Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dienaren des Woords en de Belijdenis.

Bekijk het origineel

De dienaren des Woords en de Belijdenis.

(Na 1816)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorig artikel hebben wij nagegaan den band waarmede de Dienaren des Woords kerkrechtelijk aan de belijdenis, te weten de Drie Formulieren van Eenigheid, waren verbonden, vanaf de Dordtsche synode, 1618-'19 tot 1816.
Het is te verwachten dat met 1816 ook hierin verandering komt.
Reeds werd er terloops op gewezen, dat naar de geloofsovertuiging van den candidaat niet wordt gevraagd en daartoe is ook geen recht. De candidaat zou daarop niet behoeven te antwoorden. Ook het laatste examen dat hem toegang geeft tot de evangeliebediening in de Hervormde kerk, vraagt niet naar zijn geloofsovertuiging, maar alleen naar de vereischte kennis in de voorgeschreven vakken. Het is noodig zich de beteekenis hiervan in te denken. Dan gevoelt men ook hierin eene ernstige zonde tegen den Koning der Kerk. De Kerk toch is pilaar en vastigheid der waarheid, behoort dit althans te zijn. Zij behoort de heiligheden Gods getrouw te bewaren en te beschermen.
In 1816 is door de .synode ook een reglement op het examen ingevoerd, dat echter in de volgende jaren allerlei veranderingen en uitbreidingen heeft ondergaan. In 1831 werd een geheel herzien reglement aangenomen.
Art. 3 bepaalde dat het doel van het examen was te zorgen dat geen anderen werden toegelaten dan die de vereischte kundigheden bezitten enz.
Art. 38 schrijft dan het volgende voor:
De geëxamineerde zal daarenboven verplicht zijn, de navolgende verklaring en belofte af te leggen en met zijne onderteekening te bekrachtigen.
,,Wij ondergeschrevenen door het Provinciaal Kerkbestuur van . . . tot de openbare predikdienst in de Nederlandsche Hervormde Kerk geatmitteerd (toegelaten) verklaren bij deze oprechtelijk, dat wij de belangen, zoo van het christendom in het algemeen, als van het Nederlandsch Hervormd Kerkgenootschap in het bijzonder door leer en wandel, zorgvuldig zullen behartigen; dat wij de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de aangenomen formulieren van eenigheid der Nederlandsche Hervormde Kerk is vervat, ter goeder trouw aannemen en hartelijk gelooven, — dat wij dezelve naarstig zullen leeren en handhaven, — en dat wij op de bevordering van godsdienstige kennis, christelijke zeden, orde en eendracht ons met allen ijver zullen toeleggen; verbindende wij ons, bij deze onze handteekening tot al het voorgeschrevene, en, zoo wij bevonden worden tegen eenig gedeelte van deze verklaring en belofte gehandeld te hebben, deswege ons te zullen onderwerpen aan de uitspraken der bevoegde kerkelijke vergaderingen." (Hooyer: Kerkel. wetten bl. 56.)
De zinsnede waar het ons in dit verband vooral om te doen is raakt de verhouding tot de leer. Zooals blijkt worden in die formule genoemd: de aangenomen formulieren van eenigheid, in de Hervormde Kerk. Dit was aldus gesteld omdat men de Dordtsche leerregels wilde uitsluiten, die worden dan ook in die formule niet bedoeld.
Zoo oppervlakkig gezien was het nog niet zoo heel slap wat werd beloofd. Versta echter wel, dat het slechts een zedelijke band was, want bij afwijking werd men niet kerkrechtelijk vervolgd en om ketterij afgezet. Geen denken aan!
Doch men zou zich vergissen wanneer men meende dat deze formule zooveel eischte. Weldra bleek het groote gebrek van dit formulier door de twisten over de beteekenis. Wat beduiden de woorden: dat wij de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de aangenomen formulieren van eenigheid enz.
Sommigen vatten het zóó op, dat werd bedoeld de leer in de formulieren, zoover die met Gods Woord overeen stemde, dus dat moest ieder nu zelf maar uitmaken, hoeveel en wat met Gods Woord overeen kwam, Evenmin stond vast wat onder Gods Woord zij te verstaan. Zoo bevat dus dit formulier eene dubbelzinnigheid, waarom de synode door den een werd geprezen en door den ander werd gelaakt. Toen aan de synode o.a. in 1835 werd gevraagd om zich uit te spreken wat nu eigenlijk werd bedoeld, verklaarde zij zich daartoe niet bereid. Dus ieder kon het zelf uitzoeken! Daar kwam het op neer! Opzettelijke onwaarachtigheid dus feitelijk! In 1841 weigerde de synode terug te keeren tot het oude formulier. Zij gaf toen echter deze nadere verklaring: het onderteekeningsformulier vergenoegt zich niet met de aankleving van deze of gene waarheid in de formuliersartikelen vervat, maar in het algemeen, de leer, die in dezelve voorkomt, gelijk die in haar aard en geest het wezen en de hoofdzaak uitmaakt van de belijdenis der Hervormde Kerk. Geen wonder dat in een adres van zeven Heeren werd geantwoord, dat dit een verklaring was, welke allerzins eene nadere verklaring behoefde.
Maar de synode volhardde bij hare verklaring des vorigen jaars, eens en voor altijd. In die verklaring werd ook opgemerkt, dat de Hervormde Kerk van hare leeraren niet vordert de overeenstemming met al de stukken en artikelen der leer, in de aangenomen (Catechismus en 37 artikels des geloofs) formulieren van eenigheid.
Men mocht dus afwijken en een welomschreven band aan Gods Woord en de belijdenis was er niet. In 1854 werd het formulier weer gewijzigd en werd er de zinsnede van „geest en hoofdzaak der leer" in de formulieren van eenigheid, in opgenomen.
In 1883 werd het formulier pasklaar gemaakt voor het modernisme. (Dr. Vos, Inrichting, bl. 109.) Doch in 1888 kwam er weer wijziging en dat formulier is gebleven tot heden, alle pogingen tot wijziging ten spijt.
In art. 27 van het reglement op het examen is dit formulier opgenomen; genoemd de proponentsformule. (Wie beroepbaar is wordt proponent geheeten.)
Nadat eerst is verklaard, dat geen geldelijke verbintenissen zijn aangegaan om een standplaats te verkrijgen in het heden of toekomst luidt art. 27b als volgt:
„Daarenboven leggen de geexamineerden de navolgende verklaring en belofte af en bekrachtigen die met hunne onderteekening:
Wij ondergeschrevenen, door het Provinciaal Kerkbestuur van . . . . tot de openbare Evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormde Kerk toegelaten, beloven in het diep besef van onze roeping en in vertrouwen op God, dat wij daarin met ijver en trouw zullen werkzaam zijn, om, overeenkomstig de beginselen en het karakier der Hervormde Kerk hier te lande, het Evangelie van Jezus Christus te verkondigen en de belangen van het Godsrijk en in overeenstemming hiermede die van de Nederlandsche Hervormde Kerk, met opvolging van hare verordeningen, naar vermogen te behartigen."
Wat vraagt nu de Hervormde Kerk van hare dienaren? Lees de proponentsformule aandachtig en ge merkt op, dat de belijdenis er totaal niet in wordt genoemd, ook niet wat geest en hoofdzaak aangaat. Men belooft het Evangelie te zullen verkondigen van Jezus Christus. Waarin dat evangelie bestaat wordt niet gezegd. Een omschrijving moet hier dienst doen — overeenkomstig de beginselen en het karakter der Hervormde Kerk hier te lande —. Waarin dat beginsel en karakter bestaat wordt niet gezegd. Met opzet wordt het zóó gezegd, dat ieder er van kan maken wat hij wil. Ook het modernisme voelt zich hier veilig. Hoe onwaarachtig en onwaardig van een lichaam, dat zich als Kerk aandient, om met opzet dubbelzinnig te spreken en dat in een formulier dat moet worden onderteekend. Een Kerk die zoo onwaarachtig zich gedraagt tegenover God en menschen kan niet gezegend zijn! Bovendien kan een huis dat tegen zichzelf verdeeld is niet bestaan. Het geroep: „Des Heeren Tempel, des Heeren Tempel," zal het gebouw niet kunnen bijeen en overeind houden.
Deze formule spreekt ook niet over de Heilige Schrift.
Waar echter wel voor is gezorgd? Niet dat de rechten van God en Zijn Woord worden vastgelegd en bij schending worden gehandhaafd, maar wel dat men zich moet onderwerpen aan de reglementen. Men zal dus het evangelie verkondigen, zooals men dat belieft te verstaan; en de belangen van het Godsrijk en de Hervormde Kerk dienen. Maar hoe? Met opvolging van hare verordeningen.
Alles wat zij tot wet heeft gesteld en nog stellen zal, moet worden aanvaard als richtsnoer van handelen.
Zoo heeft de Hervormde Kerk Gods gebod krachteloos gemaakt door hare inzettingen terwijl van eenig beroep op Gods Woord geen sprake is.
De leeraar is vrij, waarheid of leugen te verkondigen, als hij maar blijft binnen de palen der reglementen terwijl hij weet dat de leer geen zaak is van kerkrecht.
Het Koningschap vasi Christus over Zijn Kerk ook in het instituut, wordt niet erkend. De synode is de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht in de Hervormde Kerk.
Wat houdt nu echter de onderteekening in voor den proponent, die tot de evangeliebediening wordt toegelaten?
Met opvolging van hare verordeningen.
De man aanvaardt dus de synodale organisatie. Belooft, de verordeningen te zullen opvolgen, ook al weet hij dat ze in strijd zijn met Gods Woord. Hij zal moderne en ethische lidmaten inschrijven; toelaten, al is het misschien met bloedend hart, dat het Verbond Gods bij Doop en Avondmaal wordt ontheiligd. De vrouwen helpen brengen op de kiezerslijst en alle stukken teekenen. Hij zal tegen de leugenleer prediken (gesteld hij staat de waarheid voor) maar belooft er mee samen te wonen en haar te helpen handhaven, want hij belooft niets te zullen ondernemen, ook al eischt Gods Woord het, als de verordeningen het verbieden.
Hij belooft thans ook zich te zullen verzekeren, zooals de wereld zich verzekert, en zich te gedragen als ambtenaar der synodale organisatie.
Want die verzekeringsdwang is niet zoo onschuldig als men wel beweert. Zij is zeker der Kerk van Christus volkomen onwaardig! Ook verzekeringsdwang is verordening geworden. Enkelen weigeren wel tot heden zich te verzekeren, maar niemand komt meer de poort der Hervormde Kerk binnen of hij moet het wel doen; dat zal hem onder het oog worden gebracht. Uit den aard der zaak zal dit alles den mond steeds meer snoeren ook in het uitdragen der volle waarheid, om eigen geweten niet wakker te maken. En tevens werken al deze dingen mee, om het oordeel Gods bver de Kerk vol te maken. Tevens geldt: „Zooals het volk is zal de priester wezen."
De oordeelen Gods zijn, voor het met den Heere levende hart, tastbaar, een geest des diepen slaaps is uitgegoten. De wereld heerscht in de Kerk.
De rechten des Heeren worden stout versmaad enJ de waarheid struikelt op de straat. Ik deed nog slechts een greep uit het feitenmateriaal. Wie neemt het ter harte? En er is nog veel meer!
De Heere Jezus heeft gezegd: Indien gij Mij liefhéb't, zoo bewaar Mijne geboden en wederom, het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden maar in kracht.
Doch ik hoop lkter, wanneer wij gaan samenvatten, met een zeer besliste vraag tot U en mijzelven te komen. Een vraag, die voor Gods aangezicht moet worden beantwoord.

K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De dienaren des Woords en de Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's