Anna de Profetes.
Lucas 2 vs. 36—28: En daar was Anna, eene profetes, eene dochter Fanuëls, uit den stam Aser; deze was tot grooten ouderdom gekomen, welke met haren man zeven jaren had geleefd, van haren maagdom at; en zij was eene weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den Tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. En deze, te dier ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden, en sprak van Hem, tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
Veertig dagen waren voorbijgesneld, sedert in de velden van Efrata het: .,eere zij God in de hoogste hemelen", had weerklonken, als een voorspel van het lied der nieuwe schepping en menschheid. De herders hadden het kindeke gezien, liggende in de kribbe, in doeken gewonden. Zij hadden alom bekend gemaakt wat hun van dit kindeke was gezegd. Zij waren wedergekeerd tot hunne kudden met groote blijdschap prijzende en dankende God. Zij hadden waarlijk Kerstfeest gevierd. Jezus had eene gestalte verkregen in hun hart en daaom spraken zij van Hem met hun mond. Was dit ook zoo voor u?
Doch de Heere zorgde ook voor eerstelingen uit de heidenen. De Wijzen uic het Oosten kwamen, geleid door eene ster, om den geboren Koning der Joden te zien en zij openden hunne schatten en brachten Hem goud, wierook en mirre.
Zoo zorgde de Vader voor de aanbidding van den gegeven Zoon, het geboren kind, wiens naam „Wonder" was!
Als dan veertig dagen waren verloopen na de geboorte in den stal van Bethlehem, gaan Maria en Jozef op naar Jeruzalem, de stad des grooten Konings, om het kindeke den Heere voor te stellen en het offer der reiniging te brengen. De moeder van den Heere Jezus moest toch, wijl zij was onder de wet, ook de voorschriften der wet in acht nemen. Zij was eene dochter Abrahams.
In dit alles merken wij tevens, hoe de Heere Jezus was onder wet, gelijk Hij ook ten achtsten dage is besneden naar de wet van Mozes. Hij is geworden uit eene vrouw, zijnde onder de wet, opdat Hij degenen die onder de wet zijn verlossen zoude.
Hij maakt een gang der vernedering van de kribbe naar het kruis. Hij verschijnt in dienstknechtsgestalte. Toch bleef Hij de beminde des Vaders, vol van genade en waarheid. Hij bleef God, te prijzen in der eeuwigheid.
Daar zijn dan Maria en Jozef met het Kindeke in den tempel. Maria zal het den Heere voorstellen. Dat wil zeggen, Hem den Heere toonen als des Heeren bezit en schat. Dit is eene aangrijpende gedachte, dat de Kerk Gods, in Maria, den Heere Jezus aan den Vader voorstelt, als Zijne gave.
Daar komt Simeon en vertolkt de gedachte nader van deze voorstelling aan den Vader. Zoo nam hij het in zijn armen en loofde God en zeide: nu laat gij Heere uwen dienstknecht gaan in vrede naar uw Woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken; een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israël.
Hij zegent Maria en spreekt in profetische bezieling, dat een zwaard door haar hart zal gaan en dat het Kindek ezal gezet worden tot een val en tot een opstanding voor velen in Israël. Doch heden vraagt een andere ontmoeting onze aandacht.
Daar nadert een stokoude vrouw het kindeke, nu weer gelegd in de armen van Maria. Zij wordt gewoonlijk vergeten in het kerstevangelie en toch is zij een zeer liefelijke gestalte. In die stokoude leeft het Kindeke en maakt haar jong om te getuigen van Hem die gisteren en heden dezelfde is en tot in eeuwigheid.
De profeet van ouds had voorzegd: De heerlijkheid van Libanon zal tot u komen om te versieren de plaats mijns heiligdoms, en Ik zal de plaats mijner voeten heerlijk maken. De plaats van Gods voeten, dat is bovenal de Tempel, wordt heerlijk gemaakt. Simeon en Hanna brengen den zwanenzang van het Israël Gods van den ouden dag. De tempeldienst zou nu weldra een einde nemen, want meer dan de tempel was hier. In de oude Anna stelt de Heere bovendien de heerlijkheid van Zijne Gave ten toon. Alleen toch door het heil van Christus in ons zijn wij in staat Godverheerlijkend van Christus te getuigen. We zien ook in Anna, wat genade vermag!
De verheerlijking Gods geschiedt niet alleen in Bethlehem, maar ook in den tempel.
Haar naam is Anna of Hanna.
Deze naam was in Israël bekend van ouds. Denken we niet als vanzelf aan de moeder van Samuël? Zij bad den Heere om een kind, terwijl Eli acht sloeg op hare lippen en meende dat zij beneveld was van geest. Maar neen. zoo sprak zij: Ik ben eene vrouw, bitter bedroefd van geest. Door de wondere genade des Heeren is hare bede verhoord en zij noemde haar kind Samuël, dat wil zeggen: van God verhoord!
Ook deze Hanna heeft haar Samuël den Heere voorgesteld en hem den Heere overgegeven, opdat hij, alle de dagen die hij wezen zou, den Heere zou dienen.
Anna; de naam beduidt: begenadigde; door de gunst Gods aangenaam. Of hare ouders dezen naam hadden gekozen door de kracht des geloofs weten we niet, maar wel is zeker dat zij dezen naam niet slechts droeg, maar door dezen naam werd gedragen.
De Heere had haar reeds vroeg op liefelijke wijze begenadigd. Zij was Gode aangenaam, door de genade die in haar werd verheerlijkt. Die genade vloeide haar toe uit den Middelaar uit Wiens volheid ook de kinderen Gods van den ouden dag, genade voor genade hebben ontvangen.
Zonder genade toch, zijn wij walgelijk voor God. Hoe zouden wij voor dien hoogen God aangenaam kunnen zijn zonder genade, dat wil zeggen, zonder Zijn gunst in Christus, door het geloof gekend en ontvangen. Wat is nu een genadeloos mensch anders dan een voorwerp van Gods toorn, tot alle goed werk ondeugende? Wij zijn van nature een gansch zeer bittere gal en een saamknooping van ongerechtigheid.
De naam Anna wijst ons op de zaligmakende genade Gods. Er is toch ook eene algemeene genade, die allen menschen allerlei gaven mededeelt. Doch deze maakt niet zalig noch aangenaam voor God.
Menigeen in Israël droeg een schoone naam, maar beantwoordde er niet aan. David had zijn Absalom, dit wil zeggen: „vader des vredes" en hij was een oproerling en stierf fin zijn opstand tegen zijn vader, den gezalfden koning.
Eva vergiste zich toen zij haren eerstgeboren zoon Kaïn noemde, omdat zij meende het toegezegde zaad van den Heere te hebben ontvangen. Kaïn werd een moordenaar. Gij draagt misschien ook wel een bijbelsche naam, maar de vraag is of genade zich aan uwe ziel heeft verheerlijkt en gij met Hanna door den Geest zijt vernieuwd.
Wij heeten allen christenen, krachtens de inlijving door den doop in de kerk, doch heeft deze naam meer dan uitwendige beteekenis?
Zijt gij der zalving van Christus deelachtig! Is Hij uw hoogste profeet en leeraar? Uw eenige Hoogepriester en Eeuwige Koning? Hebt gij een nieuwen naam, geschreven op den witten keursteen? Zijt gij kind en zoon? Weet gij dat uw naam is geschreven in het Boek des levens des Lams? Mijn naam is in Zijne handpalmen gegraveerd; mag dat uw geloofsgetuigenis zijn?
De evangelist deelt ons ook enkele bijzonderheden mede van hare afkomst. . .
Zij was eene dochter Fanuëls.
Fanuël beduidt: van God aangezien. De persoon is verder onbekend, maar het is zeker niet onwaarschijnlijk dat de naam van haar vader uitdrukkelijk wordt vermeld, omdat hij een bekend godvruchtig man zal zijn geweest in zijn geslacht. De gedachtenis des rechtvaardigen toch zal tot zegening zijn. De Joodsche overlevering wil, dat hij ook een profeet zou zijn geweest. Maar hoe dat ook zij, zeker is, dat de dochter van dezen Fanuël door den Heere was aangezien in ontfermen en gekend van eeuwigheid door verkiezende liefde. Zij was uit een geslacht dat door God was aangezien.
Dit geldt wellicht ook u lezer, dat gij een godvreezenden vader of moeder of grootvader hebt, maar zijt gij persoonlijk bekeerd tot den God uwer vaderen?
Anders kennen de vaders ons niet, zooals we lezen van Johannes den Dooper, dat hij velen der kinderen ïsraëls zou bekeeren tot den Heere hunnen God, 'nenengaande voor het aangezicht des Heeren in den geest en de kracht van Elia, om te bekeeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk.
De Joden noemden zich wel kinderen Abrahams^ maar de vaderen kenden hen niet, wijl zij hun God niet waarachtig kenden en daarom moest het hart der vaderen, dat van het nageslacht was afgewend. worden toegekeerd tot de kinderen doordat die kinderen werden bekeerd tot den God hunner vaderen. Nu kwam er samenstemming in den Heere tusschen de voorgeslachten en het nageslacht. Zoo is het nog.
Anna was door den Heere aangezien. Hij had haar getrokken uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht. Hij had haar gemaakt tot een voorwerp Zijner genade, zoodat van haar kon gelden: Maar op dezen zal ik zien op den arme en verslagene van geest en die voor mijn Woord beeft. O, zij zal zeker het gebed van den Psalmist hebben gekend: Zie op mij in gunst van boven. Menigmaal heeft zij zich gewis in die donkere tijden aangegrepen gevoeld door smart en vreeze. De belofte werd vertraagd en zij was reeds zoo oud geworden. Maar de Heere was harer gedachtig. Zij heeft gezien wat vele profeten en rechtvaardigen begeerd hadden te zien en zij hebben het niet gezien.
De Heilige Geest stelt bijzonder veel belang in de geschiedenis van Anna, zeker om onze aandacht daardoor te vestigen op de werken der genade en de trouwe Gods.
Ook de stam waaruit zij is gesproten wordt ons nog vermeld.
Uit den stam van Aser.
Wat zou de bedoeling des Geestes zijn, dat deze bijzonderheid ons wordt vermeld? Wij weten dat de stam Aser is gesproten uit Aser den zoon van Jacob en Zilpa. Lea zeide: tot mijn geluk, want de dochters zullen mij gelukkig achten en zij noemde zijnen naam Aser. Dat wil zeggen: geluk.
Als vader Jacob op zijn sterfbed ligt en zijne zonen zegent, zegt hij van Aser: „Zijn brood zal vet zijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren." Zoo geniet Aser in de profetie de weelde van Kanaan wegens den rijken bodem van zijn stam. De stam Asei' ontving zijn erfdeel in Kanaan in de kuststrook van den Karmel af Noordwaarts tot Sidon toe. Aser was mede aangewezen op den handel, ter zee.
Ook Mozes spreekt een bijzonderen zegen uit over den stam van Aser. „Aser zij gezegend met zonen, hij zij zijnen broederen aangenaam en doope zijnen voet in olie. Ijzer en koper zal onder uwen schoen zijn en uwe sterkte gelijk uwe dagen." Deze weldaden die Aser geniet in Kanaan zijn vrucht en teeken en profetie van de weelde van de genade des Heeren. Hij zou zijn voet doopen in olie; hij zou weelde en overvloed hebben en koninklijke lekkernijen leveren. Lekkernijen die de koninklijke tafel eer zouden aandoen. Aser zou hofleverancier kunnen zijn.
Het gebied van Aser lag zeer ver van den tempel en de stam kwam in voortdurende aanraking met Tyrus en Sidon, de twee heidensche kuststeden, op schepen ter zee varend en rijk wordend door koophandel. Door het wereldsch welvaren van Aser nam de geestelijke welstand af. Aser zat aa nde zeehaven en bleef in zijn gescheurde plaatsen. Hoe gevaarlijk is het te verkeeren in de groote wereld, zonder te worden meegezogen in den maalstroom van aardsch genot!
Ook Aser ging met het tienstammenrijk in ballangschap, maar een gedeelte bleef in het land, zoodat koning Hiskia ook naar de resten van dezen stam boden zond om het Paaschfeest te komen vieren in Jeruzalem: Zijt niet als uw vaders en als uwe broeders, die tegen den Heere den God hunner vaderen overtreden hebben, waarom Hij ze tot verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet. En dan lezen we: Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser en van Manasse en Zebulon en kwamen te Jeruzalem. — Zoo bleef er een overblijfsel naar de verkiezing der genade. Zoo is de zegen over Aser bewaard door den Heere zelfs in den loop der eeuwen.
Als wij dan ook van Anna vernemen, dat zij was uit den stam van Aser, schittert hierin de trouw en ontferming des Heeren. Hij zal Zijn Woord vergeten noch verzaken. De wildernis van haar hart ontving, naar de profetie van Jezaia, het sieraad van Karmel, Karmel's heerlijkheid en vruchtbaarheid. De Heere stelde oog en hart op haar en zij mocht haar voet doopen in olie en leverde koninklijke lekkernijen aan Israëls vromen, want zij was een profetes. Hij verzadigt de zielen zijner gunstgenooten met het goede van Zijn Huis en met het heilige van Zijn Paleis.
Ja, de zegen van Mozes wordt, in zijn geestelijke kern ,in haar wel bijzonder vervuld. Aser zij zijnen broederen aangenaam. Zij mocht haar voet doopen in olie. Zij was rijk begenadigd met den Geest der genade en der gebeden, ja ook met den Geest der profetie Rn daar was Anna, eene profetes, een dochter Fannëls, uil den stam van Aser. . .
Zij was: een profetes;
Zij was dus niet slechts een kind des Heeren, ver- V/achtende de vertroosting Israëls, maar zij was begenadigd met den Geest der profetie. Zij werd ingeleid in den Raad des Heeren en kon zoo haren broederen aangenaam zijn door onderwijzing en leering. Zij was een gunstelinge des Heeren, maar moest ook ervaren dat veel genade, dat bijzondere inleiding in den Raad Gods tot zaligheid zware zorgen met zich brengt. Zij had een gezicht in de bedeeling van den tijd. Ze had diepe kennis van de profetie en daaruit leefde zij niet alleen, maar mocht ook met den Heere meeleven in de vervulling van Zijn Raad. Zij mocht den zin en de meening der oude godsspraken verstaan en haar volk bekend maken, dat vragend het oog tot haar richtte. Zij mocht den broederen aangenaam zijn door haar meerder licht en leven. Wonder voorrecht aldus aangezien te zijn door den Heere! Zij was daardoor des te meer schuldenares aan de genade en ook haar gold: Verzuim niet de gave die in u is.
Hanna was eene vrouw die de teekenen der tijden verstond en acht gaf op den gang der profetie. De tijd van den Messias was aanstaande, zoo had zij gewis uit de oude godspraken verstaan. De zeventig jaarweken van Daniël moesten wel ten einde loopen. Neen, zij kon het niet weten op een dag of maand of jaar, maar toch zij verstond, dat de tijd van den Beloofde der vaderen, naar Wien ook hare ziele uitging, niet ver meer kon zijn. Zij zag uit. Zij schraagde de treurende en verlangende vromen haars tijds, dat zij niet zouden versagen, want dat de Heere zijn Woord zou houden.
Anna was een bewijs van goddelijke genade aan Zijn volk ook in den donkeren tijd. De afgehouwen tronk van Isaï zou een scheut voortbrengen en door den reuk van de wateren des levens uitbotten. Hij zou gedenken aan Zijn genade. Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt. Zoo had de Heere alle eeuwen zijn bijzondere getuigen begiftigd met meer licht dan de meesten Zijns volks. Ook zij zijn echter, door enkel genade, wat zij zijn en hebben geen roem dan in den Heere alleen.
Onze tijd iszeker arm aan tweemaal verkorenen, die door den Geest een bijzonder licht ontvingen in de werken der genade en een diepen blik mogen werpen in de profetie. Kinderen Gods, die lichtende sterren zijn aan den hemel der Kerke Gods zijn altijd schaars geweest en zullen dat blijven. Bovendien zijn zij vaak weinig in achting bij de schare. Maar ook in deze vrouw wilde de Heere toonen dat Zijn trouw onwankelbaar is. Anna. . . . eene profetes uit den stam van Aser.
Zij deelde echter ook in het lot van Gods meest bevoorrechte kinderen aller eeuwen, dat wij door veel verdrukkingen moeten gaan in het Koninkrijk Gods. Wie dubbele genade ontving kreeg ook een dubbel kruis te dragen. Wie zijn ze en waar zijn ze gekomen? Het antwoord zou luiden: Deze zijn het, die uit de groote verdrukking komen en zij hebben hunne kleederen wit gewasschen in het bloed des Lams.
Wat toch wordt ons nog verder van haar medegedeeld?
Haar vroege weduwschap: welke met haren man zeven jaren had geleefd van haren maagdom ai; en zij was eene weduwe van omtrent vier en tachtig jaren.
Toen zij huwbaar was. trad zij in den echt en had zeven jaar met haar man geleefd. Zoo zal dan een mensch zijn vader en moeder verlaten en zijne vrouw aanhangen en die twee zullen tot een vleesch zijn. Zij had met haren man zeven jaren geleefd. Dit zal zeker wel meer willen zeggen, dan dat zij zeven jaren met hem was verbonden geweest door den band des huwelijks. Zij hebben zeker niet alleen lief en leed met elkander gedeeld, maar met elkander geleefd. Wij mogen zeker wel denken aan een hooger leven dan de natuur kent. Zij had, zoo wil zeker wel de Schrift zeggen, met hem geleefd in den hoogen zin van het woord. Met hem geleefd uit Hem die het Leven is, in de vreeze van des Heeren naam. Welk een zaligheid moet in dat samen waarachtig met elkander leven wel liggen opgesloten. Dan vertoont het huwelijk weer iets van zijn oorspronkelijken staat: de verheerlijking Gods. Wie den Heere aanhangt is één geest met Hem. Daarom zal de scheiding haar zoo dubbel zwaar zijn geweest. Reeds na zeven jaren van gezegend samenleven klom de dood in hare vensteren en haar man werd ten grave gedragen. Zij werd weduwe.
Zij moest haar weg gaan zonder haar man en alleen haar leed dragen en hare moeiten doorworstelen. Dat moet haar zeker zwaar zijn gevallen, doch niet te zwaar, want zij kende een vergoeding, die slechts het deel is van weinige weduwen, dat haar Maker haar Man was. O, zeker, de Heere houdt Zijn woord aan weduwen, ook in he talgemeen. Hij is een Rechter der weduwen en een vader der weezen. Hoe menige weduwe bleef achter in kommervollen staat, maar de Heere zorgde vaak op wonderlijke wijze. Hii legde aan Zijne Kerk het bevel, neen den. liefdeplicht, op, te gedenken vooral ook aan weduwen en weezen. En menige wees ervoer dat bij den Heere een wees wordt ontfermd. Maar Anna mocht ervaren wat het zegt: Uw Maker is uw man.
Zij behoefde niet alleen haar levenspad te gaan, maar de Heere was met haar. Hij geleidde haar van stap tot stap en deed haar ervaren de vertroostingen Zijns Geestes, die meer dan een moeder troost.
Zij was eene weduwe van omtrent vier en tachtig jaren.
Waarop slaat dit getal vier en tachtig? Op haar geheelen leeftijd, of op haar weduwschap? Op haar weduwschap. De gedachte is eigenlijk deze. zij had geleefd als vrouwe zeven jaren met haar man en als weduwe vier en tachtig jaren. Zij had steeds geleefd, waarlijk geleefd, mogen wij eraan toevoegen. Van nature kennen wij niet anders dan een gestadige dood; ons leven is sterven en ons sterven is aangegrepen worden door den tweeden dood. Lezer, leeft gij reeds? Is de prikkel des doods weggenomen door Hem die den dood verwon en het leven en de onvcrderfelijkheid heeft aan het licht gebracht? Anders zult gij straks gaan sterven zonder ooit te hebben geleefd. Misschien wel dit jaar! Hebt gij uwe dagen leeren tellen en een wijs hart bekomen? Kunt gij sterven? Dan kunt gij pas leven; dan leeft gij en kunt niet meer sterven. Welk een tocht had onze oude Anna gemaakt door het moerbijdal. Zij heeft zeker menigmaal Davids lied gezongen: Ach wanneer zal ik naderen voor Uw oogen, in Uw Huis Uw naam verhoogen! Maar zij moest en wilde des Heeren raad en wil dienen.
Zij had anders wel een zeer hoogen leeftijd bereikt, ver boven de zeer sterken van wien Mozes spreekt in den negentigsten Psalm.
Met haar maagdom trad zij in het huwelijk, dus was zij toen omstreeks zestien jaren. Voeg daarbij de zeven jaren van haar huwelijksleven en de vier en tachtig van haren weduwenstaat, dan was zij toch honderd zes, tot honderd tien jaar oud.
Een stokoude vrouw, maar toch frisch en als een groene boom, geplant in het Huis des Heeren.
Gezegend worde Gods Kerk met zulke ouden van dagen!
Welk een leeftijd. Zij legde haar weduwensluier niet meer af, maar ging eenzaam haar weg, terwijl zij zeker met teedere getrouwheid de gedachtenis aan haar ontslapen man bewaarde. Die nu waarlijk weduwe is en alleen gelaten (zonder kinderen) die hoopt op God en blijft in smeekingen en gebeden nacht en dag.
Wat had zij al mee gemaakt in staat en kerk. Welk een duistere eeuw had zij doorleefd. Zij was geboren in de laatste regeeringsjaren van Johannes Hyrkanus. Zij heeft de innerlijke ontaarding en het uiterlijk verval meegemaakt van een vorstengeslacht uit een heiligen krijg geboren. Als veertigjarige weduwe heeft zij de verovering van Jeruzalem en ontheiliging des heiligdoms door Pompëus aanschouwd. (63 v. C.) Als grijze vrouwe de despotieke regeering van Herodes den Groote meegemaakt. Welke stormen zijn over haar hoofd gegaan. Het diepe verval van haar volk ging haar ter harte. De sekte der Farizeën verkreeg steeds meer invloed, maar ook de Saduceën, die niet geloofden aan engel, geest of opstanding, deden zich gelden. Nog slechts een klein overblijfsel naar de verkiezing der genade was overgebleven, gebogen onder den druk van vreemde heerschappij. Hoe zal haar hart hebben verlangd naar den beloofden Spruit!
Zij kon de hoop niet opgeven, al was de duisternis dicht als de nacht.
Ja. als profetes gloorde haar telkens nieuw licht, zoodat zij Israëls zuchtende vromen mocht troosten. De duisternis spelde haar het licht. Zij hield met Mozes den Heere vast, als ziende den Onzienlijke. Zij was profetes, en leefde uit de bediening van Hem die als hoogste profeet en Leeraar zou getuigen: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1933
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1933
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's