Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Arbeidsethos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arbeidsethos

7 minuten leestijd

Enige tijd geleden bracht ik namens de SGP een werkbezoek aan een voormalig Oostblokland. Ik mocht er een lezing geven over het christen zijn in een dynamische samenleving. Daarin kwamen aspecten van tijd en techniek aan de orde, met een toespitsing op de vraag hoe we als christen daarmee om moeten gaan. Deze lezing leverde bijzondere reacties op, namelijk hoe het mogelijk is dat de verbinding tussen de Bijbel en het dagelijks leven zo gelegd kan worden. Zelfs een hoogleraar Oude Testament was verbaasd. Dit was volkomen nieuw voor hem.

Hoe kan dat? Is deze levenshouding typisch Nederlands? Zijn wij, Nederlanders, zo gedrenkt in een traditie waar Gods Woord indringend gekoppeld wordt aan het dagelijks leven? En is dat dan typerend voor dat nijvere volkje, dat zo vaak wordt aangeduid als calvinistisch?

Het is gevaarlijk om maar lichtvaardig 'ja' te zeggen op deze vragen. Maar het is heel wel mogelijk dat het inderdaad de waarheid is. Immers, juist de invloed van Calvijn op onze houding voor ons dagelijks leven is heel groot. Sterker nog, Calvijn heeft door zijn benadering van de samenleving de basis gelegd voor het zogenoemde calvinistische arbeidsethos. Om zijn invloed naar waarde te schatten is het van belang om de denklijn van Calvijn te bezien in het kader van de geschiedenis.

Calvijn bevond zich in feite op het breukvlak van twee culturen, namelijk van de Middeleeuwen en van de Reformatie. Dat was een botsing tussen twee werelden, die niet alleen op het terrein van de kerk invloed had, maar waarvan de sporen door het gehele maatschappelijke leven te zien waren. Economisch gezien bestonden er in de Middeleeuwen talloze levenskringen van agrarische aard, die vrijwel geheel op zichzelf stonden. De samenleving had daardoor een statisch karakter, met een vaak ascetische levenshouding. Deze samenleving werd in feite gedomineerd door de kerk. Vanuit de kerk werd de geestelijke stand vooral gepropageerd. Maar de geestelijkheid moest wel vrij zijn, in de gelegenheid gesteld worden, om geestelijk te kunnen zijn. Daarom werd de geestelijkheid ondersteund door de samenleving, vooral door de agrarische stand. Deze twee standen, de geestelijke en de agrarische, waren geheel verweven. In feite domineerde de kerk het gehele maatschappelijke leven. Gezocht werd naar verbinding tussen alle gebieden, de godsdienst, de wetenschap en het hele maatschappelijke denken en handelen. Dat geheel werd samengevoegd tot één hiërarchisch geordende samenleving. In die samenleving was het doel van de arbeid om zich te handhaven in de omstandigheden waarin men geboren was, in afwachting van de overgang van het aardse tot het hemelse leven.

Dat maatschappelijke beeld gaat schuiven, onder andere door een opbloeiende handel. Die opbloeiende handelsgeest was niet meer zo gericht op de kerkelijke verbanden, maar veel meer op het eigen zakelijke gewin, en gericht op levensgenieting, als onderdeel van de Renaissance. Daarnaast vond de Reformatie plaats, waardoor een doorbraak kwam in het gezag dat de kerk had. Het maatschappelijk leven werd door de Reformatie niet meer gedomineerd door de kerkelijke structuur, en dat had invloed op alle aspecten van het maatschappelijk leven. In de reformatorische visie is het aardse niet van een lagere orde dan het bovermatuurlijke. Het aardse is immers ook schepping van God. Weliswaar verdorven door de zonde, maar het aardse zondige leven kan door de genade die er is in Christus worden vernieuwd. Deze genade dient niet tot onderdrukking van het natuurlijke, maar tot herstel. Calvijn geeft dan ook aan dat de mens mag genieten van de schoonheid van de natuur, van de geuren en kleuren van de bloemen, om maar een voorbeeld te noemen. Calvijn richt zich tot de gelovigen met een Bijbelse eis ten aanzien van de vraag hoe zij hun leven moeten inrichten. Het ganse leven wordt zo een toewijding aan de dienst van God. Een ware christen is in leven en in sterven van de Heere.

Deze calvinistische gedachte heeft uiteraard invloed op het maatschappelijke leven. Zo bezien is immers niet alleen het ascetische monnikenleven van belang, maar ieder mens op de plaats waar God hem heeft gesteld is van waarde. In feite wordt hiermee de top uit het hiërarchische middeleeuwse leven weggehaald. De hiërarchie in de zin van een superioriteit (van de geestelijkheid) bestaat niet meer.

Calvijn bouwde hierin overigens voort op wat Luther al begonnen was. Luther had een nieuwe kijk op het beroep. Hij ziet het beroep in het licht van de roeping, die God door het Evangelie tot ieder christen doet komen. Het is wel logisch dat Luther tot deze gedachte komt, omdat hij als monnik voluit heeft geleefd in de oude hiërarchie. Maar hij heeft door genade geleerd dat hij niet als monnik kon zalig worden, maar als zondaar. Dat heeft ook consequenties voor zijn verstaan van de maatschappelijke opdracht in ieder beroep. God schenkt aan ieder gaven die gebruikt moeten worden, ook ten nutte van de medemens. Calvijn heeft op deze gedachte voortgebouwd. Hij ziet de roeping, het beroep, zelfs als een bevel van God waarop de mens acht moet geven. De mens moet zijn werk verrichten, want God heeft hem een opdracht gegeven. De mens moet als schepsel arbeid verrichten in de schepping.

Calvijn ziet de roeping overigens niet in die zin dat iedereen door een soort hoorbare stem te weten komt wat zijn beroep is. Hij gaat er heel praktisch mee om, door te stellen dat de christen moet onderzoeken wat de wil van God is. Dat geldt zowel de keuze als de uitoefening van het beroep. Daarbij moet de christen ook nagaan of zijn arbeid goed en nuttig is voor het algemeen welzijn, en of men daarin zijn naaste dient.

In feite ontstaat hier weer een organisch geheel, maar niet zoals in de Middeleeuwen. Toen ging het om een hiërarchisch organisme van het geestelijke naar het praktische. Bij Calvijn is het organische veel meer een samenhang door samenwerking. De arbeid komt in het kader van de menselijke samenleving te staan, vanuit betrokken naastenliefde. En intussen wordt voortdurend rekenschap gegeven tegenover God. Zo wordt het beroep een goddelijk beroep (zoals verwoord in het klassieke huwelij ksformulier).

Door deze gedachtegang is het volgens Calvijn ook mogelijk dat een mens een ander beroep kiest. In de Middeleeuwen was het beroep min of meer bepaald door geboorte. Calvijn ziet ruimte voor hen die niet goed functioneren in hun beroep om te switchen. Dat mag niet lichtvaardig. Calvijn vindt dat de mens in zijn arbeid moet blijven totdat God hem nieuwe wegen opent. Heel mooi is de houding die Calvijn daarbij aantekent, om hier biddend en in afhankelijkheid mee om te gaan.

Deze nieuwe kijk op arbeid en beroep is van enorme betekenis geweest. Uiteraard had Calvijn er wel oog voor dat deze gedachtegang ook verkeerd kan uitpakken. Mensen zijn immers zondig, en geneigd om op zichzelf aan te werken. Calvijn stelt echter dat de mens in zijn beslissing over arbeid en beroep voor God wordt geplaatst. Die van hem eist dat hij arbeidt ter ere van zijn Schepper, en dat hij daarvan blijk geeft door die arbeid te doen ten nutte van zijn naaste. Zo is arbeid geen doel meer in zichzelf, maar heeft een hoger doel gekregen. Tot eer van God en tot heil van de naaste.

Het is begrijpelijk dat de nieuwe lijn van Calvijn ook consequenties heeft voor de kijk op bezit, op beloning, op de gezagsverhoudingen binnen de arbeid, op het maken van winst en het ontvangen van rente. En natuurlijk ook op de breedte van beroepen waarin de Christen zich kan begeven.

Kortom, Calvijn heeft een omwenteling teweeggebracht in de kerk door de Reformatie waaraan hij heeft gewerkt. Maar de invloed van de Reformatie is niet beperkt gebleven tot het kerkelijke leven. Het gehele maatschappelijke leven is er door beïnvloed. De gevolgen daarvan zijn vandaag nog merkbaar, bijvoorbeeld wanneer een calvinist een spreekbeurt houdt in een voormalig Oostblokland. Dan wordt hij met zijn neus op de feiten gedrukt. De calvinist is gedrenkt in het gedachtegoed van Calvijn, waarbij God en Zijn Woord gestalte dienen te krijgen in alle facetten van het maatschappelijke leven, dus ook op het terrein van arbeid en beroep. Dat heeft consequenties voor het arbeidsethos van een christen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008

Driestar bundels | 146 Pagina's

Arbeidsethos

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008

Driestar bundels | 146 Pagina's