Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord op het gebed IV. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord op het gebed IV. (Slot.)

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniël 9 : 24: Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uwe heilige stad, om de overtreding te sluiten en om de zonden te verzegelen en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om eene eeuwige gerechtigheid aan te brengen en om het gezicht en den profeet te verzegelen en om de heiligheid der heiligheden te zalven.

Om de ongerechtigheid te verzoenen. De offerande van Christus heeft voor God geldende beteekenis. Immers God toornt tegen de zonden en de menschen zijn als zondaren Gods vijanden. Wij worden behouden van den goddelijken toorn. Zoo is de verzoening tweezijdig. Niet alleen moest de mensch met God, maar ook God met den mensch verzoend worden, in dien zin dat de Heere door Christus als Verzoening te schenken zijn toorn aflegt en eene vrede-verhouding tusschen zichzelf en den mensch sticht. Maar God bevestigt zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren: veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. Geen verandering ontstaat echter door de verzoening in het wezen Gods, doch alleen zijn betrekking tot den mensch wordt een andere. In Christus deed God het rantsoen aan zichzelven brengen. God bevredigt God.
Van welke zijde gij nu daarbij de zonde beziet: als bondsbreuk, of het verlaten van den rechten weg, of als opstand en afval; welke vormen en graden zij mogen hebben, de verzoening omsluit alle zonder uitzondering. Alleen de zonde tegen den Heiligen Geest zondert de H. Schrift uit, waarvoor noch in dit, noch in het toekomende leven vergeving te vinden is. Maar Jezus is de beminde Azazel. die alle ongerechtigheid heeft weggedragen in het land der vergetelheid en ze alle op eenmaal heeft verzoend aan het kruis, door de voldoening in den dood.
Gaan we nu nog eenmaal de rij van de: eerste drie weldaden na.

Om de overtreding te sluiten...
Toen de Heere Jezus den bangen lijdensweg ging, werd de zonde bovenmate zondigende. Zij nam de meest heische vormen aan, omdat zij zich richtte op den Heilige en Rechtvaardige. Tegen uw heilig kind Jezus zijn vergaderd beide Herodes en Pontius Pilatus. De zonde der menschen werd recht duivelsch en heisch. De hel brak erin los; de duivel heerschte erin. Dit is uwe ure en de macht der duisternis, sprak Jezus in dien bangen nacht des verraads. Het werd de Gods-moord. O, eeuwig wonder! moet dit dan de weg der ver zoening zijn? J a . . . geen andere! O, diepte! o diepte! De loop der boosaardigheid kon niet hooger klimmen. Zij hadden de profeten gedood en gesteenigd degenen die tot hen gezonden waren, maar zullen zij dan den Zoon niet ontzien? Hoort Jezus' eigen getuigenis: Kom aan, laat ons hem dooden. Deze is de erfgenaam, en de erfenis aan ons behouden. In de wonden en striemen en geeselslagen woedt de zonde in de branding van den toorn Gods, die hare schuld op Jezus legt. maar... in die wonden vindt zij ook haar dood. De zonde en de dood begingen zelfmoord in Jezus, verbonden met hem, die het geweld des doods had, dat is de duivel.
Hij onze gezegende Heere Jezus Christus arresteerde de zonde toen ze Hem wondde. Zij werd opgesloten. Hij greep haar. Gij kunt niet meer heerschen over hem, die in Jezus is. Ik ken een mensch in Christus! In Christus voor eeuwig! Uw handschrift, o zonde, is uitgewischt. Welk een boodschap bracht Gabriel!

Om de zonden te verzegelen.
Jezus zou komen om het oordeel weg te nemen en den toorn Gods tegen de zonde te doordragen. Hij kwam om de zonde weg te nemen, zóó. dat er geen oordeel overblijft. W i e zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemt? Christus is het, die gestorven is, ja, wat meer is, die ook opgewekt is!
Diep onder den dood van Jezus blijft de zonde liggen, in het graf, als Immanuel verrijst ten derden dage. Zij is voor eeuwig begraven door de rechterhand van den overwinnenden Zaligmaker. Zie, mijn lezer, er zijn vele handschriften tegen ons. Zij zijn ingebracht bij het hof des hemels. Maar Jezus heeft ze toegerold en verzegelden de Rechter heeft een welgevallen in het werk van Zijn lieven Zoon. Jezus geeft de rollen verzegeld aan den Vader over. Niemand kan dit zegel van Jezus verbreken en daarom kan niemand ze lezen; de zonden in de rol. W a t deed God de Vader? Hij zeide: dan zal ik deze rol werpen achter mijn rug in een zee van eeuwige vergetelheid, ik zal ze niet meer gedenken. Ja, dat wist reeds Bileam te getuigen: De Heere ziet geen zonde in Jacob en geen overtreding in Israël. De Heere zijn God is met hem en het geklank des Konings is bij hem.
God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens menschenkind, dat het Hem berouwen zoude; zoude Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken? Zie ik heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent zoo kan ik het niet keeren...
Maar wij mogen niet verzuimen uwe aandacht te vragen voor de toepassing dezer dierbare waarheid Gods. Daar verschijnt de zondaar in het gericht. Korter of langer tijd heeft de Heere door Zijn Geest de ziel arm en verloren gemaakt. Het gaat ten ondergang met dezen zondaar. De ontrolde zonderol heeft de maat des heiligdoms, gelijk de vloekrol, die de profeet Zacharia zag. O, en die rol moet ik lezen, beamen met mijn ziel... ja met mijn hand teekenen, met eigen bloed bevestigen. O God, ik heb het rechtvaardig verdiend.
Maar nu is er werk voor Jezus, die dien verloren zondaar ontvangt en een met hem wordt voor den Rechter, die vonnis streek. Vader, mijne handen zijn voor hem dooboord; Ik voor hem, daar hij anders den eeuwigen dood had moeten sterven... Vader, hier is het rantsoen. Hij in Mij en Ik in hem. De Vader neemt een welgevallen in het offer van den Zoon Zijner liefde, die kon getuigen; Vader, zij waren Uwe doch Gij hebt ze mij gegeven.
Zie, daar neemt de Vader de rol over en zij wordt toegerold voor onze oogen en gesloten en verzegeld en weggeworpen achter Gods rug door den Heere Zelf. Ik zal niet meer op u toornen noch u schelden in der eeuwigheid!
Dochter Sions sta op, uwe zonden zijn u vergeven!
Nergens konden wij onze zonden meer vinden.. Zij waren weggedaan! Alles was nieuw geworden. De hemel is onbewolkt en dreigt ons niet meer. De aarde is met ons bevredigd, en de engelen, die gereed stonden om ons te binden, zijn nu onze vrienden en dienaren geworden. Het vee des velds is met ons bevredigd en met de steenen des velds is ons verbond. En dat alles, omdat wij met God zijn verzoend in de toepassing door den Heiligen Geest. De berg des Heeren is vastgezet op den top der bergen. Het bloeit alles door den vrede. De zonden zijn verzegeld en gesloten, maar de ongerechtigheid is ook verzoend. Ge zoudt u toch kunnen voorstellen, dat geen rekeningen konden ingebracht worden, maar dat de schuld niet was betaald. Maar de sluiting en verzegeling gaat gepaard, of liever wordt mogelijk door de verzoening.
Nu kan er dan ook tegen de vergeving geenerlei klacht worden ingebracht, wijl voldoening is geschied in de verzoening. Nu kunnen in Christus God en mensch elkander weer ontmoeten, zóó, dat God rechtvaardig is en rechtvaardigende die uit het geloof van Jezus is. Het ware toch onmogelijk, dat de zondaar zalig zou worden, indien Gods deugden en volmaaktheden werden geschonden. Zoo leert de Heilige Geest ons liefde kennen tot het wezen Gods, als de Volmaakte, en vlekkeloos Heilige. Christus is Gods lieveling en onze Geliefde. Aangenaam in den Geliefde bij God. Een geslacht Lam is Gode zeer dierbaar, en beminnelijk voor den verloren zondaar. Hier is de genadestoel met offerbloed besprengd. God zonder toorn, de geredde zondaar zonder vreeze, vervuld met vrede. De goedertierenheid en de waarheid zullen elkander ontmoeten, de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen. De waarheid zal uit de aarde spruiten en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
Jezus heeft de betrekking tusschen God en mensch hersteld. Hij is onze vrede.
Wij hebben in het voorafgaande bij toepassing en verklaring reeds vooruitgegrepen op hetgeen verder volgt in onzen text.

4e. En om eene eeuwige gerechtigheid aan te brengen.
Immers vrede met God zou er niet kunnen zijn wanneer alléén de zonden werden uitgedelgd en geen gerechtigheid ons bedekte. Wij moeten niet slechts geen zonde hebben, de wet niet hebben overtreden, maar evenzeer haar hebben vervuld. Niemand mag met ledige handen voor het aangezicht des Heeren verschijnen. Doch de Borg en Middelaar Jezus verschijnt niet alleen in zijne lijdelijke gehoorzaamheid, maar evenzeer in de dadelijke gehoorzaamheid die steeds met elkander zijn verbonden.
Hij sloot niet alleen de hel, maar opende ook den hemel. Vergeving van zonden en toerekening van de gerechtigheid van Christus gaan terug op deze lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid van den lijdenden en triumfeerenden Borg.
Niet het straflijden brengt gerechtigheid aan, doch wetsvervulling. Deze zijne verdiensten nu hebben eene oneindige waardij. Hij is de Heere onze gerechtigheid. Hij zou, zoo getuigt Gabriël, die gerechtigheid aanbrengen, dat wil zeggen, verwerven, opleveren. Maar die gerechtigheid, die Hij verwerft en oplevert aan den Vader is niet te scheiden van den Wetsvolbrenger. Gij kunt de toegerekende gerechtigheid van Christus niet ontvangen buiten zijn persoon.
Wij kunnen haar alleen bezitten in Hem door toerekening. En deze toerekening is geschied aan de zijde van God in de opstanding van Christus uit de dooden. W i j moeten eene gerechtigheid voor God bezitten, zullen wij een recht ten leven ontvangen. En recht ten leven ontvangen wij niet, tenzij het vonnis des doods is opgeheven, daarom is de vergeving der zonden in orde het eerst, maar er sluit bij aan de schenking van het recht ten leven om de toegerekende gerechtigheid van Christus. Staan we hierbij nog nader stil, om iets van de diepte der goddelijke waarheid te mogen verstaan.
Adam had eene eindige gerechtigheid, als eindig schepsel, door de wet Gods, zijn ingeschapen levenswet te vervullen. Dit was de weg voor Adam in het werkverbond om Gods gemeenschap en goedkeuring te smaken. Adam was in overeenstemming met Gods wet, die samenviel met zijn innerlijk wezen, geschapen als hij was naar den beelde Gods. Ware Adam staande gebleven, zoo had hem de Heere het eeuwige leven geschonken. Maar hij viel af van God en kwam onder den vloek, en de gansche menschheid in hem als ons hondshoofd.
In het verbond der genade is Christus het Hoofd: Hij staat in de plaats der Zijnen, die de Vader Hem gaf. Gelijk de zonde heeft geheerscht tot den dood, zal de genade heerschen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. Hij heeft volmaakt de wet volbracht en de straf der zonde gedragen ja doordragen, zoodat zij werd afgewenteld in zijn graf.
De gerechtigheid, die Hij verwerft en oplevert aan den Vader, is eene eeuwige gerechtigheid, zegt onze text. Zijne verdiensten, als van den God-mensch hadden eene oneindige waardij. Daarom kon Hij het recht ten eeuwigen leven verwerven voor al de Zijnen. Zijn gerechtigheid was als een schoon kleed, dat het gansche lichaam der Kerk bedekt en siert voor het aangezicht Gods, daarom spreekt de Heere haar vrij van oordeel en doem. Geheel is zij schoon en geen gebrek is aan haar. Zij is Jezus' duive, Zijne volmaakte, Zijne schoone! Zoo aanvaardt de Vader de Kerk en de vaan des vredes wordt ontrold, het eeuwige leven wordt haar geschonken.
Zoo was het voorwerpelijk in de opstanding van Christus voor het lichaam der Kerk. Een woord is uitgegaan van den troon, merk nu op en versta dit woord. Door Christus geheel en door Christus alleen.
Maar wij hebben de toepassing dezer zalige waarheid van noode. Wij kunnen en mogen niet zeggen: ik behoor tot de Kerk en dus mag ik mij toeëigenen de weldaden des Verbonds. Zonder toepassing kan er geen toeëigening zijn en leven of liever sterven we van diefstal. Dat menigeen het nog bijtijds mag ontdekken!
Neen, neen, persoonlijke toepassing is onmisbaar van de vergeving der zonden en toerekening van Christus' gerechtigheid om bevrijd van het oordeel recht ten leven te ontvangen. W i j zoeken onze eigengerechtigheid op te richten, onze naaktheid te dekken met de vodden en lompen, die op eigen weefgetouw worden gesponnen. Maar onze werken zullen ons niet kunnen dekken. Alle uwe gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Het bed, waarop gij u uitstrekt is te kort en het deksel te smal. O. uitgeschud uit de windselen onzer eigengerechtigheid, naakt en vuil voor God! Onder vloek en doem! Maar nu past de Heilige Geest het bloed van Jezus toe om ons te wasschen van alle zonden en Zijn gerechtigheid om onze naaktheid te bedekken. Eerst gewasschen en dan gekleed! Voor den strafwaardigen en gerechtigheid- dervenden mensch is dit rantsoen, deze eeuwige gerechtigheid genoegzaam om voor God, den levenden God. niet slechts te kunnen bestaan, maar aangenaam te zijn. Sion wordt door recht- verlost en hare wederkeerenden door gerechtigheid. God is rechtvaardig, als Hij den zondaar rechtvaardigt, die uit het geloof van Jezus is. De toegepaste weldaden in Christus deelachtig geworden door het levende geloof, hebben wij vrede met God. Heere, de gerechtigheid is Uwe, zij is nu ook de mijne. In het Lam kan ik nu God ontmoeten met mij bevredigd.

5e. en om het gezicht en den profeet te verzegelen.
Hij zet het zegel op de Gods-openbaring, zooals de Heere deze door gezichten en openbaring aan Zijne knechten de profeten heeft bekend gemaakt.
God, voortijds vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon. En de Apostel Petrus legt er nadruk op, dat de profeten acht gaven op de toegezegde zaligheid: onderzoekende op welken of hoedanigen tijd, de Geest van Christus, die in hen was, beduidde en tevoren getuigde het lijden, dat op Christus komen zoude en de heerlijkheid daarna volgende, denwelken geopenbaard is, dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen die u nu aangediend zijn door degenen, die u het evangelie verkondigd hebben door den Heiligen Geest, die van den hemel gezonden is.
Alle gezicht van Abraham tot Zacharias sprak van Messias den Vorst en riep om Hem. Alle profetie van Mozes tot Maleachi moest door Hem als waarheid worden bevestigd. Hij had als het ware de deugden Gods in handen, die door de openbaring waren onthuld. Hij kon ze alleen waar maken, omdat ze de waarheid in Hem hadden besloten, de waarheid van alle gezichten en profetieën. Hij moest van dit alles de waarachtigheid doen blijken. In de rol des Boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust o, mijn God, om uw welbehagen te doen. Daarom zong de dichter van de vervulling: Hij is gedachtig geweest aan zijne goedertierenheid en aan zijne waarheid aan het huis Israëls, en alle de einden der aarde hebben gezien, het heil onzes Gods.
Hij verzegelt Jezaia drie en vijftig van den lijdenden Knecht des Heeren; Hij verzegelt de bange klachten van den twee en twintigsten Psalm: Mijn God, Mijn God, waarom verlaat gij mij?
Hij verzegelt de waarheid Gods. Hij kon zeggen: Ik ben de waarheid; die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien. Daarom kan alleen het levende geloof der waarheid getuigenis geven, zijnde in den Waarachtige. Die heeft verzegeld dat God waarachtig is. Anders toch hebben wij God, in Hem die de waarheid is, tot een leugenaar gemaakt. Die Mij niet eert, eert ook den Vader niet.
Noch gezicht noch profetie brengt iets voort, dat in Hem haar vervulling niet vindt. Profetie, troost mij toch! Waar zijt gij? Waar kan ik u ontmoeten? En het antwoord luidt: Hier in Hem! Hier ben ik een levende werkelijkheid. Hier ben ik niet slechts een woord maar een daad. Het waarachtige licht schijnt nu. De kandelaars zijn uitgegaan in het heiligdom, want de dag is aangebroken.

6e. en om de heiligheid der heiligheden te zalven.
Waarvoor wordt deze uitdrukking, die zoo mysterieus klinkt, gebezigd in de Schift? Heiligheid der heiligheden. Deze benaming wordt gebruikt van het brandaltaar in den voorhof des tempels; van het heilige reukwerk, dat werd verbrand op het altaar in het heilige van des Heeren Huis; van de toonbrooden. die werden neergelegd als gave voor den Heere op de daarvoor bestemde tafel der toonbrooden; van het spijs-, zond- en schuldoffer, ja ook van den geheelen tabernakeldienst: het is een heiligheid der heiligheden.
Zooveel is dus aanstonds duidelijk dat onze gedachten worden heengeleid naar den tabernakeldienst. Het woord heilig wil zeggen: afgezonderd, gewijd. Zoo worden de vaten des tempels heilig geheeten, en het gansche heiligdom.
Maar, waarop wijst nu onze text. W a t moet hier worden verstaan onder de heiligheid der heiligheden? Velen hebben gemeend dat hier Christus zelf is bedoeld. En zeker is Hij de afgezonderde Gods. Zijn bijzonder eigendom. Deze is Mijn geliefde Zoon. De Vader zocht zijne eere en heeft Hem verheerlijkt. Hij is gezalfd met den Heiligen Geest. Hij heeft Hem gezalfd met vreugdenolie boven zijne medegenooten.
Kostelijke waarheden, voorwaar! Nu kunnen de Zijnen Zijner zalving deelachtig worden en alzoo den naam van „christenen" dragen.
Onze kantteekening zegt ter verklaring van deze uitdrukking: Heiligheid der heiligheden. Dit is de Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen, omdat in Hem alle schatten van heiligheid, rechtvaardigheid en ook van wijsheid en kennis Gods verborgen zijn, ons ten goede en dat Hij is de ware arke des Verbonds door den welken God de woorden des levens tot de wereld spreekt: de rechte genade stoel, door welken wij de verzoening hebben.
Toch doet zich de vraag voor of inderdaad dezd woorden op Christus slaan. Al stemt men gaarne toe, dat in Christus al het opgesomde is te vinden en nog veel meer, toch komt ons deze opvatting niet juist voor. Het gaat hier toch over hetgeen Christus d o e t en niet over hetgeen aan Hem geschiedt. Hij verzegelt het gezicht en den profeet, Hij brengt eene eeuwige gerechtigheid aan. Hij zal de heiligheid der heiligheden zalven. Het gaat in deze verzen, als antwoord op het gebed van den Godsman Daniël, over de vraag wat Christus is en doet voor de Kerk.
We worden met onze gedachten geleid naar den tabernakel en zijn dienst. Tabernakel en tempel zijn niet meer; de dienst der schaduwen heeft opgehouden omdat de vervulling daar is. Toch zijn tabernakel en tempel er nog. Want, de Kerk is de tabernakel Gods. Zegt niet de apostel: Gijlieden zijt de tempel des levenden Gods? De Heere woont niet meer schaduwachtig op den Sion, tusschen de cherubs, maar Hij woont in het lichaam der Kerk als in Zijnen tempel. De Kerk is Zijne woning waarvan wij zingen: Ik weet hoe 't vast gebouw van uwe gunstbewijzen, naar uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen.
De Kerk Gods is de heiligheid der heiligheden. Gods afgezonderd juweel. Hij zal verheerlijkt worden in alle zijne heiligen.
Lezer, zijt gij een tempel Gods? Heeft de Heere woning gemaakt in uw hart?
Nu moeten wij echter vragen:wat beteekent dan het zalven van de heiligheid der heiligheden? Wat heeft Christus dan gedaan in die Kerk? Ge vermoedt reeds de bedoeling. Toen Hij zou heengaan naar het Vaderhuis sprak Hij: Het is u nut, dat ik wegga, want indien Ik niet wegga, zoo kan de Trooster, de Heilige Geest niet komen dien Ik u zenden zal van den Vader. Hij beloofde: Ik zal den Vader bidden en Hij zal u eenen anderen Trooster zenden en die zal bij u blijven in der eeuwigheid. Ik zal u geene wezen laten. En van dien Trooster getuigde Hij: Die zal bij u blijven en Hij zal in u zijn. Dat is immers Pinksteren. De Heilige Geest daalde neder.
Gij hebt de zalving van den Heilige! En zij begonnen te spreken in andere talen, zooals de Geest hen gaf uit te spreken en van hen werden gezien gedeelde tongen als van vuur. Zij verkondigden de groote werken Gods. Het is als worstelt de Heilige Geest met de woorden om den lof van Vorst Messias te bezingen.
In het midden der wereld, die in het booze ligt, is Gods Kerk als een heiligheid der heiligheden. Jezus verwierf den eeuwigen Geest en zalfde zijn heiligdom overvloedig opdat zij een goeden reuk van Christus zou geven en den Vader gewijd.
Tot nog toe, zoo sprak Hij, hebt gij in mijnen naam niet gebeden, maar door den Geest van Pinksteren zouden zij leeren bidden in den naam van Jezus en alles wat zij den Vader bidden in dien Naam zal Hij hun geven.
De wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn door Jezus Christus geworden. Zoo wijst Gabriël in zijn boodschap van den hemel heen naar pinksteren, naar de zalving met den Heiligen Geest. Merk op de volgorde. Eerst wordt gesproken van het sluiten der overtreding; het verzegelen der zonden en het verzoenen der ongerechtigheid. Daarna van het aanbrengen der eeuwige gerechtigheid en het verzegelen van het gezicht en den profeet, om te eindigen met het sluitstuk van het zalven van de heiligheid der heiligheden.

Pinksteren ligt achter Paschen en Paschên achter Golgotha. Gods werk is naar vaste orde, die niet kan worden gebroken.
In dien gezalfden tempel wordt het woord vervuld, dat Jezus sprak tot de Samaritaansche vrouw: Vrouw, geloof Mij, de ure komt en is nu, dat die den Vader aanbidden Hem zullen aanbidden in Geest en waarheid. En ook zoekt de Vader dezulken, die Hem alzoo aanbidden. Nu worden Gode opgeofferd de geestelijke offeranden, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
Mijn lezer, hoe is het nu met u? Hoe is het met de zonde en de ongerechtigheid tusschen God en uwe ziel? Is de zonde u de dood geworden? Hebt gij gestaan voor God? Kom dan en laat ons tesamen richten. Werd Gods gerechtigheid u liever dan uwe zaligheid? Weet gij van dat alles niets, of houdt gij er maar voor wat er nauwelijks op.lijkt, maar het toch zeker niet is. W e e s niet te haastig. Zijt gij wellicht een van het gilde der genadedieven? Is de zonde besloten? De ongerechtigheid verzoend? Zoo is nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn. O, er is zulk een volheid in Jezus. Voor waarachtig verloren menschen! Hebt gij werk voor Jezus? Kom zwarte Moor, hier is de bloedfontein!
Mijne zonden zijn verzegeld en het handschrift genageld aan het kruis, begraven in Jezus' graf. Gedekt door de eeuwige gerechtigheid zal onze vrede zijn als eene rivier en onze gerechtigheid als de golven der zee. De vrede Gods zal hart en zinnen bewaren in Christus Jezus.
De gezichten en de profetieën zijn verzegeld in Hem aan ons. Ik zal u op saffieren grondvesten en uwe glasvensteren kristallijnen maken. Dat heeft Hij gedaan.
De Heilige Geest kwam woning maken, opdat zij zouden zijn Huisgenooten Gods. Stroomen des levenden waters zijn uit het binnenste gevloeid. Daartoe is Vorst Messias afgesneden en ten hemel gevaren, de gevangenis gevankelijk gevoerd hebbende.
W a t kan het kind des Heeren bedreigen in aarde of hemel of hel? De zaligen zijn wel gelukkiger maar niet zekerder dan zij.
Gabriël. heb dank voor uw boodschap. Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening van boven in Christus Jezus. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Antwoord op het gebed IV. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's