De Institutie
Inleiding
De uitgave van Calvijns geschriften die in de negentiende eeuw verschenen is, omvat niet minder dan 59 forse banden. Deze uitgave omvat de geschriften, commentaren op de Bijbelboeken, preken, brieven enzovoort. Het valt direct op dat de uitgave van de Institutie slechts de twee eerste banden van deze monumentale uitgave in beslag neemt. Niettemin heeft Calvijn zijn bekendheid vooral te danken aan deze Institutie of onderwijzing in de christelijke religie. Ooit heeft iemand Calvijn getypeerd als 'de man van één boek'. Velen hebben zich daarbij aangesloten. In heel wat oudere stadies die gewijd zijn aan Calvijns theologie is alleen dit werk als onderzoeksbron gebruikt en zijn de commentaren en preken nauwelijks bij het onderzoek betrokken. In het huidige Calvijnonderzoek wordt meer aandacht geschonken aan de preken en commentaren. Calvijn zoals we hem ontmoeten in de Institutie mogen we niet uitspelen tegen Calvijn als uitlegger of prediker van de Heilige Schrift. Bij Calvijn is het zo dat de theoloog, de uitiegger van de Bijbel en de verkondiger van Gods Woord een en dezelfde persoon zijn. Kansel en katheder zijn nauw met elkaar verbonden.
Bijna 25 jaar heeft Calvijn aan zijn Institutie gewerkt. De eerste editie verscheen in 1536 als een boekje met 514 kleine pagina's - letterlijk een handboekje. In de loop der jaren is het boek een aantal keren bewerkt en bij iedere bewerking nam de omvang toe. Pas bij de uitgave van 1559 beantwoordde het werk aan Calvijns bedoelingen en was hij tevreden met het resultaat. Hij schrijft daar zelf over: 'En hoewel ik geen spijt had van de arbeid, die ik er toen aan besteedde, heeft het mij zelf toch nooit voldoening geschonken, totdat het werk gebracht was in de gedaante, waarin het nu wordt geboden.' Het is een handboek geworden, dat in de Nederlandse vertaling van dr. A. Sizoo ruim 1750 pagina's telt! Calvijn zag het als zijn levenstaak om de kerk met dit leerboek te dienen.
De schrijver van het boek
Zesentwintig jaar is Calvijn als in maart 1536 de eerste uitgave van de Institutie bij de drukkers Thomas Platter en Balthasar Lasius in Basel van de drukpers komt. Enkele jaren tevoren - in 1532 - had hij geprobeerd met de uitgave van een wetenschappelijk commentaar op Seneca's De dementia de aandacht op zich te vestigen. Ondanks het geleerde karakter van dit boek kreeg hij niet de erkenning en naamsbekendheid waarop hij wel had gehoopt. De uitgave van de Institutie bezorgt Calvijn wel de internationale bekendheid.
Hoe is de Fransman Johannes Calvijn - geboren op 10 juli 1509 in het Noord- Franse stadje Noyon - er toe gekomen om zijn humanistische studies terzijde te schuiven en zich vervolgens bezig te houden met het schrijven van een theologisch werk? We weten niet op welk moment Calvijn betrokken is geraakt bij godsdienstige verwikkelingen van zijn tijd, maar ergens aan het begin van de dertiger jaren van de zestiende eeuw is hij zelf gegrepen door het Evangelie. Jaren later kijkt hij in het voorwoord op de commentaar op de Psalmen terug op deze periode in zijn leven. Hij noemt het een plotselinge bekering die hem tot 'leerzaamheid' heeft gebracht (in het Latijn docilitas): 'En daarna, omdat ik zo koppig toegewijd was aan de bijgelovigheden van het pausdom, dat het heel moeilijk was dat men mij uit deze zo diepe modderpoel zou kunnen trekken, heeft God door een plotselinge bekering mijn hart, dat gerekend naar mijn leeftijd in zulke dingen al te verhard was, getemd en tot leerzaamheid onderworpen. Toen ik dan enige smaak en kennis van de ware vroomheid ontvangen had, werd ik plotseling in vuur en vlam gezet om vooruit te komen, zodat ik de andere studies nog wel niet helemaal liet varen, maar me er toch minder mee bezighield.'
In die jaren moet Calvijn ervaren hebben hoe het klimaat in Parijs veranderde. De hervormingsgezinden hielden zich niet langer verborgen, maar traden in de openbaarheid. Zelfs kwam het tot provocaties. De koning van Frankrijk koos voor harde maatregelen tegen de zogenaamde nieuwlichters. In 1534 lukt het protestanten in Parijs om zelfs in de slaapkamer van de koning een pamflet tegen de mis op te hangen. Hiertegen wordt met harde hand opgetreden. Calvijn heeft inmiddels Parijs verlaten en het is beter dat hij zich een poosje schuilhoudt. Hij vindt een uitstekend onderduikadres bij een van zijn vroegere studiegenoten: Louis du Tillet. Du Tillet was pastoor geworden in Claix. Hier kreeg Calvijn toegang tot de bibliotheek van de familie, een plek die voor hem als jonge geleerde ideaal was. We mogen er van uitgaan dat Calvijn hier niet alleen de kerkvaders heeft kunnen bestuderen, maar ook boeken van reformatorische tijdgenoten. Een van Calvijns biografen noemt Claix de smidse waar het wapen van de calvinistische reformatie werd gesmeed. Calvijn was opgeleid tot jurist, maar door zelfstudie is hij theoloog geworden. Van de wijze waarop hij zich de theologie heeft eigen gemaakt, legt hij een helder getuigenis af in de eerste uitgave van de Institutie.
We rekenen Calvijn tot de reformatoren van de tweede generatie. Op het moment dat Calvijn met zijn Institutie voor het voetlicht treedt, zijn de grote beslissingen reeds gevallen. Hij heeft kennis kunnen nemen van de geschriften van de eerste reformatoren. We denken dan aan Luther, Zwingli en Bucer. Luther en Zwingli hadden gestreden over het avondmaal. De spanning was hoogopgelopen tijdens het gesprek te Marburg in 1529. De rust was nog niet weergekeerd toen Calvijn zijn boek publiceerde. Verder heeft hij kennis kunnen nemen van de strijd tussen Luther en Erasmus over de vrije wil en de discussie met de dopers over vragen rondom de doop, het verbond, de verhouding van Oude en Nieuwe Testament en de verhouding tussen overheid en kerk.
Institutie 1536 - Onderwijs in de christelijke religie
Aan het boek gaat een brief vooraf, waarin Calvijn zich richt tot koning Frans I van Frankrijk. De briefis gedateerd op 23 augustus 1535. Ook aan de latere edities laat Calvijn steeds deze brief voorafgaan. Hierboven wezen we al even op de verscherpte maatregelen tegen degenen die in Frankrijk de reformatorische leer waren toegedaan. Ook vrienden van Calvijn werden het slachtoffer van de vervolgingen. Calvijn zag zich genoodzaakt om zich direct tot de Franse koning te wenden en duidelijk te maken dat gereformeerden geen ketters zijn en evenmin gewelddadige revolutionairen die uit zouden zijn op de omverwerping van het koninklijk gezag. Zij zijn gelovigen die op grond van de Bijbel en in geest van de kerkvaders in vrede kerk willen zijn.
De belangrijkste reden echter om dit boek te schrijven was het verlangen om onderwijs en leiding te geven aan degenen die tot geloof zijn gekomen. Calvijn schrijft daar zelf over: 'Het was slechts mijn bedoeling om bij wijze van eerste onderricht iets te bieden, waardoor zij die door een zekere ijver voor de godsdienst gegrepen zijn, gevormd zouden kunnen worden tot ware vroomheid. En deze arbeid verrichtte ik in het bijzonder voor onze Franse landgenoten. Ik zag van hen zeer velen hongeren en dorsten naar Christus, maar bijzonder weinigen die ook maar met een matige kennis van Hem vertrouwd waren.' Calvijn streeft ernaar de hoofdsom van de evangelische leer in kort bestek samen te vatten. De thema's die in het middeleeuwse geloofsonderwijs aan de orde kwamen, worden behandeld.
Een belangrijk punt bij het schrijven van zo'n handboek is de volgorde waarin de verschillende thema's aan de orde komen. Bij een vergelijking van de verschillende edities wordt duidelijk dat Calvijn voortdurend op zoek geweest is naar de juiste orde waarin de onderdelen van het christelijk geloof gepresenteerd moeten worden. In 1536 houdt hij zich aan de volgorde die Luther gebruikt heeft in zijn Kleine Catechismus van 1529: de Tien Geboden, de Twaalf Artikelen, het Onze Vader en de sacramenten van doop en avondmaal. Deze traditionele leerstof breidt Calvijn uit met een vijfde hoofdstuk, waarin hij uiteenzet dat de vijf overige sacramenten, die tot nu toe gewoonlijk als sacramenten werden beschouwd, geen sacramenten zijn en een zesde hoofdstuk dat gewijd is aan de christelijke vrijheid, de kerkelijke macht en de burgerlijke regering. In de polemische gedeeltes probeert Calvijn aan te tonen dat de gelovigen die de evangelische leer zijn toegedaan, in hun recht staan en dat zij gelijk hebben met hun kritiek op de rooms-katholieke kerk. Aan de koning schrijft Calvijn daarover: 'Dit zijn de hoofdzaken, waarover ons geschil loopt: ten eerste, dat zij staande houden dat de gestalte van de kerk altijd duidelijk zichtbaar zich vertoont, en vervolgens dat zij deze gestalte verbinden aan de zetel van de kerk van Rome en aan haar hiërarchie. Daartegenover stellen wij, dat de kerk ook kan bestaan zonder dat haar gestalte zich vertoont, en dat haar gestalte niet door die uiterlijke schittering, die zij zo dwaas bewonderen, maar door iets geheel anders gekenmerkt wordt, namelijk: door de zuivere verkondiging van het Woord van God en door de wettige bediening van de sacramenten.'
Hoewel Calvijn bij het schrijven van dit boek vooral zijn Franse landgenoten voor ogen had, heeft hij het boek niet in het Frans, maar in het Latijn uitgegeven. Een Franstalige editie uit 1536 is ons niet bekend. Calvijn heeft wel aangegeven dat hij van plan was een vertaling te maken. In ieder geval geeft de keuze voor het Latijn aan dat hij een breder publiek dan alleen de gelovigen in Frankrijk wilde bereiken.
1539 - de studenten in de theologie komen in beeld
In 1538 zijn Farel en Calvijn verbannen uit Geneve. Tijdelijk heeft Calvijn in Bazel onderdak gevonden. Hier vond hij tijd om te werken aan een herziening van de Institutie. De titel luidt nu niet meer Christianae religionis Institutio, maar iets gewijzigd Institutio Christianae Religionis. Calvijn tekent daarbij aan dat het boek nu pas echt aan die titel beantwoordt. De doelgroep is ook veranderd. Deze uitgave is vooral bestemd voor studenten in de theologie. In dit boek treffen zij een overzicht en uiteenzetting aan van thema's die in de Bijbel aan de orde komen. Tijdens de colleges exegese hoefde hij zijn uitleg van de Bijbel niet te onderbreken met dogmatische uiteenzettingen. In plaats daarvan kon hij zijn studenten verwijzen naar de desbetreffende passages in de Institutie. Deze uitgave is drie maal zo groot als de eerste uitgave en het boek telt inmiddels zeventien hoofdstukken. Nieuw zijn de hoofdstukken over de rechtvaardiging en de goede werken, over de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament en over de uitverkiezing en de voorzienigheid. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan het christelijke leven. Niet lang nadat Calvijn in 1541 is teruggekeerd in Geneve, verschijnt een Franse vertaling van deze tweede editie.
Groei in de periode 1543-1550
De editie van 1543 bevat vier nieuwe hoofdstukken over onder andere de geloften en het monnikendom en een brede uiteenzetting over de ambten. In 1550 voegde Calvijn een uiteenzetting over het geweten toe. De hoofdstukken zijn nu onderverdeeld in genummerde paragrafen. Om het raadplegen van het inmiddels omvangrijke boek te vereenvoudigen zijn nu registers toegevoegd van de onderwerpen die aan de orde komen, van de Bijbelteksten die worden aangehaald en van de citaten uit boeken van anderen.
1559 - de definitieve uitgave in vier boeken
In de winter van 1558-1559 was Calvijn geveld door een ernstige ziekte. Hij meende dat het einde van zijn leven nabij was. Toch heeft hij zich ingespannen om nog eenmaal de complete Institutie te herzien, omdat hij over de voorgaande edities niet tevreden was. In de brief aan de lezer, die gedateerd is op 1 augustus 1559, schrijft hij welke dienst hij de studenten in de theologie met dit boek wil bewijzen: 'Verder is in deze arbeid mijn oogmerk geweest, degenen die zich gezet hebben tot de studie van de heilige Godgeleerdheid, tot het lezen van Gods Woord zo voor te bereiden en te onderwijzen, dat zij daartoe een gemakkelijke toegang kunnen hebben en er zonder moeilijkheden in kunnen doorgaan. Immers ik heb, naar ik meen, de hoofdsom van de godsdienst in alle delen zo samengevat en in zo'n orde gesteld, dat, indien iemand die hoofdsom juist heeft gevat, het hem niet moeilijk valt vast te stellen wat hij vooral moet zoeken in de Schrift en tot welk doel hij al wat in haar vervat is, moet richten.'
Wat betreft de vorm is het werk nu verdeeld in vier boeken met in totaal tachtig hoofdstukken. Boek I gaat over de kennis van God de Schepper en daarin wordt ook de leer van Gods Drie-eenheid uiteengezet. In dit boek worden ook Servets triniteitsleer en Osianders visie op de mens als beeld Gods behandeld. De bespreking van de leer van de voorzienigheid is hier ook uitvoeriger dan in de voorgaande edities.
De christologie is het hoofdthema van boek II. In dit deel stelt Calvijn de functie van de wet aan de orde. Dat betekent dat de wet niet in de eerste plaats de tuchtmeester tot Christus is, maar vooral richtsnoer voor het leven in de gemeenschap met Christus. In de theologie noemen we dit de tertius usus legis. In vergelijking met de vorige uitgave voegde Calvijn drie nieuwe hoofdstukken toe. Hoofdstuk 6 handelt over de gevallen mens die zijn verlossing in Christus moet zoeken. In hoofdstuk 9 zet hij uiteen dat Christus pas ten volle geopenbaard is in het Evangelie. Hoofdstuk 17 draagt als titel: 'Terecht wordt gezegd dat Christus Gods genade en redding voor ons verdiend heeft.'
In boek III komen persoon en werk van de Heilige Geest aan de orde. Opvallend is dat Calvijn eerst de heiliging bespreekt en daarna de rechtvaardiging. Daarmee heeft hij laten zien hoe de reformatorische genadeleer geen bedreiging voor de goede werken betekent. Van de kant van de rooms-katholieke kerk is de reformatoren steeds weer dit verwijt gemaakt. Als vrucht van de Geest wordt in dit boek ook het gebed behandeld. In de Institutie is dit het langste hoofdstuk geworden. Tevens wordt pas hier uitvoerig de predestinatie behandeld (hoofdstuk 21 en 22), en wel in het kader van de zekerheid van het geloof. In feite gaat ook boek IV over de Heilige Geest, omdat in dit deel gesproken wordt over de uiterlijke middelen die God gebruikt om mensen in de gemeenschap met Christus te brengen en te bewaren. Hier gaat het dan vooral over de kerk. In het laatste hoofdstuk van dit boek gaat Calvijn in op de verhouding tussen kerk en overheid.
De Institutie vertaald en samengevat
Van de Latijnse uitgave van 1559 verscheen in 1560 een Franse vertaling. In dat jaar kwam ook de eerste Nederlandse editie op de markt, die in Emden gedrukt was. Omdat de Institutie in de loop der jaren alleen maar omvangrijker was geworden, verschenen er ook samenvattingen in handzamer formaat. Aan zo'n verkorte uitgave kleven wel nadelen. Door weglating van tekstgedeelten kunnen gemakkelijk eenzijdigheden binnensluipen. Een ander probleem in de uitgaven na Calvijns dood vormen de toevoegingen van de diverse uitgevers, zoals ondertitels van de hoofdstukken, kanttekeningen en inleidingen die in de oorspronkelijke uitgave niet te vinden zijn. Wie het eigen geluid van Calvijn wil horen, zal dus terug moeten keren naar de bron zelf! Wie het Latijn niet machtig is, dient de vertaling van dr. A. Sizoo ter hand te nemen. De eerste druk van deze vertaling verscheen in 1931. Sizoo biedt een zeer letterlijke vertaling van de Latijnse tekst. Wie deze vertaling leest, ervaart hoe het verouderde taalgebruik een blokkade vormt voor het verstaan van de tekst.
In 1987 heeft prof. W. van 't Spijker een aantal teksten geselecteerd en opnieuw vertaald voor de serie 'Sleutelteksten in godsdienst en theologie'. Deze frisse vertaling heeft in een behoefte voorzien, maar deze bundel telt 'slechts' 266 pagina's - een fractie van het complete werk. Op dit moment bevindt het project van uitgeverij Den Hertog in Houten om de gehele Institutie opnieuw vanuit het Latijn in het Nederlands te vertalen zich in een vergevorderd stadium. Het project is in 2001 van start gegaan en het blijkt enorm tijdrovend te zijn om voor de eenentwintigste eeuw een nieuwe vertaling te bieden. Hoe dan ook, het blijft een zestiende-eeuwse tekst. De vertaler, dr. CA. de Niet, heeft in een interview in het Reformatorisch Dagblad opgemerkt: 'Die kloof van meer dan vier eeuwen is nooit meer helemaal te overbruggen, maar als vertaler moet ik mijn best doen om de brontekst zo dicht mogelijk op de huid te zitten, om die te voelen ademen. De 'Institutie' is niet makkelijk, en ik ga ook niet de indruk wekken dat mijn vertaling makkelijk is. Maar er is wel een groot verschil met de vertaling van Sizoo. Als rechtgeaard statenvertaler heeft Sizoo zich niet losgemaakt van de Latijnse structuren, en daarmee maakt hij een vertaalslag te weinig. Hij heeft de tekst wel vertaald, maar zijn taal is geen Nederlands geworden. Ik vind dat hij onnodig een doek omhooghoudt die het zicht op Calvijn verduistert. Als je al te woordelijk vertaalt, gaat de context soms verloren. Daarom probeer ik altijd eerst het betoog van Calvijn helder te krijgen, voordat ik aan het vertalen sla.'
Waarom zich dan toch zoveel moeite getroosten om zo'n omvangrijk werk als de Institutie opnieuw te vertalen? Zou het verouderde Nederlands van Sizoo's vertaling een belemmering vormen voor degenen die kennis willen nemen van Calvijns theologie? Nauw hiermee verbonden is de vraag of een Beknopte Gereformeerde Dogmatiek van de hand van dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema of dr. B. Wentsels Dogmatiek niet dichter bij onze tijd en cultuur staan dan een werk dat 450 jaar geleden in zijn definitieve vorm is verschenen? Wanneer we de Institutie bestuderen, hebben we een van de belangrijkste - zo niet de belangrijkste - bron van onze gereformeerde traditie in handen. Meer dan ooit moeten we naar Calvijn luisteren om op een verantwoorde manier in het heden te verwoorden wat gereformeerde theologie is. De stem van Calvijn is het waard om fris te klinken voor de huidige en toekomstige generatie gereformeerde belijders.
We zagen hoe het boek een ontwikkeling heeft gekend van een beknopte inleiding in de christelijke religie tot een theologisch handboek, waarbij de studenten de belangrijkste doelgroep zijn. Er zou vandaag veel voor te zeggen zijn om te beginnen met de eerste uitgave, omdat het boek in de omvang die het had in 1536 beter geschikt is als een introductie. Wie evenwel de moeite neemt om het grote werk van 1559 te gaan bestuderen, zal verrast staan van het pastorale karakter van deze geloofsleer. Calvijn zoekt het gesprek met zijn lezers en nodigt uit om met hem mee te denken en de weg naar de ware vroomheid te bewandelen. Het gaat daarbij niet om de vraag of wij het wel of niet met Calvijn eens zijn, maar of wij ons door deze begenadigde gids mee laten nemen naar de Bron zelf - de Schrift, die ook voor Calvijn het laatste woord heeft.
Leesoefening met jongeren
In een workshop kan de vraag naar de relevantie van Calvijns hoofdwerk niet als een theoretische vraag beantwoord worden. Door zelf al lezend kennis te maken met de tekst ontdekken we waar we existentieel geraakt worden, waar de tekst vragen oproept, of ook waar de tekst weerstand of irritatie wekt. In een reader hebben de deelnemers van de workshop uit ieder boek een of meer kernachtige paragrafen ontvangen. 1 Tijdens de workshop is besloten een paragraaf grondig met elkaar te lezen en te bespreken. De keuze is gevallen op Institutie 3.9.1. Hoofdstuk 9 is gewijd aan de overdenking van het toekomende leven. In de eerste paragraaf gaat Calvijn nader in op de ijdelheid van dit leven:
Onder welke soort van beproeving wij ook gebukt gaan, we moeten ons altijd dit als doel ervan voor ogen houden dat we eraan wennen het tegenwoordige leven te verachten en als gevolg daarvan onszelf aansporen om het toekomende leven te overdenken. De Heere weet namelijk heel goed hoezeer wij van nature geneigd zijn tot een redeloze liefde voor deze wereld, en daarom wendt Hij het meest geschikte middel aan om ons daarvan te weerhouden en te bevrijden van die redeloosheid, zodat we niet al te vasthoudend blijven hangen aan deze liefde. Er is onder ons niemand die niet graag de indruk wil wekken in heel zijn levensgang naar de hemelse onsterfelijkheid te verlangen en te streven. We vinden het namelijk beschamend om het redeloze vee in geen enkel opzicht te overtreffen, maar de toestand van de dieren zou zeker niet minder dan de onze zijn, indien wij niet daarbovenuit nog de verwachting van het eeuwige leven na de dood zouden hebben. Maar als je nagaat wat ieder van ons denkt, wil en doet, zul je daarin niets dan stof en aarde vinden.
Vandaar ook de dwaasheid dat onze geest zo door de loze schijn van rijkdom, macht en eer bevangen en afgestompt raakt dat zijn blik niet verder reikt. Ook het hart wordt zo door verlangen naar geld, goed en genot verzwaard dat het niet hoger kan rijzen. Kortom, heel de ziel raakt verstrikt in de verlokkingen van het vlees en zoekt haar geluk op aarde.
Om dit kwaad tegen te gaan geeft de Heere de Zijnen door steeds weer nieuwe toonbeelden van ellende onderwijs aangaande de ijdelheid van het tegenwoordige leven. Om te voorkomen dat zij zichzelf een duurzame en onbezorgde rust en vrede in dit leven voorspiegelen, laat Hij hen dus dikwijls door oorlog, oproer, moord en doodslag of andere onrechtmatigheden verontrusten en belagen. Om ervoor te zorgen dat zij niet in grote hebzucht haken naar vergankelijke en onbestendige rijkdom of rust vinden in de dingen die zij bezitten, brengt Hij hen nu eens door verbanning, dan weer door onvruchtbaarheid van het land, nu eens door brand en dan weer op andere manieren tot armoede, of houdt Hij althans hun bezit bescheiden. Om hen niet al te veel te laten opgaan in de genoegens van het huwelijk, laat Hij hen kwellen door slecht gedrag van hun vrouwen, of houdt Hij hen nederig met kwaadwillige kinderen, of slaat Hij hen met het verlies van hun dierbaren. En indien Hij hun in dit alles al iets meer vergunt, stelt Hij hun toch door ziekten en gevaren voor ogen hoe hachelijk en vergankelijk alles is wat aan de dood onderworpen is, zodat zij zich niet in dwaze roemzucht erop gaan verheffen of al te veel vreugde en vertrouwen erin stellen.
Dan hebben wij dus pas werkelijk baat bij de leerschool van het kruis, wanneer wij leren dat dit leven, wanneer het op zijn eigen waarde geschat wordt, rusteloos, vol verwarring, op talloze manieren ongelukkig en in geen enkel opzicht echt gelukkig is; dat alles wat als de goede dingen van het leven beschouwd wordt, onzeker, onbestendig, vergankelijk en met veel kwaad vermengd en bezoedeld is. Tevens moeten we dan vaststellen dat we hier niets dan strijd te zoeken of te verwachten hebben, en dat wij de ogen moeten opheffen naar de hemel en denken aan de kroon die ons daar wacht. Want we moeten het zo zien, dat ons hart nooit echt ertoe gebracht zal worden zijn verlangen en gedachten te richten op het toekomende leven, als het niet eerst vervuld is van verachting voor het tegenwoordige leven.
Tijdens de bespreking stelden we onder andere vast dat in deze tekst opvallend genoeg de waarom-vraag wordt omgekeerd en er geen verwijt klinkt naar God toe. Calvijn noemt een aantal voorbeelden, waaronder het gedrag van een echtgenote of kinderen. Zulke voorbeelden sluiten niet aan bij de leefwereld van jonge mensen. Voor de studenten was het wel een verrassing dat de tekst goed leesbaar is. De Institutie is belast met het imago taai en moeilijk leesbaar te zijn. Het is te wensen dat een nieuwe vertaling van dit standaardwerk van de gereformeerde theologie studenten, jongeren en ouderen zal inspireren, bemoedigen en vertroosten.
Voor verder studie:
Teicsten uit de Institutie van Johannes Calvijn. Gelcozen, vertaald en ingeleid door dr. W. van 't Spijlcer, Zoetermeer 2004 2.
W. de Greef, Johannes Calvijn, zijn werlc en geschriften, tweede herziene druk. Kampen 2006, 254-264.
H.J. Selderhuis, 'Institutie', in: Calvijn Handboelc, H.J. Selderhuis (red.). Kampen 2008, 232-239.
W. van 't Spijker, Bij Calvijn in de leer. Een handleiding bij de Institutie, Houten 2004.
Noot:
1. Het betreft de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2; 2.16.19; 3.7.1; 3.8.1 en 3.8.4; 3.9.1; 4.1.9 en 4.1.12 en 4.3.1.
Dhr. A. Bouman, redacteur van uitgeverij Den Hertog, ben ik zeer erkentelijk voor het ter beschikking stellen van de voorlopige, digitale versie van deze paragrafen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008
Driestar bundels | 146 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 september 2008
Driestar bundels | 146 Pagina's