Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groepsbeweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groepsbeweging

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals wij de vorige maal reeds hebben opgemerkt, is een der eigenaardige verschijnselen in het geestelijk leven dezes tijds de groepsbeweging. Er vormen zich verscheidene groepmatig samenhangende gezelschappen, zooals men dit voorheen nauwlijks kende. En deze gezelschappen hebben ten doel eene onderlinge aankweeking van godsdienstige gevoelens. Zij hebben uit het oogpunt van richting allerlei kleuren. Er zijn er, die meer of minder orthodoxe uitdrukkingsvormen er op na houden, er zijn ook andere, doch alle saam komen hierin overeen, dat zij een behoefte verraden aan dieper religieus leven en dus getuigenis geven van een gevoel van onvoldaanheid met hetgeen het kerkelijk leven biedt. Uit het moderne verschijnsel van groepsformatie blijkt, dat er aan ons kerkelijk leven iets ontbreekt, dat de kerk de levende behoeften niet meer genoegzaam vervult, dat er velen zijn, die niet tot de onverschilligen gerekend kunnen worden, en toch in de kerk niet meer vinden hetgeen hunne ziel zoekt. Er is in dezen modernen tijd in veler ziel eene groote leegte ontstaan, eene geestelijke leegte, die het begeleidend verschijnsel is van materialistische overspanning eenerzijds, van oververzadiging met cultuurgoederen anderzijds. En het ligt voor de hand, dat zich deze dingen het diepst doen gevoelen in de waardeering van de Kerk en wat zij van de Kerk meenen te mogen verwachten.
Inderdaad is er dus in dit moderne leven ook een kerkprobleem. En daarmede bedoel ik nu niet de vraagstukken, gesteld door het conflict in onze Kerk aangaande het wezen der Kerk en de haar opgelegde bestuursorganisatie, maar ik heb daarmede het oog op de veel dieper en verdergaande vragen, die gesteld kunnen worden in verband met het kerkelijk leven in den meest algemeenen zin. Het geldt de vraag, die alle kerkwezen in onzen tijd betreft.
De Kerk Gods, de door Hem in Christus, Die ons Hoofd is, uitverkoren Kerk, onderscheidt zich door den geestelijken samenhang van allen, die tot haar behooren, zoodat zij gedragen wordt door en openbaar wordt in de gemeenschap der heiligen. Die kerk heeft volgens art. 29 onzer Confessie kenmerken, waardoor zij van alle secten en richtingen en wat dies meer zij, onderscheiden wordt. De voornaamste daarvan is de zuivere prediking des Evangelies en dus in verband daarmede ook de zuivere bediening der sacramenten, de tucht. Zij zal houden Christus Jezus voor het eenige Hoofd, zich in gehoorzaamheid onderwerpen aan het zuivere Woord van God. Daarmede is natuurlijk niet gezegd, dat er geene menschen in de Kerk kunnen binnendringen, die er eigenlijk niet in hooren. Er is altijd „een gezelschap van hypokrieten" geweest, onder de goeden vermengd. Er zijn altijd wel geweest meeloopers, zelfs bij het uit Egypte uittrekkende volk, dat toch door den Heere zeiven werd uitgeleid, was er nog veel vreemd volk.
Maar als wij deze teere beschrijving, die ons in de Belijdenis van de Kerk gegeven wordt, klaar voor den geest houden, dan zal het ons onmiddellijk duidelijk worden, welk een groot onderscheid, welk een groote afstand er is tusschen de kerk in het algemeen, het kerkelijke leven, zooals wij het voor onze oogen zien en wat de kerk naar de Confessie is en zijn moet. Als ik nu alleen maar de aandacht vestig op de Gereformeerde groepen, kerken, kerkjes, gezelschappen, conventikel- kerken enz., dan is het aan een ieder terstond duidelijk, dat er tusschen dit kerkelijk verwarde leven en het beeld der ware Kerk, ons door de Confessie geteekend, zulk een geweldig groot onderscheid is, dat wij de Kerk der belijdenis in heel dit kerkelijk leven niet meer kunnen herkennen. Op de vraag: waar is de Kerk? moeten velen het antwoord schuldig blijven, al roept men van alle zijden: ,,zie hier en zie daar is zij!"
Uit den aard der zaak stelt de kerk, zooals zij in de moderne groote-stad verschijnt, nog moeilijker vraagstuk dan in de dorpen. Er zijn nog heel wat plattelandsgemeenten, waar nog een kerkbeeld te ontdekken valt, zij het dan niet meer in de scherpe lijnen van voorheen, dan toch nog in vagen omtrek. De samenleving op het platteland is zooveel eenvoudiger, dank zij het kleiner getal, dank zij ook het feit, dat de menschen in zulke kleine gemeenten ook dagelijks meer op elkander aangewezen zijn. Zij kennen elkander, zijn met elkanders omstandigheden gewoonlijk tamelijk wel op de hoogte. Zij kennen nog een samenleven in intiemeren zin. En het spreekt van zelf. dat zulks ook voor het kerkelijk leven van groote beteekenis is. In de kerk neemt dit samenleven een veel teerder karakter aan. Hoe waar het ook moge zijn, dat ook op het platteland de moderne geest doordringt en soms zelfs reeds diep doorgedrongen is, in onze plattelandskerken leeft nog veel van het oude, in Gereformeerd gebleven gemeenten zeer veel van het oude, vaak ook van den ouden geest, zoodat er ook nog van eene gemeenschap der heiligen gesproken kan worden. En die gemeenschap openbaart zich ook in het samenkomen en samenspreken over de dingen van het Koninkrijk Gods, in het bespreken van de predicatie, die gehoord werd, in samen bidden en een gezamenlijk ingaan in Gods heiligdom.
Maar hoe geheel anders is het in de steden. W i e in de stad gewoond heeft, die weet, dat als men daar opgaat onder den dienst des Woords, met name dan bij die Gereformeerde predikanten, die nog een gehoor van beteekenis hebben (er zijn er ook, die dat zelfs niet meer hebben), dan zitten de menschen naast elkander in de kerk, maar zij kennen elkaar niet, zijn elkander vreemd. Zij luisteren samen naar denzelfden prediker, hooren de woorden, die hij spreekt, en als de dienst is afgeloopen, gaat een ieder zijns weegs. Zij blijven elkaar vreemd, ook al gebeurt het, dat zij na eenige weken onder denzelfden dienaar des Woords, in dezelfde kerk wederom samen zijn. Er mag gedacht worden deze of die heb ik eens vroeger gezien, tot eene openbaring van waarachtige gemeenschap der heiligen komt het niet. De menschen in de groote-stads-kerk hebben het gevoel, dat zij zijn opgegaan om een predikant te hooren, maar dat zij in Gods gemeente zitten en leden van het ééne lichaam van Christus zijn, daarvan voelen zij niets. Duizenden zitten daar week aan week eenzaam, ook al zijn er onder die eenzamen met God gemeenzaam.
Daarom is het dan ook, dat die allen voor het grootste gedeelte eenzaam worstelen met hunne levensmoeiten, met hunne zorgen en nooden en alle dagen van de gansche week niets meer van de kerk zien of hooren. Niemand ziet naar hen om, zij zingen het lied van den Psalmist: ,,daar niemand zorgde voor mijne ziel". Daar staan wij dus voor den diepen en grooten afgrond tusschen het wezenlijke, dat de Kerk moet zijn en geven, en het onnatuurlijke, dat zij is en de leegte, die zij overlaat. Van de gemeenschap der heiligen is hier niet te speuren. En dus is het zeer begrijpelijk, dat duizenden, die van het platteland zijn gekomen, in dit grootestads- leven ondergingen. Zij gingen voor de Kerk verloren, waarin zij geboren en gedoopt werden en waarin zij nog min of meer medeleefden op hun dorp. Zij vonden in de stad van die gemeenschap der heiligen niets meer. De gemeenschap der Kerk was er niet en dus doolden zij spoedig af, meegezogen door de moderne drijfkrachten van het materialisme. Het blijkt dus, dat de nood der Kerk juist dit is, dat zij niet meer wezenlijk die Kerk is en zich toont, die zij naar de belijdenis wezen moet. De Kerk zelve is de grondoorzaak der ontkerstening des volks. Hare ontrouw, haar dood conservatisme, hare absolute onaandoenlijkheid in het dwangbuis harer reglementen, onder het juk harer besturen, de vernietiging van het wezenlijke in het ambt, dit alles wreekt zich in onze groote gemeenten op de vreeselijkste wijze.
Maar nu zijn er toch nog menschen. die tot de Kerk behooren, haar bezoeken, en wier geestelijke honger nijpen gaat. Er zijn er, die hunkeren naar een echt, wezenlijk kerkelijk leven en weer willen smaken die gemeenschap der heiligen, die zij in het midden der kerk te vergeefs zoeken. Uit die behoeften, die op zichzelve te verstaan en te waardeeren zijn, komt nu het streven der groepsbewegingen op. Er is weder een vragen naar zielszorg, die de kerk had moeten en kunnen geven, indien zij aan hare roeping getrouw was gebleven. De kerk heeft hare plichten verwaarloosd, omdat zij niet langer aan hare belijdenis vasthield. De man, wiens naam in verband met deze nieuw opgekomen groepsbeweging wordt genoemd, is Frank Buchmann. Deze zeker diep ernstige man riep eene groepsbeweging in het leven, die zich vooral ten doel stelt eene betere zielszorg tot stand te brengen door hen, die ,,in Christus rijk geworden zijn", in aanraking te brengen met hen, die naar dezen rijkdom begeerig zijn. Men meent, dat voor deze buitengewone zielszorg grond kan worden gevonden in de leer van het algemeen priesterschap der geloovigen. Anderzijds is men daar van oordeel, dat Luther en ook zelfs Calvijn, in de organisatie van de zielszorg zijn te kort geschoten.
W a t Calvijn aangaat, is dit zeker niet het geval. Onze eigene belijdenis heeft een plaats gegeven aan het ambt der geloovigen. Het eenige, dat in deze beschuldigingen als juist moet worden erkend, is dat de latere kerkelijke ontwikkeling te zien geeft een ontroerend groote ontrouw aan roeping en plicht. Óns huisbezoek werd verslorderd en ook met de algemeene inzinking zonk de ijver van menigen dienaar des Woords in. De geheele dienst des Woords verslapte. En als wij er op letten, hoe ook onder onze Gereformeerde predikanten er zijn, die om een voorbeeld te noemen, weigeren in hunne gemeente een degelijke mannen-vereeniging op te richten en deze te leiden, te onderwijzen en te steunen, dan behoeven we de schuld niet te zoeken bij mannen als Luther en Calvijn, maar bij ons zeiven. Met Gods Woord en met onzen Heere Jezus Christus is der Kerk alles geschonken, wat zij behoeft. Als de gemeente slechts uit Christus' volheid bediend wordt, dan zal zij ook in de zielszorg niet te kort komen. Zulke bewegingen als er nu ontstaan en opgeld doen, zijn eigenlijk de onbetaalde rekeningen der Kerk, die hare verplichtingen verzuimt en hare roeping verwaarloost. Het verlorene en het afgedrevene zoekt zij niet. Naar de blinden, lammen en kreupelen vraagt zij niet. En te midden van de ernst des tijds leeft de kerk en leven ook vaak hare predikanten voort, als was er nergens een donkere wolk te zien aan den hemel.
Ons groote gevaar ligt in onszelven, in onze traagheid en ontrouw, in ons verzwakt roepingsbesef. Zoo ooit dan is nu noodig, dat de Heere met Zijnen Heiligen Geest kome om ons op te wekken uit den slaap onzer zonde, ons weder te bezielen om het werk te doen, dat Hij zelve ons te doen gegeven heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Groepsbeweging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's