Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee geschriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee geschriften

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij leven in een tijd van zeer groote verwarring, die zich in het leven van vrijwel alle Westersche volken openbaart. Dientengevolge is het dikwijls zeer moeilijk zich eene juiste voorstelling te vormen van de eigenaardige toestanden, die elders ontstaan zijn. Zoo leest en hoort men allerlei berichten en beschouwingen over het kerkelijk vraagstuk, gelijk zich dit in Duitschland ontwikkelt. Het spreekt vanzelf, dat zij, die aan den tegenwoordigen regeeringsvorm, het zoogenaamde Hitlersche regiem, vijandig zijn, ook den staf breken over de onder dit regeeringssysteem zich ontwikkelende kerkelijke toestanden. Anderen weer, die sympathie koesteren voor dit derde Rijk, en van meening zijn, dat door Hitler's optreden Duitschland niet alleen, maar heel Europa voor den val in het communisme behoed werd, denken over de nieuwe ontwikkeling, ook van het kerkelijk vragstuk, veel gunstiger. Het komt mij voor, dat wij Nederlanders, ik heb daar ook reeds in de kwestie van Prof. Barth op gewezen, eigenlijk veel te weinig afweten, van wat er in Duitschland eigenlijk gaande is, dan dat wij in staat zijn zouden er een gegrond oordeel over te vellen. Het is daarom van belang, dat wij eerst beter ingelicht worden. Wij lezen natuurlijk allen, dikwijls niet zonder ergernis, wat er in onze groote bladen uit Duitschland verluidt. In het algemeen krijgt men wel den indruk, dat er in den Nationaal-Socialistischen Staat nog heel wat, dikwijls ernstige schommelingen door het kerkelijk leven gaan, die uitwijzen, dat het juiste evenwicht tusschen Kerk en Staat in Duitschland nog niet bereikt is. T e verwonderen behoeft dit niet, gezien het groote verschil tusschen het verleden en het heden op schier elk gebied en de betrekkelijk korte spanne tijds, waarin zich zeer diepgaande processen van verandering voltrokken hebben. Wij hopen, dat er eene gezonde en vreedzame verhouding zal worden tot stand gebracht tusschen Staat en Kerk. En wij gelooven, dat deze gevonden zal worden, zoodra de nieuwe Staat tot zichzelven komt en daarmede tot het inzicht, dat de Kerk haar eigen leven heeft en dus ook recht heeft dit te leven. Intusschen is het voor ons Nederlanders van belang een goed inzicht te verkrijgen in hetgeen er in Duitschland gebeurd is en gebeurt op dit gebied. Daarvoor kan nu van groot nut zijn een pas verschenen geschrift, dat tot titel heeft: De Duitsche kerkstrijd, door Dr. H. W. v. d. Vaart Smit. De auteur is blijkbaar goed op de hoogte van zijn onderwerp. En ik geloof, dat hij er wel in geslaagd is licht te laten opgaan over den kerkstrijd in Duitschland. Zijn doel wai „met hartelijke sympathie en met religieus en kerkelijk medeleven te bezien hoe het Christelijk geloof en de Christelijke Kerk in een bepaald, zeer bewogen land worstelt om eigen wezen te handhaven en tevens voor der nieuwen tijd een boodschap te brengen".
Het komt mij voor, dat de schrijver dit door hem verkoren doel heeft bereikt. Hij geeft eene objectieve beschrijving van hetgeen in Duitschland op kerkelijk gebied wordt gestreden. Wie inzicht wil verkrijgen in wat er bij onze Ooster-buren gaande is, kunnen wij de lezing van dit geschrift aanbevelen. Toch meen ik er opmerkzaam op te moeten maken, dat on het heden der Duitsche kerk te kunnen begrijpen, eene grondige kennis van het volk zelf uit religieus oogpunt gewenscht is. Wanneer de auteur nog eens er toe overgaat een breedere studie op dit gebied te publiceeren dan zal hij wel doen met den achtergrond van het heden ons klaar voor den geest te stellen. Veel van wat nu is en gebeurt, vindt zijn verklarig in de absolute ontaarding van het religieuse en kerkelijke leven in Duitschland onder den invloed der pantheïstische, idealistische wijsbegeerte, die er naar Hegels recept een doodende uitwerking heeft gehad. En wij hopen zeer, dat het Duitsche volk dit philosophische juk, dat trouwens ook zelfs het is een wondere speling der historie, nog Joodsch van afkomst is, moge afleggen om terug te keeren tot de paden der Vaderen. De opstanding van het Duitsche volk zal alleen daardoor eene opstanding kunnen zijn dat het de Reformatorische religieuse levenskracht weder tot openbaring brengt.
Het tweede geschrift, waarop wij hier gaarne de aandacht vestigen, is van de hand van Dr. J. van Lonkhuyzen en draagt tot titel: De Christelijke Staat en de geestelijke en zedelijke ontaarding onder ons volk. Dr. van Lonkhuyzen is niet slechts in Nederland, maar ook in Amerika goed bekend. Hij heeft, als ik mij wel herinner, voor jaren reeds getoond mede te leven in de kerkelijke vraagstukken en hij was daarbij niet alleen een belangstellend toeschouwer, maar ook een actieve deelnemer. Hij geeft ons een blik op de geestelijke en zedelijke volksontaarding, die zeker nog wel heel wat dieper is dan ons in dit geschrift wordt ontwikkeld. De vraag mag zelfs gesteld worden, hoezeer ook ons onderwijs-systeem, ondanks het feit, dat de Christelijke en maatschappelijke deugden nog steeds worden genoemd, mede schuldig is aan de zedelijke verwildering, die rondom ons valt waar te nemen. Zeer terecht wijst Dr. van Lonkhuyzen er op, dat de propaganda van slechte buitenlandsche litteratuur veel grooter afmeting aannam dan ons Christelijk volksdeel wel weet. En hij legt er ook nadruk op, dat er van regeeringswege veel meer behoorde gedaan te worden tot bestrijding van het kwaad. Nadruk legt hij vooral op de beloefte aan principieeler bestrijding door de strafwetgeving dan er thans hier te lande bestaat. En zoo komt hij er dan ook toe eene bespreking te wijden aan de taak van den Christelijken Staat. Ik zal hier niet nagaan, of zijn begrip van den Christelijken Staat wel geheel juist is omschreven, wanneer hij zegt: „Een Staat is dus Christelijk als de beginselen van het Christendom, d.i. de beginselen van de Heilige Schrift en bijzonder van het Evangelie werkelijk invloed op zijn aard en inrichting hebben gehad." (blz. 14). Het komt mij voor, dat met zulk eene definitie alle Staten, die in het Westen zijn opgekomen, daaronder gebracht kunnen worden, als er thans van dien invloed nauwlijks meer iets te speuren. Zelfs in ons land, waarvan de schrijver terecht opmerkt, dat er nog allerlei herinneringen zijn aan het verre verleden, is toch het Christelijk karakter van ons saatswezen goeddeels uitgesleten. De schrijver verloor bij zijne definitie uit het oog, dat er tusschen het cultuurbegrip en dat van den Staat een onderscheid is. Doch zeker is het juist, dat ook de Staat geroepen is Gods Woord en .Wet te betrachten, als richtsnoer te volgen bij hare wetgeving.
Zoo wijst Dr. van Lonkhuyzen op tal van onderwerpen, die samenhangen met de groote vragen van onzen tijd, met vragen ook, die met name in de kringen der Gereformeerden in het middelpunt der belangstelling staan. Vooral ook op politiek gebied is een en ander sinds jaar en dag aan de orde, waarvan hier blijkt, dat Dr. van Lonkhuyzen aan de zijde staat dergenen, die zich tegen de oud-liberale degeneratie, die in sommige antirevolutionaire kringen is doorgedrongen, met kracht verzet. Hij wil niets weten van de, ook onder antirevolutionairen gangbaar geworden meening, als zou de Staat met het geestelijk leven des volks zich niet hebben in te laten. Hij neemt positie voor de grondidee van art. 36 onzer belijdenis. Hij bestrijdt de houding door Mr. J. Donner als minister van Justitie inzake het strafrecht en de Gods-lastering en komt op tegen de verdediging daarvan door Prof. Anema van de Vrije Universiteit.
Wij bevelen gaarne dit geschrift ter lezing en ter overdenking aan, ook bij onze Mannenvereenigingen, die in dit geschrift, dat niet te groot en niet te geleerd is, een stof vinden voor studie. Zij kunnen er uit leeren, en welke richting ook onze politieke weg moet gaan, willen wij, Herv. Gereformeerden, niet afdwalen van de beginselen door het Gereformeerd Protestantisme in het algemeen, door het Calvinisme in het bijzonder verkondigd. Meer dan ooit is het thans eisch des tijds het oud-liberale pad, waarop wij nu dreigden af te dolen, te verlaten en terug te keeren tot de * Gods Woord gefundeerde leer der Vaderen, dat de overheid om der zonde wil ingesteld, de roeping heeft de eischen van Gods Woord en Wet ook zelve in hare wetgeving als hoogste, als goddelijke normen te erkennen en in toepassing te brengen.
Het geschrift van Dr. v. d. Vaart Smit over den Duitschen Kerkstrijd en dat van Dr. van Lonkhuyzen over Den Christelijken Staat, wenschen wij dus vele lezers toe ook in onze Herv. Gereformeerde kringen, daar zij over twee belangrijke met elkander samenhangende vraagstukken dezes tijds een leerstof bieden, welker kennis van belang is voor de ontwikkeling van ons Herv. Gereformeerde volk in dezen tijd. Zij kunnen stemmen tot nadenken en leeren verstaan, dat voorzichtigheid in oordeelen en getrouwheid aan den eisch van Gods Woord altijd, maar vooral nu ons noodig zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Twee geschriften

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's