Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een voorbede om wasdom IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voorbede om wasdom IV

Ephese 3 : 14—21.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 14 —17. Om deze oorzaak buig ik mijne knieën tot den Vader onzes Heeren Jezus Christus, uit welken al het geslacht in de hemelen en op de aarde genaamd wordt, opdat Hij u geve, naar den rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijnen Geest in den inwendigen mensch, opdat Christus door het geloof in uwe harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt...

en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt......
Heeft de apostel gebeden om de bestendige inwoning van Christus, hij voegt er thans een bede aan toe, in het nauwste verband met de voorafgaande weldaad. Christus woont in hunne harten. Hij moet het gansche leven vervullen en beheerschen. Inwendig in hun liefhebben, begeeren, willen denken en overleggen, maar dan ook naar buiten in hun spreken en doen en laten. Hij moet hen geheel bezitten.
Zij hebben den Heere Christus in zich wonende, maar wanneer zij struikelen of afdwalen verduistert toch het besef zijner tegenwoordigheid. Als Hij Zijn aangezicht verbergt kan niemand Hem zien. Want, wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun een God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.
En Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere de Almachtige!
De bede: opdat gij in de liefde geworteld en gegrond zijt, vraagt om de openbaring van het inwonen van Christus. Op deze wijze, wil de apostel zeggen, zult gij in de liefde geworteld en gegrond zijn. Hij gebruikt bij „liefde" geen lidwoord: „opdat gij in liefde gegrond zijt", noch eenige andere bepaling, om haar zoo alomvattend mogelijk te nemen. Allereerst is de liefde tot God en van God bedoeld, en dan daarmede samenhangend de liefde tot elkander en den medemensch. W a n t hij die liefheeft die geboren heeft zal ook liefhebben degenen die geboren zijn.
De liefde is een planting Gods, evenals het geloof. De reine liefde ,die uit God is kennen wij van nature niet meer. Met het woord liefde wordt gespeeld en gegoocheld, maar de zaak is zeer schaarsch. Zij moet opbloeien uit de geloofsgemeenschap met Christus.
De liefde moge hare wortels diep inslaan en groeien en bloeien. Bedoeld is dus de liefde van Gods kind tot God en den naaste. Maar wat is de voedingsbodem dezer liefde? De liefde Gods in Christus! Liefde is liefdes-wortel. Het woord wortelen wekt de voorstelling van een levend organisme dat groeit en zijne levenssappen optrekt uit de diepte. Dit beeld wordt ook wel gebruikt om enkel op vastheid te wijzen, doch hier moet ook gedacht aan den groei. Gegrond spreekt ons van een gebouw, dat omhoog rijst maar een vasten grondslag heeft. Beide voorbeelden verbonden spreken van vastheid en levenden groei. Die liefde moet zetelen in het hart waar Christus inwoont, als een levende plant zijne sappen trekkend uit Hem. Zij moet zich ook openbaren naar buiten en zich krachtig betoonen in het leven des geloofs.
We moeten dus thans nader onderzoeken het wezen en de vruchten dezer liefde. In vers 19 wordt ons gesproken van de liefde van Christus tot Gods Kerk. Hier over de liefde van Gods Kerk tot God en den naaste, levend uit Christus. De Vader omhelst Zijnen Zoon met de Vaderarmen Zijner goddelijke liefde. Die liefde is de onuitblusschelijke vlam des goddelijken levens. En nu zegt de Heere Jezus: Gelijkerwijs de Vader Mij heeft liefgehad, heb Ik u liefgehad, blijft in deze mijne liefde. En de Kerk belijdt: wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft lief gehad.
Nooit zou een sprank van liefde in hun hart zijn ontvonkt, ware het niet, dat de Geest des Heeren haar had uitgestort in het hart.
En nooit zouden zij een gewortelde liefde tot God hebben gekend, indien Christus niet in hunne harten woonde. Op den bodem hunner ziel ligt een haard des levens, die de binnenkameren des harten verwarmt en het altaar ontsteekt dat moge smuilen, waar het vuur onder de asch verborgen moge zijn, maar die niet kan uitdooven, want Christus blijft in Zijne liefde, die sterker is dan de dood. In Christus liggen zij verbonden met den God der liefde en leven uit de liefde Gods en door Christus hebben zij lief.
Zoo is hunne liefde dan een druppel uit den oceaan van Gods liefde.
Zij is de vervulling der wet en de band der volmaaktheid. Het einde des geloofs is liefde uit een rein hart.
Van nature zijn wij vijanden van God en onzen naaste; hatelijk zijnde en elkander hatende. God staat ons in den weg. Ja, wij zijn in het diepst van ons hart aanranders van Gods eer. De zonde is een aanval op Gods troon en leven. Op Golgotha hebben wij het getoond tegen den Gods-moord niet op te zien. Al is het, dat wij dit niet gelooven of verstaan, toch is het de waarheid.
Maar hier spreken wij over Gods kinderen, herboren tot een levende hope door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden. O, zeker, ze blijven belijden met den onderwijzer op de vraag: kunt gij dit alles volkomenlijk houden: neen ik, maar ik ben van nature geneigd God en mijnen naaste te haten en Gods geboden met gedachten, woorden en werken te overtreden. Toch leeft in hen de liefde, uitgestort door den Heiligen Geest. Het geloof is de wortelgenade, want zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, en hoe zullen wij waarachtig liefhebben dien wij verwerpen? Wie niet gelooft, is aireede veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in den naam van den eeniggeboren Zoon Gods. Eerst zullen wij door het geloof God lief krijgen in al Zijn deugden en Hem recht en gerechtigheid toekennen, opdat er plaats zij voor Jezus. Dan wordt het waarlijk: ik heb lief. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief gehad hebben, maar dat Hij ons lief gehad en ons van Zijnen Geest gegeven heeft. Daar is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten. O, de liefde uit God en Christus door den Heiligen Geest moge heden zijn als de dauwdrop, die door de stralen der zon verdampt en opstijgt in de grenzelooze diepten des hemels. Wie niet lief heeft, heeft God niet gekend, want God is liefde. God openbaart Zijn liefde in de gave Zijns liev enZoons en schept zoo de onze.
Lezer, hebt gij zoo de liefde Gods leeren kennen? Is uwe vijandschap gedood? Of hebt gij geen zelfbeproeving meer noodig? Kunt gij zingen:

Van God bemind van eeuwigheid,
Is dit mijn hoogste zaligheid.
Voor 's werelds aanvang uitverkoren,
Moet mijne liefde Hem behooren.

Maar, nadat de liefde op goddelijke wijze geboren is, moet zij ook door hemelsch voedsel worden gesterkt. Want liefde uit God tot God is een uitheemsche plant. Liefde zou door de vorst versterven; te midden van de koude winden onzer zelfzucht verkwijnen. Voedsel uit ons eigen harde hart zou haar doen vergaan. Zij kan niet leven in deze woestijn tenzij zij worde gekoesterd van boven; tenzij zij leve uit de liefde Gods. Liefde wordt gevoed met liefde. De apostel bidt met gebogen knieën om een geweldigen stand in de liefde. Hij begeert, dat zij steeds dieper in haar voedingsbodem moge indringen, om daardoor zich te rijker te kunnen openbaren,
Wat is dan het eerste voedsel dezer liefde?
Als zij nog slechts een kind is, wordt zij gevoed met de ervaring van ontvangen genade, en deze spijze onderhoudt haar ook als zij is opgewassen.
Waarom hebt gij lief? Omdat Hij mij, verloren, afgevallen Adamskind heeft gekocht met Zijn dierbaar bloed. Hij heeft mij lief gehad en daarom moet en zal en wil ik Hem beminnen. Mijn liefde is slechts een druppel uit den oceaan van de Zijne. Maar toch is het waarachtige liefde, opgaand in de gemeenschap met den Liefhebber onzer zielen. Die zich voor mij heeft overgegeven; die mij heeft liefgehad. Waarom hebt gij den Vader lief? Omdat Hij mij Zijnen Zoon heeft gegeven. Hij gaf Hem niet slechts, in het algemeen, over in den dood, ja, in den dood des kruises, maar Hij wilde Hem aan mij schenken. Toen kwam Jezus! Hij is ook mij van den Vader gegeven. Ik heb Hem niet genomen, maar gekregen. Gekregen, als een vrij Gods-geschenk. Waarom gaat de liefde uwer ziel uit tot den Heiligen Geest? Omdat Hij mij wederbaarde en nu als mijn eeuwige Trooster bij mij blijft, ja, in mij woont en beide den Vader en den Zoon verheerlijkt. God heb ik lief! Ach, was mijn hart wijder om meer te kunnen liefhebben. De liefde verruimt wel het hart, maar toch blijft het te eng om hare volle ontplooiing toe te laten. Dit blijft weggelegd voor de eeuwigheid.
Maar als de plant der liefde groeit neemt ook haar voedsel toe. Christus is de beminnenswaardige in Zichzelven. Hij is onuitsprekelijk beminnelijk. O, als wij zijne bediening inleven, iets zien van de verrukkelijke schoonheden zijns geheelen persoons, dan zwelt het hart in liefde. Geheel is Hij schoon, blank en rood! Hij is de fontein der hoven, de put der levende wateren. Ik heb Hem lief, niet alleen omdat ik Zijn brood heb gegeten, maar omdat Hij de liefde is. En toch, al groeit zij ,al wordt zij sterk, de eerste spijze kan zij niet ontberen: die zich voor mij heeft overgegeven!
Hij is onuitsprekelijk beminnelijk.
Zalig, wie mag getuigen: de liefde van Christus heeft mij verteerd. Als Hij woont in het hart, dan is Hij Zelf het vuur der liefde en wordt niet slechts een kool van het altaar genomen om de liefde op te wekken.
Deze liefde is geboren in onze ziel in den hof der olijven, waar Jezus groote droppelen bloeds zweette. Deze liefde groeit op Golgotha, bij den uitroep van Immanuël: Het is volbracht. Zoo is deze liefde geworteld in een vruchtbare aarde. Van eeuwigheid was de liefde Gods tot Zijn volk. Wij hebben belang bij Gods raadsbesluiten, omdat wij er bij betrokken zijn. Hij heeft reeds van eeuwigheid vermaak gehad, in de wederkeerigheid Zijner liefde in Zijn volk. Deze gedachte zou een mensch doen besterven van ontroering. Zoo is dan de liefde een plant, geworteld in den grond van eeuwig ontfermen.
Waar Christus nu door het geloof in het hart woont, kan zij groeien en bloeien.
Hij maakt de reis mee door de woestijn van dit leven. Als zij door het moerbeidal gaan, stellen zij Hem tot een fontein, ook zal de regen hen gansch rijkelijk overdekken. Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort. De liefde wordt ook gevoed door de gedachtenis van Gods daden in de woestijn dezes levens. Hij voedde en kleedde ons; hield een wakend oog als wij dreigden af te zwerven en bracht als trouwe Herder, ons telkens weer. Wie toch zal de afdwalingen verstaan? Hij leerde ons den zin van zijn wonderspreukig woord: Hij zal zwijgen in zijne liefde. Hij vergeeft menigvuldiglijk en verwijt niet. Kent gij dit voedsel der liefde. Hij richtte de tafel toe voor hun aangezicht tegenover hunne wederpartijders en maakte hun hoofd vet met olie. Hij deed hun beker overvloeien.
Als zij mogen gedenken, hoe vóór dezen hen de Heere heeft gunst bewezen, wordt hun liefde ontstoken en brengen zij hun hart ten offer, tewijl zij de varren der lippen Hem wijden, die zoo uitnemend hen heeft liefgehad. Die nimmer feilde in Zijn trouw en wiens waarheid een rondas en een beukelaar werd bevonden.
Hij verdroeg ons te Mara en verblijdde ons te Elim, tewijl Hij te Meriba proef nam van ons betrouwen. Hij laat ons verstaan dat zijn eed vast en Zijn verbond niet kan wankelen. Deze liefde leert ons: Neem uw kruis op en volg Mij. En die Hem volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben. De liefde van Christus zal dan dringen tot een kloek belijden: de liefde van Christus dringt ons, als die dit oordeelen, dat indien één voor allen gestorven is, zij allen gestorven zijn.
Deze liefde kent geen liefde voor zichzelven, maar zoekt enkel Gode te behagen. Zij baart verlustiging en vergenoeging in de uitnemendheid en gelukzaligheid van het beminde voorwerp, aangemerkt als Zijn hoogste goed. waarmede hij is vereenigd en bij den voortduur begeerd vereenigd te blijven.
Geworteld en gegrond in deze liefde is er een gedurig bepeinzen van Gods wonderdaan. Maar, mij aangaande het is mij goed nabij God te zijn. De genieting en vereeniging met Christus is innig, gedurig en vurig, zoo hier in genade als namaals in heerlijkheid.
Deze liefde wekt op om den Heere welbehagelijk te zijn. Zij dringt om Zijne geboden te bewaren, want Hij heeft gezegd: Indien gij Mij liefhebt, zoo bewaart Mijne geboden.
Gedurig is Hij het voorwerp van hunne genegenheden. Zij houdt Hem vast en laat Hem niet gaan. Deze onze gemeenschap is met den Vader en Zijnen Zoon Jezus Christus. Ik zal mij in den Heere verblijden.
Dat zij geboren werd niet op Thabor maar op Golgotha blijft haar immer kenmerken tot in de eeuwigheid toe als Gods kinderen het lied des Lams zullen aanheffen, vol van de liefde Gods. Herinneren wij ons wie de Heere was in blijde en droeve dagen. Hoe Hij manna deed regenen van den hemel en water gaf uit de steenrots.
Deze liefde kan ons getroost onzen weg doen gaan ook al leidt zij door diepe kloven en al voert zij over hooge bergen. Door deze liefde is het onmogelijk kwaad van den Heere te denken. Zalig Hem te leven en te sterven. O. gij dochteren Israëls, ga uit terzijde van de wateren van Egypte die met bloed waren geverfd en zing Hem een lied. De speellieden gaan voor en in het midden de trommelende maagden. Huppel met David voor de ark. Loop met Elia voor Achabs wagen. Laat u met Paulus steenigen en zing met Silas in den kerker.
Dewijl hij mij zeer bemint, zegt God, zal Ik hem uithelpen en hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijnen naam.
Denk niet, dat gij Hem niet kunt voeden of Zijne hand vullen, want Hij heeft op aarde Zijn arm en ellendig volk achtergelaten. Zijn Kerk is de schatkamer Zijner aalmoezen. Wilt gij Zijne voeten wasschen? Zoo dan wie van ulieden de meeste zal willen zijn, die zij aller dienaar. Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus. Zoo komen wij ongemerkt tot de liefde zooals zij zich openbaart jegens de menschen.
Laat ik haar u voorstellen zooals de apostel zelf daarin voorging en haar lof bezong in zijn brief aan de Corinthiërs. Hij schreef de hymne der liefde in 1 Corinthe 13. Herhaaldelijk handelt hij in zijn brieven over de liefde tot God en den naaste.
Wij willen trachten uit eenige bloemen va ndezen hof een weinig honing te puren. Zij is hartelijk, verlangend, dankbaar. Zij openbaart zich verder als liefde tot Gods Woord en Huis. Hoe liefelijk zijn uwe woningen, Heere der Heirscharen. Hoe lief heb ik uwe woning, de plaats des tabernakels uwer eere.
Wij werken nu verder niet in den breede uit maar geven een leiddraad voor de gedachten uws harten. Dat een hatelijk mensch zóó leert liefhebben.
Zij openbaart zich als broederliefde. Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een iegelijk die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God en die zijnen broeder niet liefheeft. Want dit is de verkondiging die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander zouden liefhebben.
Zij is naastenliefde, ja klimt op tot vijandsliefde. Maar ik zeg u, hebt uwe vijanden lief, zegent ze die u vervloeken, doet wel dengenen, die u haten, en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, die in de hemelen is; want Hij doet zijne zon opgaan over boozen en goeden en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
Wij denken aan de steeniging van Stefanus en hooren hem bidden: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
Zoo is dan deze liefde een tweelingzuster des geloofs, waardoor Christus in het hart woont. Van nature is de wraak voor het verdorven gemoed zoet, maar deze liefde maakt vergevensgezind ten opzichte van den naaste, met behoud der waarheid.
De liefde moet beheerschend beginsel zijn van het christelijke leven. Zijt dan navolgers Gods als geliefde kinderen en wandelt in de liefde, gelijkerwijs Christus ons liefgehad heeft en zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk.
De liefde is de vervulling der wet. De liefde doet den naaste geen kwaad, zoo is dan de liefde de vervulling der wet.
Zij is eveneens het doel des gebods. Maar het einde des gebods is liefde uit een rein hart en uit een goed geweten en uit een ongeveinsd geloof.
Wij moeten daarbij echter bedenken, dat de verteerende spits van de liefde Gods de haat Gods is. De haat tegen al wat niet uit Hem is en Hem weerstaat. En die haat baart toorn en die toorn schept ondergang en verderf. Want onze God is een verteerend vuur. Het is niet in strijd met de liefde Gods, dat er een eeuwig verderf is, want zij is goddelijk. Daarom dringt de ware naastenliefde er toe den zondaar weenende te zeggen dat hij een vijand van het kruis van Christus is, op te wekken tot bekeering.
Dringt om de geesten te beproeven of zij uit God zijn.
Deze liefde nu moet voortdurend worden gelouterd en gevoed door den Geest van Christus. Zij zal ons doen haten wat God haat en eenmaal in staat stellen het Hallelujah aan te heffen als de rook der pijniging van Gods vijanden op zal gaan en de mond van den put zal worden gesloten. Daarvan leeren ze hier het beginsel juist door de liefde in vlam gezet. O, zij zien dan aan de eene zijde de ruimte des evangelies, dat de gansche wereld wel kan zalig worden wat de algenoegzaamheid van het offer aangaat. Zij lokken, nooden, smeeken, hopen! Maar tegelijk stelt hen de liefde in staat God te rechtvaardigen in den ondergang dergenen die niet gewild hebben, dat Christus over hen zoude Koning zijn.
De liefde is verder een regel der werken en bestierster in het rechte gebruik der gaven Gods, daarom is zonder haar geen ding Gode aangenaam.
Maar noemen we nog enkele eigenschappen dezer gewortelde liefde.
Zij is lankmoedig. Zij schenkt ons kracht om de krenking te verdragen, die ons wordt aangedaan, zonder de wraak te zoeken. Wreekt uzelven niet beminden, Mij komt de wrake toe. Ik zal het vergelden. Zij is de dochter der nederigheid. De lankmoedige is traag tot toorn. Maar zij komt niet voort uit gebrek aan geloof en levenskracht en openbaart zich nimmer als gebrek aan liefde der waarheid. En wij bidden u broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen. Ziet dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde, maar jaagt allen tijd het goede na, zoo jegens elkander als jegens allen.
Zij is goedertieren. Zij wil gaarne anderen van nut zijn en dienen. De liefde verdraagt niet alleen het kwade maar zoekt het goede voor den broeder en naaste. Zij is niet afgunstig. Afgunst is eigenlijk mislukte zelfhandhaving. Zij komt veel voor onder de kinderen der menschen met open gelaat of wel vermomd.
Afgunst hangt samen met hoogmoed en zelfzucht, dat ondier in de menschenziel. Het moet worden opgespoord en gedood. Het is eigen werk des vleesches. Maar de liefde laat haar geen voedingsbodem en verschroeit haar.
Door de liefde verstaan zij, dat niets het hunne is, maar dat zij alleen door de genade Gods zijn wat zij zijn. Daarom praalt zij niet maar roemt in de genade, doordat de liefde het geloof aanblaast, zoodat het wordt als een vuur. Het geloof door de liefde werkende. Zij is daarom een kostelijk goed uit de gemeenschap met den Liefhebber onzer zielen geboren en gevoed. Niemand van Gods kinderen zal zeker, als hij inkeer ttot hart en leven, de voorbede van den apostel overbodig achten en ook moeten toestemmen dat deze liefde geworteld en gegrond in Christus, zich niet alleen richt op den volzaligen God, maar ook op de menschen.
De liefde kan toornen en smart hebben maar zij wordt niet verbitterd. Wraak en vergelding zoekt zij niet. Zij zoekt ook zichzelve niet. Van nature zijn wij zoekers van eigen eer en de zelfzucht baart den dood, omdat zij bestaat in hoogmoedige afzondering van Hem, die het leven is. Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar in de waarheid. In het rijk der waarheid en des lichts kan de liefde leven. Daarom heeft zij pijn en toornt en keert zich af van het gebied van de leugen.
Zij gelooft alle dingen en verdraagt alle dingen.
En wat haar niet het minst voortreffelijk doet zijn is haar eeuwigdurend karakter; én omdat zij Gods kinderen Gode gelijkvormig maakt, want God is liefde.
In de liefde geworteld en gegrond.
Indien zij niet wortelt in de liefde Gods en daaruit leeft, is zij schijn en geen wezen. Dan is er wellicht een zekere goedmoedigheid voor de menschen, doch geen plant des hemels schiet op uit den bodem der genade, die Gode geur geeft.
De liefde tot God is de eersteling in de liefde. Dan treedt op de liefde tot den naaste; allereerst tot de huisgenooten des geloofs, want die liefheeft dengene die geboren heeft, zal ook liefhebben degenen, die geboren zijn.
De liefde vergaat nimmermeer en eenmaal zal ten volle blijken in Gods Kerk: zie hoe lief zij elkander hebben wanneer het geloof verwisseld wordt met aanschouwen. De liefde heeft dan haar hoogtepunt bereikt en alles zal door den vrede bloeien.
Hem nu, die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewasschen heeft in Zijn bloed, die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Zijnen Vader, hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een voorbede om wasdom IV

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's