Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte. XXXIV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte. XXXIV

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1 : 17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

Het koningschap van Saul vormt voor Israëls volksbestaan een overgang uit de periode van onzekerheid, die de dagen der Richteren kenmerkt, naar eene consolidatie der regeering onder het Davidisch huis. Ook voor de geestelijke ontplooiing, voor de opklaring van het volksbewustzijn, voor de roeping des volks in de volbrenging van het raadsplan der genade, heeft deze politieke geschiedenis groote beteekenis gehad. In Saul's leven zijn er wel tijden, waarin hij de profetische belichting onderging, zoodat hij in des Heeren naam en dienst zich met kracht stelde tegen de invloeden, die er van de heidenen op Israël uitgingen, maar het priesterlijk ideaal bleef hem vreemd. Waarzeggers en guichelaars onderdrukte hij, doch de priesterlijke eeredienst boezemde hem weinig eerbied in. Tusschen Saul en Samuël gaapte eene klove, want Saul voelde niet voor een streven naar verdieping van het religieuse leven, noch ook voor verrijking en volmaking van den eeredienst. En juist Samuël was de man, die deze idealen voor het volk vertolkte. Zoo ging er dus eene geestelijke worsteling door de volksziel, die in deze beide mannen hare belichaming vond. In dezen geestelijken strijd is de openbaring van de werking des Geestes, van de wederbarende krachten, die Hij in het volksleven deed uitgaan, opdat Israël steeds meer en beter zou worden voorbereid om zijne functie in de komst van het Godsrijk te volbrengen. Het volk werd daardoor voor zijne Messiaansche bestemming rijp gemaakt.
Saul was in de vervulling van zijn koninklijk ambt te kort geschoten. Hij mocht al in den beginne eenig besef getoond hebben van den geest der profetie, tot hare volheid drong hij niet door. En ook de priesterlijke waardigheid vond bij hem niet de waardeering, die zij behoefde, zoodat, daar deze beide ambten in de koninklijke heerlijkheid als culmineeren moesten, hij niet bij machte was de Messiaansche idealen te dragen voor het volksbewustzijn. Daarom kon het koningschap door Saul niet tot zijne volkomene geestelijke ontplooiing komen. Daarvoor was een geheel andere historische figuur noodig en heeft de Heere ook door Zijne verkiezende daden den man verwekt, die meer dan eenig ander de gaven deelachtig was om de eeuwen door voor het volk de drager te worden en te blijven van de Messiaansche verwachting. Dat ideaal werd sinds vastgelegd niet slechts aan eene persoon, maar aan gansch zijn geslacht, dat als het uitverkoren geslacht niet slechts den komenden Messias profetisch zal afschaduwen, maar ook naar Gods belofte Hem zal baren.
Saul's regeering ging onder in donkere nevelen. Zijne laatste jaren vertoonen het beeld van hooghartigheid, van ontembare trots, van den man, wiens zieleleven de harmonie mist, die uit de ware vreeze Gods geboren wordt. Daarom verschijnt hij in de geschiedenis als een geweldenaar, die door het ongeluk en den tegenspoed wordt vervolgd, als een rusteloos mensch, die, omdat het geloof hem ontbreekt, rust zoekt in den dood. Hij vervreemdde ook de getrouwste vrienden van zich, stond als een eenzame te midden van een volk, dat hem niet meer begeerde en waarop hij dus ook geen leidenden invloed meer oefende. Zoo maakte hij zelf ruimte voor den opvolger, dien hij als een mededinger haatte en schiep hij voor David de gelegenheid, om zich in zijne volle waarde en waardigheid aan het volk voor te stellen. David heeft èn door zijne heroïsche persoonlijkheid èn door zijne daden, door zijn profetisch-priesterlijk verschijnen, het koninklijk ambt eene glorie bijgezet, die het volk van Israël niet meer heeft kunnen vergeten. Alle eeuwen van Israëls volksbestaan was David de boeiende figuur, zijne glorie het ideaal, dat het volk bekoorde en waarmede het alle zijne toekomstverwachtingen in verband bracht. Hij heeft op het volksbewustzijn zulk een diepen indruk gemaakt, dat deze de eeuwen door niet kon worden uitgewischt. Het feit, dat David uit Bethlehem stamde, is op zichzelf reeds van belang geweest, omdat hem daardoor de eerbied voor het priesterlijke ambt als aangeboren was. Van ouds was er tusschen Bethlehem en de Levitische familiën eene nauwe betrekking, zooals blijkt uit Richteren 17 en 19. De geschiedenis teekent ons dan ook de figuur van David als een man, die den Heere vreest en wiens streven was de Levitische-profetische beweging onder het volk te steunen en te sterken. Daarom verschijnt hij als de begunstiger van priesters en profeten beide. In zijn leger kwamen profeten en priesterzonen, die den Ephod droegen. En toen hij over het gansche land den skepter zwaaide, vestigde hij met het politieke centrum ook het middelpunt van den eeredienst en werd de stad Davids voor alle komende eeuwen beheerscheres van Israëls godsdienstig leven. De volkseenheid bevestigde hij en het heiligdom, dat in het middelpunt des rijks werd opgericht, werd alzoo een middel om het religieuse volksbewustzijn tot grooter klaarheid te brengen.
Davids regeering was de voor- en toebereiding tot een ontwikkelingsgang, die in Salomo's levenswerk zijn hoogtepunt bereikte met de stichting des tempels, die voor de toekomende eeuwen voor Israël het centrale moment was in de volksreligie. Daarmede was de nationale bloei, de glorie van Israëls volksbestaan tot zijn hoogtepunt opgevoerd en verkreeg Israëls Gods-vereering eene internationale beteekenis. Doch ook in dezen tijd, hoe glorierijk hij ook moge verschijnen, gaat toch door de volksziel de worsteling van Gods Heiligen Geest met de vleeschelijke neiging opdat Hij de religie tot haar zuiverste ontplooiing zou brengen. Niet slechts zien we in Davids dagen daarvan reeds de sporen, wanneer de koning zelve door den profeet wordt berispt om zijn levensdaden, die strijden met het profetisch en priesterlijk zedelijk ideaal, maar vooral in Salomo's optreden. Salomo verschijnt als een oud-Aziatisch heerscher, die maar al te veel leefde en regeerde naar hetgeen de heidenen van hunne koningen wenschten en hij toonde zich bereid ook door zijn uitwendig optreden hen te behagen, die de cultuur-idealen der heidenen nastreefden. In zijn hoofdstad, die de stad moest zijn van den Heere, den Bondsgod Israëls, liet hij ook de godsdiensten der volkeren toe, ook al kan anderzijds niet worden ontkend, dat des ondanks zijne regeering den eeredienst van den waren God tot ongekende heerlijkheid opvoerde. Zoo kwam door den innerlijken opbloei van het religieus-politieke leven de idee van den theocratischen staat tot een ongekende hooge ontwikkeling.
Het koningschap is, nadat het onder David en Salomo zijne hooge en eerbiedwaardige plaats in het volksleven verkregen had, van de grootste beteekenis geworden voor het volksleven ook uit godsdienstig oogpunt. Het bleek voor de oogen der heidenen, dat Jahve, de Heere, de Bondsgod Israëls, de God was, die de wereld beheerscht en daarmede waren tegenover de Kanaanietische volken Israëls godsdienst en zede tot overwinning gebracht. Al wat met de Kanaanietische stammen, die Israël in het land gevonden had, saamhing, werd nu onrein en minderwaardig en verwerpelijk. De Heere, die op den Zion troonde, ging in heerlijkheid alles te boven. Het bewustzijn der volkseenheid en de opwakende nationale trots gingen samen met den opbloei van het geloof in Jahve's majesteit en macht. Het godsdienstig leven kwam alzoo met de uitwendige schoonheid van den cultus tot grooten bloei. Doch zooals de historie ook van latere eeuwen, ook die van ons eigen volk, leerde, heeft de innerlijke levensverdieping, zooals die met name in de profetie wordt gepredikt, met de uiterlijke glorie geen gelijken tred gehouden. Integendeel, heeft de rijkdom en de glorie zich ook voor Israël in zijn bloeitijd gevaren van ontaarding en verwording medegebracht. De eenvoud der vaderen werd op den achtergrond gedrongen en de wereldgelijkvormigheid, waarin met name het Salomonische hof voorging, verleidde het volk tot een afwijken van achter den Heere. Hetzelfde verschijnsel, dat zich de eeuwen door bij den opbloei van volken voordeed, wordt ook bij Israël opgemerkt. De weelde- en genotzucht nam vooral in de steden groote afmetingen aan en de ongerechtigheid wekte den toorn des Almachtigen, wiens profeten de waarheid verkondigden te midden van de leugensprekers en misleiders der schare. De invloed van de heidensche religies nam toe, zoodat de Godsprofeten de oordeelen des Heeren aankondigden over dat „afhoereerend" volk. Uit de profetieën blijkt, hoe de sociale ongerechtigheid hand over hand toenam en ook in Israël de sociale vraagstukken soms het vreeselijk karakter aannamen van een goddeloos onrecht, waaraan armen en rijken zich overgaven. Zoo hooren wij de profeten klagen over de goddelooze toestanden, die in de heerschende klassen werden aangetroffen. En wij zien ook, hoe zich tegenover het Woord des Heeren en de vreeze Gods van de volkskern andere geestelijke bewegingen ontwikkelden, die op, wat wij zouden noemen, eene moderniseering van de massa het toelegden.
In Israël onder het koningschap voltrekt zich dus een geweldig geestelijk proces, dat de strekking heeft eene volkskern tot wèderbaring, tot een leven in overeenstemming met den waren zin der Mozaische religie te brengen. Tot die uitverkoren kern behoorden de getrouwe profeten, die de Heere gezonden heeft, opdat zij nacht en dag, vroeg op zijnde, zouden arbeiden aan den geestelijken opbouw der ware Kerk. Tot die uitverkoren kern behoorden ook de priesters, die den Heere vreesden en waarvan de psalmdichter zong, dat de Heere hare priesters met heil bekleeden zal. Maar tot die kern behoorde ook de kleine groep der God vreezenden, die tegenover de groote menigte, evenals heden ten dage onder de Christenvolken, slechts een kleine kudde beteekenden, die was overgeleverd in de handen der geweldhebbers dezer eeuw. Die uitverkoren kern werd maar al te zeer een lijdend volk, omdat het in onderscheiding van de wereld, waarin het verkeerde, Gods oordeelen diep gevoelde. Die kern kwam onder Gods recht, zoodat een Jesaja klagen moest, dat hij een man was onrein van lippen te midden van een onrein volk. Zoo worstelde Gods Geest in dat Israël onder zijne koningen om Zich een uitverkoren volk te roepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. En dat volk hoorde en geloofde de belofte Gods, die sprak van een Davids Spruite, die komen zou. Het aanschouwde Hem in Zijn profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt, zooals het profeten, priesters en koningen als van God verwekte mannen leerde zien in het eeuwig licht. Dat worstelend, lijdend volk, dat de kern was in Israëls leven, was op zichzelf eene profetie van Hem, dien het zou voortbrengen in de volheid des tijds en waarvan het op grond van eigen levenservaring leerde belijden:,, Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg, doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de wedergeboorte. XXXIV

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's