Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pluriformiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pluriformiteit.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Kuyper heeft in zijn kerkelijk streven in het licht gesteld, dat de kerk van Christus niet in één enkelen bestaansvorm optreedt, maar vele openbaringen hebben kan. Hij sprak dan ook van eene pluriformiteit der kerk. Dat de kerk des Heeren niet eenvormig bestaat, kan niemand ontkennen, want afgezien dan van de allereerste periode van de geschiedenis der eerste Christelijke gemeente in de dagen der apostelen, heeft zich al zeer spoedig de veelvormigheid van het kerkelijk leven geopenbaard. Nu is zeker ook voor het verklaren van dit verschijnsel van belang acht te geven op het feit der zonde. Ook in het leven van Gods kerk speelt de zonde der menschen maar al te dikwijls een grooten rol, evenals dit het geval is in de samenleving der onderscheiden stammen, rassen, volken en natiën, waarin de menschheid uiteengegaan is, Maar er moet toch bij in het oog worden gehouden, dat hoewel de zonde als een giftig gist heel het menschelijk leven doorzuurt, dit toch niet beteekent, dat zij Gods schepping ongedaan kan maken. Ook afgedacht van het feit der zonde zou de menschheid eene veelheid van levensvormen hebben vertoond, die dan al te zamen de strekking hadden gehad om het beeld Gods, waarnaar de mensch geschapen werd, in volle heerlijkheid te doen stralen. De schoonheid en de heerlijkheid toch van Gods schepping komt niet het minst uit in den rijkdom en in de veelvuldige verscheidenheid der levensvormen, die de Heere oproept. Gods schepping openbaart hare wondere schoonheid niet het minst in de pluriformiteit harer voortbrengselen.
En zoo vangt dan ook de schepping des menschen reeds terstond aan niet met eenvormigheid, maar luidt het van den mensch: man en vrouw schiep Hij ze. Welnu, de veelheid van stammen, rassen en volken gaat gepaard met onderscheidenheid van gaven. Het zijn wel allen menschen, maar zij zijn niet allen precies aan elkander gelijk. Ja, dat zelfde verschijnsel doet zich ook voor binnen de kring van stammen en rassen. De individuen verschillen allen van elkander, zij hebben allen iets aparts, iets eigens, iets bijzonders, waardoor zij van elkander afwijken. Men kan dan ook met zekerheid zeggen, dat ieder mensch van elk ander onderscheiden is. Elk mensch is een afzonderlijk wezen, met eigen gaven toegerust, hoeveel hij ook met de andere menschen moge gemeen hebben. Hoe waar zulks is, kan ieder waarnemen bij zijn eigen kinderen. Hoewel uit één vader geboren, door ééne moederschoot gedragen, door ééne moederborst gezoogd, heeft toch elk kind zijne bijzondere eigenschappen, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Hoeveel zij ook gemeen mogen hebben, waarin zij ook op elkander gelijken, zij zijn toch veelvuldig verscheiden. Die verscheidenheid openbaart zich niet alleen in hun aangezicht en lichaamsbouw, maar ook in hun karakter en hunne geestelijke gaven. En het gevolg daarvan is dan ook, dat zelfs onder de kinderen van één menschenpaar de meest verschillende typen voorkomen, die ook in de wijzen, waarop zij de meest gewone dingen beschouwen en waardeeren, dikwijls zeer ver uiteenloopen.
Waar dat nu zóó is, en het kan toch door niemand ontkend worden, dat het zóó is, daar ligt het voor de hand, dat er ook in de wijze, waarop de dingen van Gods Koninkrijk worden gekend, beleefd en verstaan, eene groote verscheidenheid is te verwachten. De Schrift zelve leert het ons, niet waar, welk een groote karakterverschillen er onder de heiligen Gods worden aangetroffen en ook, hoe zeer deze beteekenis hebben voor en hun invloed doen gelden op de wijze, waarop zij hetzelfde Evangelie Gods vertolken en denzelfden Christus ons voorstellen. De apostelen hebben niet allen hetzelfde karakter, hebben ook niet allen dezelfde behoeften, al is het van allen w'aar: maar één ding is noodig.
En wat nu in zoo beperkten kring geldt, kan natuurlijk niet ontbreken, waar wij te doen hebben met eene wereld van volken, die onder zoo zeer verschillende omstandigheden leven en bestaan, die alle achter zich hebben eene geschiedenis van eeuwen en alzoo dikwijls zeer verre uiteengaan in de waardeering van het leven en hetgeen het te aanschouwen geeft. De kerk van Christus heeft dan ook onder die verschillende volken geheel eigen levensvormen aangenomen, die maar al te zeer overeenstemmen met hun aard en eigenschappen.
In vroegere eeuwen, toen de Katholieke kerk ontstond, waren er dan ook in de verschillende gebieden der toenmaals bekende wereld Christelijke kerken, groepen van kerken, die toch veel hadden, waardoor zij zich onderscheiden toonden van andere, elders bestaande kerkformaties. De over de gansche oude wereld verspreide kerken van Christus vertoonden dan ook een beeld van rijke verscheidenheid, dat eerst langzaam, naarmate de kerk van Rome en daarmede de bisschop van Rome aan macht won, tot een betrekkelijke eenvormigheid werd terug gebracht. Maar nooit is Rome in staat gebleken alle Christelijke kerken onder haar ééne en eenvormige kerkformatie te brengen, haar eenvormig leven op te leggen, hoezeer het daarnaar ook de eeuwen door heeft gestreefd. Tusschen de Oostersche en de Westersche kerken, tusschen de Grieksche en de Latijnsche bleef er steeds een rijke verscheidenheid bestaan, die uit het leven zelf opgekomen, zich door geen kunstmatig opgelegd dwangjuk liet verbannen. En toen dan ook de Reformatie doorbrak, trad ook terstond, die onder het hiërarchisch kleed verholen verscheidenheid in karakter, waardoor de volken wezenlijk verschilden, in het heldere licht der Reformatie aan den dag. En het bleek terstond, dat zoodra hetgeen de volken onderdrukte in hun karakteropenbaring, weggenomen was, zij allen een geheel eigenaardig kerkelijk leven voortbrachten. En dit eigenaardig kerkelijk leven bepaalde zich niet alleen tot den kerkvorm, maar strekte zich ook wel degelijk uit over leer en leven beide, dus over de beleving van Gods waarheid zelve. En hoewel het ook hiervan waar is, dat het gif der zonde er zich in doet gelden, is het toch ook aan de andere zijde waar, dat de heerlijkheid van Christus, die het Hoofd Zijner kerk is, zich op de treffendste wijze openbaart in dien rijkdom van levensvormen, die alla Zijn lof verkondigen en alle getuigen van wat de verloren zondaren vinden aan goederen der genade in Hem, die de Middelaar Gods en der menschen en het eenig fundament der zaligheid is. Allen te zamen vertolken zij, hoe voor elk ras, voor eiken stam, voor elk volk in den Heere Jezus Christus is te vinden wat tot hunne zaligheid noodig is, ook al leven zij allen hun eigen kerkelijk leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Pluriformiteit.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's