Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus gezalfd. (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus gezalfd. (Slot)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matheus 26 vs. 12 en 13: Want als zij deze zalf op mijn lichaam gegoten heeft, zoo heeft zij het gedaan tot eene voorbereiding van mijne begrafenis.Voorwaar zeg ik u, alwaar dit evangelie gepredikt zal worden in de geheele wereld, daar zal ook tot hare gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft

De Heere Jezus nam het voor de gesmade Maria op, die haar verdediging overliet aan Hem dien zij mocht zal ven met den zeer kostelijken, onvervalschten nardus.
Hij wees erop, dat haar daad goed was. Zij had aan Hem een goed werk gedaan. Ook behoefden de armen er niet bij tekort te komen. Zij konden ze wel doen als zij wilden. Doch, nu gaat de Gezalfde Koning nog nader de daad van Maria verklaren in hare diepste beteekenis. Het was niet slechts eene algemeene liefdedaad van haar. Neen, er was in hare ziel een heilige aandrift om Hem te zalven, met het oog op zijn dood. Die gedachte toch mag niet worden weggeredeneerd, aangezien zij met beslistheid door Jezus wordt aangewezen. Er is dan ook geen twijfel aan of Maria werd door een verborgen aandrijving des Geestes geleid tot het zalven van Christus; gelijk het vaststaat, dat, zoo dikwijls de vromen tot eenig buitengewoon werk geroepen worden, zij eene ongewone aandrijving ondervinden, opdat zij n:ets ondernemen zonder de leiding en besturing Gods. Er bestond geen bevel dat Maria tot deze zalving verplichtte; ook was er geen wet noodig voor een bijzondere handeling; maar daar de roeping des hemels het eenige beginsel is, waaruit men weldoen moet, en al wat de mensch uit zichzelven doet door God verworpen wordt, werd Maria door een ingeving des Geestes bestuurd, opdat zij Christus dezen dienst met onwankelbare trouw bewijzen zou.
Zoo merkt Calvijn zeer treffend op. Ge bemerkt, dat hij wist wat het beduidt door bijzondere aandrift des Geestes zich te geven in den dienst van Jezus.
Zoo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van mijne begrafenis.
Als ge de woorden in uw bijbel nog eens naslaat dan bemerkt ge, dat de woorden: „eene voorbereiding" cursief (schuin) gedrukt zijn. Dat wil zeggen, dat ze in den grondtekst niet voorkomen, maar zijn toegevoegd om den zin verstaanbaar te maken. Er staat eigenlijk: zoo heeft zij het gedaan om Mij voor het graf gereed te maken. Haar daad stond dus in verband met de begrafenis van Jezus.
Bij Marcus lezen we: Zij heeft gedaan hetgeen zij kon: zij is voorgekomen om mijn lichaam te zalven, tot eene voorbereiding ter begrafenis.
Ook hier staan de woorden: „tot een voorbereiding" cursief gedrukt. Laten we die zinsnede zóó weergeven, dat de beteekenis duidelijk wordt: Waar zij kans voor kreeg heeft zij gedaan; zij heeft bij voorbaat mijn lichaam gezalfd voor de begrafenis. Hieruit blijkt dus dat Maria heeft gedacht aan zijn aanstaanden dood en begrafenis. Zij bedoelde Hem als Messias te eeren, ook met het oog op zijn sterven en begrafenis. Dat zij dat plan in haar ziel droeg blijkt uit hetgeen Johannes in zijn evangelie meedeelt: Jezus dan zeide: Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen den dag mijner begrafenis.
Natuurlijk wil dit niet zeggen dat Maria volkomen de beteekenis harer daad heeft doorzien; maar wel staat vast, dat zij den Heere Jezus als Messias wilde eeren ook met het oog op zijn dood en begrafenis. Vaak steken in de werken van'Gods kinderen diepten die zij zelf niet doorzien, maar die daarna door den Heere worden bekend gemaakt en ontsloten. De Heere is de beste verklaarder van Zijn eigen werk!
De discipelen dachten niet aan Zijn begrafenis. De Heere Jezus weet dat zijn begrafenis onder zulke omstandigheden zal plaats hebben dat Zijn lichaam niet dadelijk kan worden gezalfd. We weten dat de vrouwen specerijen kochten des Zaterdags-avonds toen met zonsondergang de Sabbath voorbij was, en dat zij bij het krieken van den dageraad op Zondagmorgen heengingen naar het graf in den hof van Jozef. Maar toen was de Levensvorst reeds opgestaan.
Hare daad greep vooruit op de begrafenis. Welke ontroering moet zich van de ziel van den Middelaar hebben meester gemaakt, toen Hij aldus de daad van Maria verklaarde, overgoten met den kostelijken onvervalschten nardus! Hij is voor het graf gereed gemaakt. Hij is gewijd ten doode. Het overgieten met de zalf is een beeld van zijn sterven. Zóó gaat Hij in het graf. Het geheele huis werd vervuld van den reuk der zalf. De zalfolie omhulde Hem als een mantel. Zoo zal Hij nederliggen in het graf. Hij zal sterven als het Lam Gods om de zonde van Sion te doordragen en den vloek af te wentelen. Hij zal het handschrift der zonde nagelen aan het kruis. De Vader zal Hem ten toonstellen in Zijn bloed. Maar juist zóó zal Hij eene eeuwige verlossing teweeg brengen; door deze ééne Zelfofferande. Daarom is Hij in Zijn sterven Gode een liefelijken reuk. Zijn dood is de dood voor den dood. In zijn sterven is de dood gestorven. De dood heeft zijn prikkel gestoken in Jezus hart, maar nu is de dood ook zijn prikkel kwijt voor degenen, die in dien Dooder des doods worden begraven. De prikkel nu des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de wet. Hij overwint in Zijn sterven den dood en draagt den vloek der wet; gelijk Hij hare eischen vervult en eene eeuwige gerechtigheid aanbrengt.
We lezen dat Noach, toen hij de ark had verlaten, den Heere een altaar bouwde ;en hij nam van al het reine vee en van al het rein gevogelte, en offerde brandofferen op dat altaar.
En de Heere rook dien liefelijken reuk, en de Heere zeide in zijn hart: Ik zal voortaan de aarde niet meer vervloeken om des menschen wil. . . .
En bij de offeranden in den schaduwendienst lezen we gedurig van den liefelijken reuk. Niet slechts bij het reukoffer, maar evenzeer bij het brandoffer. Alzoo zult gij den geheelen ram aansteken op het altaar: het is een brandoffer tot een liefelijken reuk, het is een vuuroffer den Heere.
De Heere Jezus heeft dan ook niet slechts moeten doorleven en verstaan dat Hij werd gewijd ten doode, maar Hij mocht ook tot Zijn versterking ervaren dat Hij den Vader in Zijn dood en begrafenis zeer zou behagen. Daarom kon Hij zeggen: Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven afleg voor mijne schapen.
Zijn geheele leven verspreidde een liefelijken geur. Hij volbrengt, door den Geest, den wil des Vaders. Maar bovenal in zijn sterven is Hij Gode een liefelijke reuk.
Dit alles spreekt tot bevestiging van en den vrede met God voor des Heeren gunstgenooten. Het volbrengen van Gods wil, de vervulling van Gods raadsbesluiten, en het verheerlijken van Gods naam namen bij Hem de hoogste plaats in. Hij vroeg niet naar eigen begeerte, maar naar des Vaders welbehagen. O, welk een zaligheid smaakt het hart te ervaren, in de tegenwoordigheid Gods, dat de Vader een welgevallen neemt in het offer van Zijn lieven Zoon. Nu kan de Vader Zijn hart ontsluiten voor den zondaar, die alléén in het offer van Jezus Gode aangenaam is. Nu moet Zijn gramschap wijken en daalt vrede in het hart.
Zie, Gods liefde tot ons en onze behoudenis in Hem konden alleen op Gods gevestigde heerlijkheid gegrond worden. Zoo waarachtig als Ik leef, zoo zeker zal de gansche aarde met de heerlijkheid des Heeren vervuld worden."
Mijn lezer, kent gij zóó het offer van Christus als een liefelijke reuk Gods?
Hebt gij ooit gestaan in de vuilheid uwer zonde voor God. De Psalmdichter klaagde: Mijne etterbuilen stinken, zijn zijn vervuild van wege mijne dwaasheid. En dè apostel Paulus teekent ons den mensch in de walgelijkheid zijner zonde als hij zegt, dat onze keel een geopend graf is. De lijklucht der ontbinding stijgt op als vijandschap tegen God.
Maar zie nu de gezalfde Jezus. De geur van zijn dood als offerande Gode, doorgeurt hemel en aarde. Hij wilde door deze zinnebeeldige handeling het getuigenis afgelegd hebben, dat door zijn dood uit zijn graf een welriekende geur stijgen zou, gelijk Hij de geheele wereld met een geur van leven en zaligheid vervuld heeft.
In zijn dood is een levenwekkende geur.
Doch met dien geur ging Hij in in het graf, zoodat Hij ook het graf heeft geheiligd door de kracht van zijn dood en het heeft gemaakt tot een slaapstede tot den jongsten dag. Hij sprak reeds onder den Ouden dag tot Daniël, dien zeer gewenschten man. Maar gij, ga henen tot het einde want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen. Ja, hier rusten de vermoeiden van kracht en zij hooren de stem des drijvers niet. Hoe zou het toch komen dat men wel eens hoort van genade om bij te leven, maar dat de dood nog vrijwel als koning der verschrikkiing voor den mensch staat?
Dat vindt zijn oorzaak hierin, dat men niet is begraven in den dood van Jezus. Men is niet vereenigd met den gezalfden Koning, die glorie won. De dood is zijn prikkel niet kwijt. Men mag misschien bij oogenblikken eens over dood en graf heenzien, maar men verstaat niet wat de apostel zegt: Alles is uwe. hetzij leven, hetzij dood. De prikkel des doods, de zonde is niet weggenomen, en de kracht der zonde, de wet, is niet van haar vloek ontdaan. Zij rieken den geur der zalve niet; zij kennen in het geloof het graf niet als slaap-stede, geheiligd door Jezus.
Daarom is het noodzakelijk voor het heil der ziel en de eere des Heeren, om in Hem geborgen te zijn. Dan pas kunnen wij Hem glorie geven.
Maar, zoo vraagt iemand: Zullen dan die menschen geen stervensgenade noodig hebben? zeer zeker, maar ge moet vooral niet meenen, dat het geloof het graf en den dood pas kent als overwonnen vijand en bode des vredes in het uur van sterven. Dan toont ge alleen maar den dood-overwinnenden Jezus niet te bezitten.
Hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste, juicht de apostel en zucht hij tegelijk.
Gij zijt niet van den vloek bevrijd, anders zoudt gij weten wat het zegt: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus door welken wij nu de verzoening verkregen hebben.
Doch, waarin zal dan die stervensgenade bestaan? In twee zaken. De Heere zal, als het Hem behaagt, ook in die ure den troost doen smaken dat de dood is verslonden tot overwinning. Hij zal ook genade geven om, als we bij bewustzijn zullen wezen, de losmaking van ziel en lichaam te kunnen doorstaan.
Want Hij zal niet toelaten dat de Zijnen zouden bezwijken en schipbreuk lijden vlak voor de haven. Hij heeft hen lief gehad met eene eeuwige liefde en zij mogen leven en sterven op Zijn kosten.
De Koning ontroert als Hij spreekt over zijn sterven, en schouwt in den geest de glorie welke daarop volgen zal. Zijn Rijk zal verbreid worden tot aan de einden der aarde. Als Zijne ziel zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben, zoo zal Hij zaad zien, en door4 Zijne hand zal het welbehagen des Heeren gelukkiglijk voortgaan. Voorwaar ik zeg u, alwaar dit evangelie gepredikt zal worden in de geheele wereld, daar zal ook tot hare gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft. Met een plechtig, voorwaar ik zeg u, leidt Jezus zijn nadere uitspraak in.
In dit woord ligt opgesloten, dat het evangelie van vrije genade en stervende liefde zal worden verbreid over de geheele aarde. Dit evangelie. Het evangelie des kruises! De blijde boodschap, dat Jezus is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was.
Dit evangelie! Wee den mensch die eraan toe wil doen, of ervan af doet. De apostel Paulus getuigde: Wie een ander evangelie brengt dan ik u verkondigd heb, al ware het een engel uit den hemel, die zij vervloekt! Maranatha!
Hij had het ontvangen niet van een mensch, maar van den Heere Jezus zelf.
Dit evangelie zou worden gepredikt. De Koning zou zelf voor herauten, voor getuigen zorgen, want Hij bad: Vader ik bid niet alleen voor hen, maar ook voor allen die door hun woord in Mij gelooven zullen. Hij zou beloven: Zie, Ik ben met ulieden, alle de dagen, tot aan de voleinding der wereld, Amen! Het was te gering dat Hij een knecht zou zijn om op te richten de stammen Jacobs.
Hij was ook gegeven om Gods heil te zijn tot aan de einden der aarde.
De eilanden zouden op zijne leer wachten. In Hem zouden alle geslachten der aarde gezegend worden. Nog heeft de Heere zijn dienaren, zijn herauten, die het kruisevangelie uitdragen. Nog gaan er naar Oost en West, Noord en Zuid. Want, Hij leerde Zijn Kerk bidden: Uw Koninkrijk kome, opdat zij tevens zouden uitroepen: Kom Heere Jezus, ja, kom haastelijk. De Vader gaf Hem de Zijnen uit alle geslachten, talen, volken en natiën, die onder den ganschen hemel zijn.
Zij zullen niet achterblijven, wier namen geschreven staan in het boek des levens des Lams. En het zendingsbevel luidt nog immer: gaat dan henen, predik het evangelie allen creaturen en die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben die zal verdoemd worden!
En er geloofden er zoovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven!
In de prediking van het kruisevangelie zou nu ook de naam van Maria worden vermeld, die Hem zalfde ter voorbereiding Zijner begrafenis. Zij wordt gedacht en geëerd, hoewel Matheus en Marcus niet eens haar naam noemen; geëerd, niet om haar persoon, maar om haar geloof. Zij behoorde niet alleen tot de gemeente die zalig wordt, maar nam een plaats in in de rij dergenen, die tot een bijzondere taak in het Koninkrijk Gods waren geroepen. Zij is zeer bepaald openbaringsgetuige, niet door het woord, maar de daad. Want de daad harer zalving had profetische beteekenis in de ontsluiering van de verborgenheid van den Messias. Maria van Bethanië, het kind en de grijsaard kennen haar naam!
Ook aan haar wordt vervuld: Hij zal genade en eere geven, die in oprechtheid voor Hem leven. In haar daad schittert het werk van Jezus, die zich eene gemeente kocht door Zijn bloed.
Zoo is de zalving aan het begin van het lijden de profetie van het einde, maar tevens van de overwinning op dood en graf.
Eenmaal hief Jezus waarschuwend den vinger omhoog toen Hij zeide: gedenk aan de vrouw van Lot. Zij ging wel uit Sodom uit, maar zag naar Sodom om en kwam met Sodom om. Lezer, is misschien in die vrouw van Lot uw beeld geteekend?
Zijt gij gekomen aan de voeten van Jezus, Zijner zalving deelachtig.
Ik zal den beker der verlossingen opnemen en den naam des Heeren aanroepen. Maria juicht reeds eeuwen voor den troon en nóg wordt het woord van Jezus vervuld, dat tot hare gedachtenis gesproken wordt.
En zij werpt de kroon aan Zijne voeten en zingt haar eigen toon in het lied der verlosten: Het Lam dat geslacht is, van voor de grondlegging der wereld, is waardig te ontvangen de dankzegging en de eer tot in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Jezus gezalfd. (Slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's