Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte. XX

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte. XX

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1 : 17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des lichaaras, namelijk der gemeente, Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

De vrijmacht onzes Gods in Zijne verkiezende daden blijkt vooral daarin, dat Hij, ook al blijven zij in den kring des verbonds, telkens met dat bondsvolk in aanraking brengt en tot het verbond inlijft, die daartoe door natuurlijke geboorte niet behoorden. De wegen, die Hij in Zijne voorzienigheid met Zijne uitverkorenen neemt, leiden steeds tot een levenscontact met Zijn volk, dus met Zijne Kerk. Dit komt in de latere geschiedenis van Israël voor zelfs in de onder Gods volk meest op den voorgrond tredende figuren. Denk slechts aan David, onder wiens voorgeslacht Ruth, de Moabietische, Boaz' vrouw, des konings grootmoeder was. In Psalm 87 wordt ons deze werkwijze des Heeren in Zijne verkiezende daden zelfs op schoone wijze bezongen: „Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen, die Mij kennen. Ziet, de Philistijn, de Tyriër met de Moor, deze is aldaar geboren."
Zoo heeft de Heere gedaan, toen het volk Israël te midden van alle volkeren der oude wereld verschenen was als Zijn uit Egypte geroepen zoon. Maar zoo zien wij ook, nog eeuwen voordat Israël op het wereldtooneel verschenen was, dat de Heere op dezelfde wijze werkt. De geslachtsregisters wijzen uit, hoe Hij de lijn der genade getrokken heeft van Noach over Sem naar Abram. De bedoeling daarvan is ons te laten zien, hoe zij uitloopt op Israël, zich in Israël concentreert in de figuur van David, uit wien dan de groote Davidszoon geboren zal worden. De apostel Paulus zegt dan ook van zichzelven, dat hij een geroepen apostel was, afgezonderd tot het Evangelie van God, tevoren beloofd door de profeten in de Schrift, van Zijnen Zoon, die geworden is uit het zaad van David naar het vleesch. Maar nu is het merkwaardig, dat als er van Abrams verkiezing gesproken wordt, wij toch zien, dat die verkiezing zich niet uitsluitend tot Abraham beperkt heeft, want in Genesis 14 verschijnt plotseling een Melchizedek, koning van Salem, die brood en wijn voortbrengt, Abram zegent en de tienden ontvangt. En deze Melchizedek noemt de Schrift: een priester des allerhoogsten Gods.
Daaruit wordt dus duidelijk, dat er naast Abram ook nog een Melchizedek was. En deze priester-koning verschijnt in Psalm 110 als op eene geheel bijzondere wijze, naar eene buitengewone ordening priester geworden en wordt alzoo een typische profetische afschaduwing van Christus' priesterschap, zooals met name in Hebr. 7 wordt gezegd, dat Abraham hem tienden gaf niet alleen, maar dat hij koning der gerechtigheid en als koning van Salem, koning des vredes was. En om ons het buitengewone, volstrekt onverwachte van zijn verschijnen op het gebied der geschiedenis te toonen, wordt er op gewezen, dat hij was: „zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende." Zoo wordt ons dus duidelijk gemaakt, dat deze koning Melchizedek, van wien men overigens volstrekt niets wist, toch een uitverkoren vat is geweest. De Heere heeft hem op eene zeer buitengewone, bijzondere wijze geroepen, opdat hij voor alle komende eeuwen niet alleen zou heenwijzen op Hem, die als de Hoogepriester der toekomende goederen niet door het bloed van bokken en stieren, maar door Zijn eigen bloed zou ingaan, hoewel Hij niet was uit Aaron's geslacht, en toch Hoogepriester in der eeuwigheid wezen zal. Melchizedek is als eene lichtende ster, welker glans over alle eeuwen der oudheid stralen zal. Doch dat kon deze koning alleen zijn, omdat hij een uitverkorene ten leven was naast Abram.
De Heere laat ons alzoo zien, dat Hij met Zijn genadewerk toch nog verder strekkende doeleinden heeft dan enkele menschen te trekken, doch dat Hij met deze trekking een universeel doel heeft, dat verre uitgaat buiten de grenzen van Israël. Aan Abraham, met wien de Heere dan bijzonderlijk Zijn verbond opricht, wordt dan toch reeds een blik gegund in eene wederbarende, verkiezende werkzaamheid Gods, waarin een Melchizedek begrepen was, een priester des allerhoogsten Gods, welken ook Abram zelve kende door de openbarende daden, die hem te beurt gevallen waren, toen hij uitgeroepen en uitgewezen was uit zijn land en maagschap, „naar het land, dat Ik u wijzen zal".
Zoo wordt het dus duidelijk, hoe het levendmakende werken des Heiligen Geestes de strekking heeft verder voort te schrijden van de wederbaring van enkelingen, die aanvankelijk in Sems geslachten worden geroepen, tot de schepping van een volk, van een uitverkoren volk, dat de levende kern zou in zich dragen, waaruit in de volheid des tijds Hij zou voortkomen, in wien de wedergeboorte der menschclijke natuur als zoodanig zou worden voltrokken. En het merkwaardige is mi, dat gelijk uit Melchizedeks verschijning blijkt en uit dc belofte, die in Noach's zegen over Japheth in het licht treedt, er aan de schepping van een Godsvolk eene periode voorafgaat, waarin de Heere Zijne kinderen geroepen heeft uit allerlei geslachten van Semitischen oorsprong. Toch wordt uit de roeping van Israël de Middelaar geboren, die gegeven zal worden tot een verbond des volks en een licht der heidenen. Deze Middelaar zal het Hoofd der gemeente zijn, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zal zijn. Door Hem zal Hij vrede maken door het bloed Zijns kruises en de hemelsche en de aardsche dingen, die door de zonde gescheiden zijn, verzoenen. In Hem zal de heerlijkheid van de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten openbaar worden en ook aan de heidenen bekend gemaakt de heerlijkheid dier verborgenheid. Ook zij, die krachtens geboorte uit de heidenen vervreemd waren van het burgerschap Israëls en vreemdelingen van de verbonden der belofte, zouden worden opgenomen in het verbond der genade, opdat Hij Joden en heidenen beide in zichzelven tot eenen nieuwen mensch zou scheppen. In één lichaam zou Hij die beiden met God verzoenen door het kruis en alzoo aan beiden den toegang door éénen Geest tot den Vader ontsluiten.
Op de verschijning van Christus loopt de lichtende lijn des levens, de gouden draad der verkiezende genade onder het Oude Verbond uit. En daarom concentreert zich nu het wederbarende werk des Heeren op de schepping van het Gods volk, dat den Middelaar Gods en der menschen baren zal. Zoo komt uit een reeks van Semitische geslachten een Abram op en laat de Schrift ons zien, hoe door wonderlijke leidingen Gods dat volk geboren wordt. Van Sem uit loopt de lijn van onderscheidene Semitische grootvorsten in de genade naar Terah, Abrams vader in Ur der Chaldeeën om dan uit te loopen in Abram en Nahor, welker families in latere geslachten elkander weder zullen vinden om samen in de opkomst van het volk des Heeren de zuiverheid van de genadelinie te handhaven. En om ons dan het wondere werken Gods van meetaf te laten zien, wordt terstond als er van Abrams huisvrouw sprake komt, gezegd: ,,En Sarai was onvruchtbaar, zij had geen kind". Genesis 11 : 30. Zoo worden wij er terstond op voorbereid, dat wij in de opkomst van het uitverkoren volk van doen hebben met een bijzonder werk des Heeren. Dat volk Gods heeft niet een natuurlijken, maar een bovennatuurlijken oorsprong. De onvruchtbare Sarai wekte geene verwachting op, dat een nageslacht aan Abram zou geboren worden. Zooals de apostel Paulus het ons voorstelt, was alle hope daarop afgesneden. De moeder in Sara was verstorven en Abraham zelve omtrent honderd jaren oud. Dus naar de natuur beschouwd, was het eene afgesneden zaak, zoodat hij tegen hope op hope geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken. Sarai's onvruchtbaarheid en Abram's ouderdom, zijn geloof in God, die de dooden levend maakt en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren, wordt in de Schrift in hooger licht gesteld als een bijzondere schakel in de Godsopenbaring, die ten doel heeft ons te leeren, hoe van meetaf de wederbaring van Gods volk is aangelegd op de even wondere geboorte van onzen Heere Jezus Christus. Zoo worden dus de onvruchtbare Abraham en Sarai, die geenerlei hope wekken konden op de geboorte van een talrijk nageslacht en nog minder van een volk, aan de spits gesteld, opdat het van meetaf blijken zal, dat wij in de opkomst van Israël van doen hebben met eene bijzondere daad Gods, met een wonder van genade, waardoor het volk Gods wordt verwekt, dat Immanuël zal voortbrengen, die ook zelve door eene bijzondere werking des Heiligen Geestes vleesch en bloed aanneemt uit de maagd Maria en wordt geboren niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil des mans, maar uit God den Heiligen Geest, die over Maria zal komen, gelijk de Moeder des Heeren door de kracht des Allerhoogsten werd overschaduwd.
Op dit groote heilsfeit, dat de apostel noemt: „de verborgenheid, die groot is, God geopenbaard in het vleesch", ziet reeds als profetische voorafschaduwing de wonderbare geboorte van Abrahams geslacht en daarmede van het oude volk Gods. Zoo is er dus eene met de verkiezing samenhangende wondere werking der genade, waardoor het volk Gods gebaard wordt, opkomt uit bijzondere daden des Geestes, die niet uit den natuurlijken samenhang der dingen kunnen worden verklaard. De Heere stelt ons deze ook niet als natuurlijke, maar als wonderwerken voor, die Hij doet en waarin het door Hemzelven in Gods kinderen verwekte levende geloof eene functie vervult. Zoo gaat Abram uit zijn land en scheidt hij ook van zijne maagschap op bevel Gods. Hij wordt uit de windselen, waarin om zoo te zeggen het menschelijke leven van nature gewikkeld ligt, door den Heere losgemaakt. Abram moest uit zijn land gaan, uit zijne maagschap, uit zijns vaders huis. Zoo wordt hij uit alle natuurlijke verhoudingen en betrekkingen, ook zelfs uit de nauwste banden des bloeds losgemaakt. Van nature kwam Abram daartoe niet, doch de Heere roept hem er uit, maakt er hem uit los, zoodat hij geheel afgezonderd wordt, opdat hij den Heere geheiligd en toegewijd worden zal. En met die roeping uit alle natuurlijke levensbanden gaat nu de belofte Gods gepaard: Hij zal tot een groot volk gemaakt worden en ook zal zijn naam en zijn roem groot zijn als geen ander. Hij zal een uitgezocht voorwerp van Gods beschermende liefde zijn, want die hem zegenen, zal de Heere zegenen en die hem vloeken, zal de Heere vloeken. Zoo verschijnt Abram als de uitverkoren vertegenwoordiger van het volk Gods, waaruit Hij zal opkomen, in Wien alle volken gezegend worden.
Zoo wordt het dus in Gods Woord ons verklaard, dat er in die roeping Abrams, met zijne onvruchtbare vrouw eene wederbarende werking van Gods Heiligen Geest in de menschheidsgeschiedenis openbaar wordt, waardoor de Heere Zich op wonderbare wijze een volk schept, dat zich niet slechts door zijnen oorsprong, maar ook door zijn geestelijke gaven en zijn geestelijk leven onderscheidt van alle volken der wereld, of zij dan uit Sem of uit een zijner broederen geboren zijn. De linie van Sem loopt op Abrahams geslacht uit. En de zuiverheid dier linie in Abrams nageslacht wordt gehandhaafd, als later Rebekka, dochter Bethuels, zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, den broeder van Abram, aan Izak, de wonderlijk geboren zoon van Sarai en Abram, ter vrouwe worde gegeven. En nog later wordt wederom de reinheid van het geslacht gehandhaafd, als een Jacob uitreist en Laban, den zoon van Nahor ontmoet en de zoon van Rebekka een Rachel ten huwelijk ontvangt. Laban kon inderdaad zeggen: „Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vleesch." Zoo is er dus van Abraham uit over zijn zoon en over zijne kleinzonen een wrochten des Heiligen Geestes op te merken, waardoor de Heere Zich de kiemen schept, waaruit in den loop der tijden het volk zal opkomen. En in die baring des volks wordt tevens de verkiezing Gods openbaar. Aan Abram schenkt Hij de belofte en in onderscheiding van alle anderen uit Sems geslacht, wordt hij alleen uitgeleid en worden alleen uit het nakroost van zijn broeder Nahor voor Abrahams zoon en kleinzoon de vrouwen verkoren, die de patriarchen zullen voortbrengen.
Zoo laat de Heere ons zien, hoe Hij Zich op wondere wijze het volk heeft geroepen en hoe in die opkomst van dat volk de verkiezende daad openbaar wordt. En heel dat proces doelt op de verschijning van de goedertierenheid van God onzen Zaligmaker, van Zijne liefde tot de menschen, opdat Hij dien Middelaar genereeren zal, in Wien als in den eerstgeborene uit de dooden Zijne uitverkoren Kerk de gerechtigheid en het leven zal deelachtig worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van de wedergeboorte. XX

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's