeggende: Heere! Mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen. Even later zegt Jezus over deze centurio. Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo groot een geloof niet gevonden. (Matth. 8: 5-13)
Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tot haar: Geef Mij te drinken. Nadat er een heel gesprek is geweest tussen Jezus en deze vrouw, waarin Jezus haar heeft verteld wie ze is, belijdt de Samaritaanse vrouw dat Jezus de Messias moet zijn. Zij gaat terug naar haar stad en vertelt de mensen dat ze Jezus heeft ontmoet. We lezen dan: En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb. (Joh. 4:7-41)
Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen. (Matth. 25:35,36)
Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. (Matth. 28: 19) Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. (Hebr. 13:2)
In het Nieuwe Testament komen we de wetten uit het Oude Testament niet meer tegen. Jezus leeft ons in het Nieuwe Testament voor hoe we met vreemdelingen moeten omgaan. Jezus ging vaak naar mensen van een andere bevolkingsgroep toe, zoals de teksten hierboven al aangeven. Hij heeft immers de redding van alle volken op het oog. Daarnaast laten Mattheüs 25 en Hebreeën 13 ons heel duidelijk zien dat christenen de zorg hebben voor o.a. de vreemdelingen. In Mattheüs 28 komt de opdracht van God heel duidelijk naar voren, waar Hij ons oproept om alle volken tot Zijn leerlingen te maken. Er zijn veel mensen uit allerlei volken in Nederland: voor ons dus de opdracht om deze volken tot Zijn leerlingen te maken.
Gods plan in migratie
Warmeer we kijken naar de weg waarlangs het Evangelie de mensen bereikt, dan vinden we in de Bijbel twee lijnen: dat het Woord naar de wereld komt en dat de wereld naar het Woord komt.
I. Het Woord naar de wereld
God stuurt christenen naar niet-christenen. Dit is ook jarenlang de tendens geweest van christelijke zending. We zonden mensen uit naar bijvoorbeeld Indonesië om daar de woorden van God door te vertellen. In de Bijbel zie je hiervan ook verschillende voorbeelden.
Jozef aan de farao
Jozef antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God zal Farao 's welstand aanzeggen. Nadat Jozef de uitleg heeft gegeven, zegt de farao. Zouden wij wel een man vinden als deze, in wie Gods Geest is? (Gen. 41:16, 38) Jozef aan zijn hofmeester En hij [de hofmeester van Jozef] zei: Vrede zij ulieden, vreest niet! Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven; uw geld is tot mij gekomen. (Gen. 43:23)
Jozef was zeventien jaar toen hij in Egypte aankwam en dertig jaar toen hij voor de farao verscheen. Wij zouden zeggen dat er dertien jaren (die de mooiste hadden moeten zijn) nu verknoeid zijn. In werkelijkheid zijn deze dertien jaren een 'topscholing' geweest voor Jozef. 'Topscholing' door (onbetaalde) baantjes bij Potifar en jaren gevangenis.
Van een beschermd opgevoed jongetje werd hij door God opgeleid tot onderkoning van het grote Egypte. Die, toen de wereldeconomie in elkaar stortte, juiste keuzes kon maken, zodat honderden van een hongersnood zijn gered. Jozef, die niet schroomde om te vertellen waar hij zijn wijsheid vandaan haalt, wordt door God gebruikt om in Egypte het Evangelie te brengen. Zie bovenstaande teksten.
Ëen jonge slavin aan haar meesteres
En er waren benden uit Syrië getogen, en hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israël gevankelijk gebracht, die in de dienst van de huisvrouw van Naaman was. Deze zei tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van de profeet die te Samaria is. Dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen. Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen, zeggende: Zo en zo heeft de jonge dochter gesproken, die uit het land van Israël is. (2 Kon. 5:2-4) Een jong meisje legt getuigenis af van haar God voor haar meesteres, de vrouw van de bevelhebber van het Aramese leger, Naaman. Dit meisje is uit haar eigen land gehaald en is nu in een vreemd land, waar zij heel dapper vertelt aan haar meesteres waar haar zieke man moet zijn voor genezing.
De eerste christenen
En Saulus had mee een welgevallen aan zijn [Stefanus'] dood. En er werd te dien dage een grote vervolging tegen de gemeente die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de apostelen. (...) Zij nu die verstrooid waren, gingen het land door en verkondigden het Woord. (Hand. 8:1,4) Een vervolging tegen de christenen in Jeruzalem leidt ertoe dat de christenen allemaal op verschillende plekken moeten gaan wonen en daar het woord van God vertellen.
II: De wereld naar het Woord
De tweede lijn die je ziet, is dat God niet-christenen stuurt naar christenen. Deze lijn van evangelisatie is minder bekend, maar in onze huidige Nederlandse samenleving kurmen we daar niet omheen. Als we kijken naar de herkomstlanden van asielzoekers, zien we dat veel mensen komen uit de 'gesloten' landen (waar het Evangelie moeilijk gebracht kan worden). Zij komen nu naar ons, waar het Evangelie vrij te horen is. Dit is geen nieuwe lijn van evangelieverspreiding. We zien in de Bijbel dat God vaker koos voor deze manier om Zijn woorden door te geven.
Het gebed van Salomo
Zelfs ook aangaande de vreemde, die van Uw volk Israël niet zijn zal, maar uit verren lande, om Uws groten Naams en Uwer sterke hand en Uws uitgestrekten arms wil, komen zal; als zij komen en bidden zullen in dit huis; hoor dan uit de hemel, uit de vaste plaats van Uw woning, en doe naar alles waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk Israël, als om te weten dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, dat ik gebouwd heb. (2 Kron. 6:32,33) Salomo bidt dat de vreemdelingen naar Israël zullen komen om daar de Heere aan te roepen, zodat alle volken God zullen leren kennen.
Pinksteren
En hoe horen wij hen een ieder in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn? Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotamië, en Judea, en Cappadocië, Pontus en Azië; en Frygië en Pamfylië, Egypte en de delen van Libyë, dat bij Cyrene ligt, en uitlandse Romeinen, beiden Joden en Jodengenoten; Kretensen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. (Hand. 2 8-11) Tijdens het Pinksterfeest komen veel mensen uit alle delen van de wereld naar Jeruzalem, waar het Evangelie door de apostelen verteld wordt.
De Ethiopiër
En een engel des Heeren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op en ga heen tegen het zuiden, op de weg die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerheer en een machtig heer van Candacé, de koningin van de Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; en hij keerde wederom, en zat op zijn wagen en las de profeet Jesaja. (Hand. 8:26-28) De Ethiopische eunuch is naar Jeruzalem gegaan om daar God te aanbidden. Filippus legt hem het Evangelie uit en doopt hem. Daarna gaan ze allebei hun eigen weg.
De christen - een vreemdeling op aarde
We kunnen ons niet alleen met vluchtelingen identificeren op het praktische, natuurlijke vlak, maar ook in geestelijke zin. In Efeze 2:12-19 lezen we: Daarom gedenkt dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees (...) dat gij in die tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap van Israël, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld.(...). Door het werk van Christus kan daarna echter gezegd worden: Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God. Als we burgers van de hemel worden, wordt dat ons vaderland en zijn we gasten en vreemdelingen op de aarde.
De geloofsvoorbeelden uit Hebreeën 11 zeiden van zichzelf dat ze op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door dit te zeggen gaven ze aan dat ze reikhalzend uitkeken naar een beter vaderland: het hemelse. Als christenen verlangen we naar die plek waar God een stad voor ons aan het gereedmaken is. Op deze manier kunnen we ons identificeren met vluchtelingen die hier ook gasten zijn.
Asielzoekers en beleid
We maken onderscheid tussen een asielzoeker en een vluchteling. Een asielzoeker is iemand die op zoek is naar bescherming in Nederland. Een vluchteling is iemand die erkend wordt als vluchteling en daarmee een status heeft met woning en werk of studiefinanciering.
Het vluchtelingenrecht kenmerkt zich door voortdurende veranderingen. Enerzijds veranderen de landen waar de asielzoekers vandaan komen steeds, terwijl er anderzijds in het vluchtelingenrecht steeds weer nieuwe regelgeving verschijnt.
Het vluchtelingenrecht is niet eenvoudig te achterhalen. Er bestaat geen boek waar al de afspraken overzichtelijk zijn geordend. Het vluchtelingenrecht is te vinden in internationale verdragen, nationale wetten en tal van uitvoeringsbesluiten. Daarnaast speelt de rechtspraak van diverse verschillende rechterlijke instanties een belangrijke rol.
Volgens het verdrag van Geneve is iemand een vluchteling, 'als er gegronde vrees is voor vervolging vanwege politieke en/of godsdienstige overtuiging, ras, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep.' Het criterium is 'gegronde vrees voor vervolging'. Dat moet dan gaan om objectieve vrees, die door anderen getoetst kan worden. Subjectieve vrees, omdat je ergens angstig voor bent, is niet na te trekken.
Toezicht op de naleving van het verdrag is in handen van de UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties). Er is een uitvoerige toelichting op het verdrag geschreven, die in de praktijk een grote rol speelt: het UNHCR-Handbook. Daarnaast kennen we :
• De Vreemdelingenwet Dit is een nationale wet. In deze wet worden definities gegeven van vluchtelingschap. Ook de C- en F-status worden hier geregeld. Tevens bevat de wet tal van procedurele regels.
• De verdragen van Schengen en Dublin Deze verdragen regelen de positie van onder andere vluchtelingen, die eerder elders in de EU asiel hebben aangevraagd.
Feiten en cijfers
Wanneer we spreken over jonge vluchtelingen, hebben we het over twee groepen. De ene groep is met ouder(s) of een ander meerderjarig familielid naar Nederland gevlucht.
Nederland telt op dit moment 10.327 jonge asielzoekers. Dit zijn jongeren tussen 0-19 jaar. Deze jongeren zijn gevlucht met een meerderjarig familielid. Dat kan een moeder, broer, tante etc. zijn. Ze wonen meestal in een asielzoekerscentrum (azc). De asielaanvraag van deze jongeren valt onder de procedure voor het meerderjarig familielid met wie ze naar Nederland zijn gekomen. De andere groep zijn de alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA's). Deze jongeren zijn Nederland binnengekomen zonder ouders of meerderjarige familieleden en zijn bij aankomst onder de achttien jaar. Stichting Nidos, die de voogdij heeft over deze jonge vluchtelingen, telt 3.300 jongeren, onder de achttien jaar. Daarnaast is er nog een groep van 3.200 ex-ama's. Dit zijn jongeren die als ama (dus onder de achttien jaar) Nederland zijn binnengekomen, maar nu boven die grens van achttien jaar zijn. Ze krijgen nu nog leefgeld en begeleiding van de Nidos, maar dat zal snel aflopen. Deze groep moet na het regeringsbesluit van augustus 2005 verder begeleid worden door de COA, dus terug in de gewone azc's of terug naar eigen land. Al deze groepen bij elkaar opgeteld hebben we te maken met 16.827 jonge vluchtelingen in Nederland In de tabel hieronder zie je het totaalplaatje van het aantal vluchtelingen dat in de opvang is.
Bezetting centrale opvang naar leeftijdsgroep op 1 januari 2006 Bron: centraal opvang asielzoekers Top 7 nationaliteiten van de AMA in 2004
[tabel]
De asielprocedure
Niemand komt zomaar Nederland binnen. Er is altijd een procedure nodig. Asielzoekers die na 1 april 2001 Nederland zijn binnengekomen, vallen onder de nieuwe wet. Mensen die voor deze tijd zijn binnengekomen, vallen nog onder de oude regelgeving. Deze laatste groep wordt steeds kleiner. Zij wachten vaak al heel lang op een definitieve beslissing.
De procedure onder de nieuwe vreemdelingenwet komt globaal hierop neer:
• Je gaat naar een Aanmeldcentrum (AC) om ja aan te melden als asielzoeker.
• In een 48 uur-procedure word je toegelaten in de asielprocedure of niet. Als je asiel mag aanvragen, ga je naar een AZC-OI (oriëntatiecentrum en inburgering).
• Dan start de 'Voomemenprocedure'. Deze houdt in dat er een 'nader gehoor' (= uitgebreider interview) plaatsvindt. Dit gehoor is erg belangrijk. Naar aanleiding hiervan volgt er een rapport.
• De asielzoeker mag hierop reageren en aanvullingen geven.
• Op grond van het eerste en het nadere gehoor, eventuele correcties, landeninformatie en regelgeving neemt de IND een beslissing. • Bij afwijzing kan de asielzoeker in beroep gaan.
• Asielzoekers die niet worden afgewezen, krijgen een VTV-BT (Vergunning Tot Verblijf- Bepaalde Tijd) voor maximaal vijfjaar. In deze periode mag er gewerkt worden en wordt er voor een woning gezorgd. Na die vijfjaar krijgt hij of een VTV-OT (Vergunning Tot Verblijf- Onbepaalde Tijd), of wordt zijn verblijfsvergunning ingetrokken, doordat bijvoorbeeld de veiligheid in het land van herkomst is verbeterd. De asielzoeker kan daartegen in beroep gaan en nieuwe bewijsgronden en feiten gebruiken. In de nieuwe wet mag je tijdens de procedure niet met nieuwe feiten komen.
• Als de asielzoeker opnieuw een afwijzing krijgt, moet hij binnen 28 dagen in hoger beroep gaan. Anders is hij uitgeprocedeerd. Soms is een advocaat nalatig en dient hij niet op tijd een hoger beroep in. Dan kan iemand dus uitgeprocedeerd zijn.
• Hij gaat in hoger beroep, bij de Raad van State. De asielzoeker moet zijn hoger beroep afwachten in het land van herkomst. Hij is dan wel legaal, want hij zit nog gewoon in de procedure, maar heeft alleen in die periode geen recht op opvang.
• Als het hoger beroep wordt afgewezen, is de asielzoeker uitgeprocedeerd: hij is illegaal en moet Nederland verlaten.
• Dan zijn er nog een paar mogelijkheden:
- Doormigratie: via lOM naar bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland of Canada.
- Begeleide terugkeer door lOM eventueel i.s.m. kerken in het betreffende land.
- Illegaal naar een ander Europees land reizen en opnieuw de asielprocedure ingaan. Als de autoriteiten hier achter komen, wordt de asielzoeker alsnog teruggestuurd.
- In de illegaliteit proberen te overleven.
- Een nieuwe asielprocedure starten, met advies van INLIA. Bij een nieuw asielverzoek moetje van voren af aan beginnen. Je moet nieuwe bewijzen hebben en er moeten nieuwe omstandigheden zijn waardoor je niet terug kunt. Je begint dan weer in het Aanmeldcentrum. Als je wordt toegelaten in de asielprocedure, word je overgeplaatst naar AZC-OC enz. Als je niet wordt toegelaten in de asielprocedure, zijn er legaal geen mogelijkheden meer om hier te blijven.
- Als je voor 1 januari 2006 een nieuw asielverzoek indiende, had je geen recht op opvang, maar was je aangewezen op noodopvang.
- Als je na 1 januari 2006 een nieuw asielverzoek indient, heb je wel recht op opvang.
Je hoeft als buitenstaander niet alles te weten van de procedure. Het gaat erom datje met de asielzoeker probeert mee te leven in alles wat hij of zij meemaakt. De vraag of iemand wel of geen echte reden heeft om te vluchten, is niet zo heel erg relevant. Wel de vraag of wij er als christen voor hen zijn. Krijgen zij dan van ons te horen over een eeuwige status in de hemel? De overheid beslist over de verblijfstatus in Nederland.
De wereld veranderen vanuit eigen land? Jazeker! Asielzoekers en kinderwerk
In principe zijn asielzoekerskinderen niet zo heel anders dan Nederlandse kinderen. Hun achtergrond en leefomstandigheden maken wel een groot verschil.
In het werk onder asielzoekers zullen we daarom met de volgende punten rekening dienen te houden:
1. De leefsituatie is complex. Kinderen komen uit een andere cultuur en moeten zich in Nederland aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Op het AZC zijn daarnaast ook nog vele andere culturen vertegenwoordigd!
2. De thuissituatie is vaak moeilijk. De meeste ouders mogen niet werken, wat voor velen verveling betekent. De spanning waarin ouders leven of de herinneringen uit het verleden worden door kinderen heel scherp gevoeld.
3. Asielzoekers krijgen een minimale financiële bijdrage, waarmee ze eten, kleding en andere zaken moeten aanschaffen. Voor woonruimte zorgt de overheid.
4. De kinderen gaan vaak op het asielzoekerscentrum naar school. Hier zitten ze in een multiculturele klas en wordt hun voornamelijk de Nederlandse taal geleerd. Kinderen die de Nederlandse taal voldoende beheersen, mogen vervolgens naar een plaatselijke basisschool. Ouders zijn vrij in de keuze van een school.
5. De asielzoekers verblijven, als ze in Nederland wonen, minimaal op twee locaties (aanmeldcentrum en asielzoekerscentrum). Regelmatig gaan de kinderen op transfer naar een andere locatie. Dit kan vrij onverwachts gebeuren. Kinderen hechten zich door het vele verhuizen in hun leven veel minder snel.
6. Door alle drukte en onzekerheid vertonen asielzoekerskinderen over het algemeen druk en ongedurig gedrag. Een feit waarmee op de club absoluut rekening gehouden moet worden.
7. Net zo als je een Nederlands kind niet kunt omschrijven, geldt ditzelfde natuurlijk ook voor een asielzoekerskind. Het bovenstaande is een richtlijn, maar kan voor elk kind en ieder gezin weer anders zijn.
Waarom doen we kinderwerk?
Wij mogen aan kinderen die God vanuit de 'einden van de wereld' naar ons toegebracht heeft. Zijn Boodschap doorgeven, zodat zij op hun beurt die Boodschap mogen meenemen en uitdragen naar 'de einden van de wereld'.
Op de vraag waarom we kinderwerk doen, zijn diverse antwoorden te geven:
1. Kinderen waren heel belangrijk voor de Heere.
2. De Bijbel vertelt het ons (o.a in Mark.l0:14,15). Het is een opdracht van de Heere Zelf!
3. Kinderen zijn verloren en hebben redding nodig.
4. We worden ertoe gedrongen 'door de liefde van Christus'. De Heilige Geest legt deze taak op harten van mensen.
5. Kinderen staan open voor het Evangelie, zijn ontvankelijk. Ze zijn de volwassenen van de toekomst.
6. Door kinderen bereik je ouders.
7. Het is tot eer van God!
Wij vertellen kinderen het Evangelie, omdat we geloven dat de Heilige Geest in het kinderhart kan werken, zodat ze hun vertrouwen op de Heere Jezus gaan stellen en behouden worden en met en voor Hem gaan leven.
Cultuur
In onze contacten met asielzoekers (of buitenlanders) is onze houding van groot belang. Zijn we bereid kennis te nemen van de andere cultuur? Elke cultuur heeft haar eigen gewoonten en gebruiken, en heeft zowel plus- en minpunten. We zullen ons altijd moeten realiseren dat dit voor onze eigen cultuur ook geldt. We hoeven niet alles van de andere cultuur te waarderen. We zullen een andere cultuur ook nooit helemaal kunnen doorgronden. Het is belangrijk dat we kunnen relativeren. In de cultuur van de asielzoeker zijn misschien wel betere normen en waarden te vinden dan in onze moderne Nederlandse cultuur. Het is goed om daar op een evenwichtige manier mee om te gaan. We hoeven geen cultuur te veranderen of een christelijke levensstijl aan te leren. Wel is het van belang dat de asielzoeker aan ons ziet wat een christelijke levensstijl inhoudt. Veel moslims denken dat het gebruik van alcohol en drugs en alles wat hier op zedelijk gebied scheefgaat, door christenen geaccepteerd wordt. Het is dus van groot belang dat de asielzoeker, mede door ons, daar een ander beeld van krijgt.
Godsdienst
We mogen de boodschap van Jezus Christus doorgeven omdat die waar is. Niet in de eerste plaats omdat andere godsdiensten verkeerd zijn. We hebben een positieve boodschap: God wil in Christus mensen in genade aanzien. Dat is dus iets anders dan een strijd tegen de Islam of tegen andere godsdiensten.
Bij moslimkinderen treffen we vaak allerlei aanknopingspunten aan over God. Die punten zijn bij ieder kind weer anders. Bijvoorbeeld: God is groot, Hij is onze Schepper, Hij is almachtig. Hij zal ons eenmaal oordelen. Allemaal dingen die waar zijn, maar die in de Islam gedeeltelijk een andere betekenis hebben dan voor ons als christenen. Het gaat er nu om dat moslimkinderen God, over Wie ze van familie en in de moskee van alles gehoord hebben, leren kennen vanuit de Bijbel. God leren we ten diepste kennen door Jezus Christus. De Bijbel is daar de enig betrouwbare Boodschap van. We verkondigen niet onszelf, niet een kerk, maar als het goed is: Christus, dé Weg, ook voor moslimkinderen.
De Islam rust op een fundament van vijf zuilen:
1. De geloofsbelijdenis: er is geen god dan Allah en Mohammed is Zijn profeet. De belijdenis wordt vaak uitgesproken in gebeden, bij geboorte en begrafenis. Een moslim gelooft in één God, de Almachtige Schepper van hemel en aarde. De Drie-eenheid is voor moslims een gruwel. Allah is het Arabische woord voor God. Dit geldt ook voor Arabisch sprekende Joden en christenen. De verschillen worden pas duidelijk wanneer gesproken wordt over Wie God is.
2. Het gebed: elke dag zijn er vijf momenten van gebed.
3. Het geven van aalmoezen: iedere moslim geeft een verplichte bijdrage van 2,5 % van zijn inkomsten.
4. De vastenmaand: in de maand Ramadan wordt door een moslim van zonsopgang tot zonsondergang niet gegeten en gedronken.
5. De pelgrimsreis naar Mekka: iedere moslim die daartoe in staat is, moet minimaal eenmaal in zijn leven naar Mekka zijn geweest.
De grondlegger van de islam was Mohammed, die door de islamieten als laatste en grootste profeet wordt gezien. Hij werd in 570 geboren. In zijn leven ontving hij 'openbaringen' van de engel Gabriel. Deze 'openbaringen' zijn opgeschreven en vormen samen de Koran.
Een aantal kernbegrippen
God en mens
Moslims erkennen: God is groot! Groter dan alles wat Hij geschapen heeft en daarom absoluut gescheiden van Zijn schepping. Het gevolg daarvan is dat er geen persoonlijke relatie met God mogelijk is op manier waarop de Bijbel daarover spreekt, namelijk een vader-kindrelatie. In de Islam is de relatie met God het best te omschrijven als een verhouding van heer tot slaaf.
Het is duidelijk dat de komst van God in de gestalte van een mens zeer ingaat tegen de denkwereld van een moslim, maar tegelijkertijd zal het voor een moslim zeer bevrijdend zijn om God als een Vader te leren kennen. We zullen daarom over deze Boodschap van de Bijbel moeten spreken! Wel zullen we duidelijk moeten maken dat we God als Vader niet in letterlijke zin bedoelen. En ook moeten we over God niet spreken als een 'vriendje'. Zijn nabijheid in Jezus is een wonder, want Hij is en blijft onze grote Schepper!
Jezus als Zoon van God
Moslims geloven in Jezus. Over Hem staat veel in de Koran geschreven. De Koran tekent Hem als een zeer bijzondere profeet, geboren uit de maagd Maria. Hij deed grote wonderen en wekte doden op. Maar moslims zien Hem niet als de Zoon van God, want dat zou betekenen dat er sprake is geweest van een Vader-God die met een moeder-God gemeenschap heeft gehad. En die gedachte is te menselijk en godslasterlijk om van God te zeggen. Natuurlijk bedoelt de Bijbel dit ook niet en daarom is het beter om de term 'Zoon van God' niet te gebruiken of duidelijk uit te leggen wat we er wel en wat we er niet mee bedoelen. Het betekent niet dat we ontkennen dat Jezus tegelijk Mens en God is, maar dat we door een ander woordgebruik proberen te voorkomen dat moslimkinderen Jezus en het Evangelie afwijzen op basis van hun eigen interpretatie. 'Jezus is Gods Zoon: Jezus hoort bij God. Dat kun je wel zien aan wat Hij doet.' 'Jezus is de Redder Die God had beloofd.' 'Zoon van ..: niet zoals bij ons. Maar een zoon houdt van zijn vader, lijkt op zijn vader, respecteert, woont in zelfde huis.'
Het kruis
De Islam ontkent dat Jezus gekruisigd is. God zou nooit toelaten dat een profeet van Hem gekruisigd zou worden. Dat zou een te grote nederlaag voor hem zijn geweest. Voor ons moet het daarom een des te groter wonder zijn dat Jezus die nederlaag wel wilde lijden. In gesprek met moslimkinderen moeten we altijd vanuit het perspectief van de opstanding over het Kruis spreken. Het Kruis is de overwinning van Jezus over zonden en dood. We moeten daarom ook voorzichtig zijn met afbeeldingen van het kruis. Het gaat om de betekenis en niet om uiterlijke vorm.
Zonde en vergeving
De Islam leert dat ieder kind rein geboren wordt. Erfzonde kent de Islam niet. Adam en Eva zijn naar de aarde verbannen nadat ze gezondigd hadden. Na berouw heeft God Adam als plaatsvervanger aangesteld. Mensen na hen worden zonder zonden geboren. Door zwakte of onkunde doen we verkeerde dingen. De Bijbel kent dit ook, maar gaat dieper: er is een verbroken relatie met God, waaruit al die verkeerde dingen voortkomen. We zijn gericht op onszelf De Bijbel neemt zonden ernstiger dan de Koran. Jezus is gekomen voor de betaling van de zonden en om ons een nieuw leven te geven.
Oordeel en hel
Moslims vrezen de oordeelsdag. Dan worden de boeken geopend en is het heel belangrijk hoeveel goede werken van ons daarin staan. Absolute zekerheid over het eeuwige heil krijg je nooit!
De Bijbel
Moslims hebben respect voor heilige boeken. De Koran zullen ze nooit op de grond leggen, met vieze handen vastpakken enz. Het verschil is dat voor de moslims het boek (de Koran) heilig is, terwijl voor christenen de Boodschap van het Boek heilig is. Moslims kennen delen van de Bijbel: Tauraat (Mozes) Zaboer (Psalmen), Injiel (Evangelie van Jezus). Volgens de Islam bevatten de oorspronkelijke versies dezelfde boodschap als de Koran, maar is de tekst later veranderd en daarom niet meer betrouwbaar. In het kinderwerk is het belangrijk dat we laten zien dat de Bijbel het Boek is waar de Boodschap van God in staat. Het is geen verhaal dat we zelf verzonnen. De Bijbel is niet heilig, maar we gebruiken hem wel met respect.
Gebed
Het gebed neemt in het kinderwerk een belangrijke plaats in. Als het goed is, wordt heel het kinderwerk omgeven door gebed. Gebed vóór de kinderen, maar natuurlijk ook gebed mét de kinderen. Onze houding en ons voorbeeld spelen daarin een belangrijke rol.
We moeten steeds weer rekening houden met de omstandigheden van de kinderen. De meesten van hen zijn niet gewend om te bidden of ze kennen alleen standaardgebeden en -zinnen. Ook begrijpen ze niet datje zomaar met God kan praten en alles tegen Hem mag zeggen. Uitleg is daarom zeer belangrijk bij het bidden.
We zullen eenvoudig en concreet dienen te zijn als we met kinderen bidden. Een kinderwerker mag de mond van de kinderen naar God toe zijn. Wat is juist het gebed een geweldig middel om aan kinderen te laten zien datje bij God alles kwijt kunt! Else Vlug schrijft in haar boek Weid Mijn lammeren (uitg. Gideon, 1988): 'Bidden is communiceren met God. Een kind mag al zijn blijdschap, verdriet en vragen uiten tegenover God. Hij leeft van harte met hen mee, niet als een zwijgende, afstandelijke God, maar warm en liefdevol.'
Kinderen moeten ook leren om naar Gods stem te luisteren. God wil antwoord geven, maar daarvoor moet ook een kind leren om 'stil te zijn voor God'. God kan een gedachte geven als antwoord op ons bidden. Hij kan ook Zijn Woord ervoor gebruiken. Hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan degenen, die Hem bidden? (Luk. 11:13b)
Familie
Als je omgaat met asielzoekerskinderen, kun je niet om het gezin en de familie heen. Binnen de familie is er een duidelijke hiërarchie. De vader draagt het gezag. Grootouders en ouderen krijgen vaak veel respect. Oudere kinderen hebben vaak weer meer te zeggen dan jongere kinderen en krijgen zelfs taken in de opvoeding. Daardoor kunnen er op de club wel eens 'problemen' ontstaan: bijvoorbeeld als oudere kinderen bij jongere kinderen willen blijven. Jongens willen zich als 'man' niet laten gezeggen door een vrouw. De clubleiding zal hierop voorbereid moeten zijn.
Kinderen kunnen voor het gezin de toegang zijn tot de samenleving, tot de kinderclub en daarmee de kerk vanwege hun snelle aanpassingsvermogen en taalbeheersing. Hierdoor ontstaat een rolomdraaiing: kinderen krijgen verantwoordelijkheden die bij ouders en volwassenen horen. Dit is voor het kind en de ouders niet gunstig. Vaak zien we dat kinderen hele gesprekken voor ouders moeten vertalen, waarbij er ook dingen besproken worden die niet voor kinderen bestemd zijn. Wij mogen op de club en in ons persoonlijk contact en door ons gebed de kinderen die geen enkele zekerheid kennen, de zekerheid van Gods liefde en Zijn vergeving en nabijheid aanbieden.
In de inleiding op de themadag '(Be)lijden' las ik: 'Wij worden geroepen om christen te zijn op de plaats waar God ons stelt. Hoe zijn wij christen? Hoe gaan we om met onze tijd, ons geld en onze energie? Hoe communiceren wij het Evangelie in een vijandige omgeving? Hoe kunnen wij ten dienste staan van vervolgde en noodlijdende christenen?'
De vraag is duidelijk: Wat doen we met de talenten die we van God gekregen hebben? Zien we onze taak op het 'zendingsveld' in Nederland? De Heere Jezus heeft Zelf gezegd De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige. Bidt dan de Heere des oogstes dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote. (Matth. 9:37,38)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 september 2006
Driestar bundels | 115 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 september 2006
Driestar bundels | 115 Pagina's