Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte. XLII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte. XLII

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1 : 17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des Iichaams, namelijk der gemeente, Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

Van den beginne in het paradijs, nog voordat de 'gevallen mensch daaruit verdreven werd, gaat reeds over de komende historische ontwikkeling een Messiaansch licht op, dat naarmate de eeuwen voortschrijden, in helderheid toeneemt. Lang voordat er van een koningschap sprake was, hoewel het in de Mozaïsche wetgeving gegrond lag, werd het met de Messiaansche verwachting verbonden, nam het daarin eene centrale plaats in. En wij zagen, hoe de stervende Jacob in den zegen over zijne zonen op den stam van Juda wees als op den leeuw, als op den tot heerschappij voorbestemden stam. Van Juda zal de skepter niet wijken, noch de wetgever van tusschen zijne voeten. Juda zou de leiding toekomen, die slechts dan eerst eindigen zou, wanneer „Siloh komt". Aan de heerschende positie van Juda was een grens gesteld met de komt van Siloh en aan dezen Siloh zouden de volken gehoorzamen. Hij zou dus een internationale machthebber zijn, wiens skepter zich uitstrekte ver over de grenzen van Israël. De invloed van dit profetisch woord, door Jacob gesproken als voor de poort der eeuwigheid, wierp een eeuwig licht over de komende historische ontwikkeling van Israël. En het ligt voor de hand, dat met het ontstaan van het koningschap en vooral met het glorierijke optreden van een man als David, op hem dit profetische licht in bijzondere klaarheid viel. De koning zelve is door deze profetische, door Gods Geest gewekte idee diep geroerd geweest. De geschiedenis van David leert, hoe hij zelve diep doordrongen is geweest van de zekerheid der genade Gods, die aan hem en zijn geslacht zou bevestigd worden. Zoo zien wij dan ook telkens in Davids geschiedenis de beschouwing, die Ethan, de Ezrahiet, daaraan gewijd heeft in Psalm 89. In het licht der profetie stelt hij ons David
voor als den van God verkorene, den „gevonden" knecht Gods, gezalfd met de heilige olie. Met dezen zal Gods hand vast blijven en Gods arm zal hem versterken. En David zelve wordt voorgesteld als zich daarvan bewust, want hij zal God noemen: „mijn Vader, mijn God, mijn rotssteen". David zal als de eerstgeborene gelden en God zal hem stellen „ten hoogste over de koningen der aarde". Daar verschijnt hij dus als eene internationale, allen overheerschende figuur. Gods verbond met dezen David zal vast blijven. En dat verbond zal zich van hem uit doorzetten over zijn geslacht. Zijn geslacht wordt in hem door God gedacht. „Ik zal zijn zaad", zoo luidt het „in eeuwigheid zetten en zijn troon als de dagen der hemelen". Ja, zelfs de zonde van dat geslacht, zou dat verbond van de zijde des Heeren niet breken. Zijne getrouwheid zou niet feilen. Davids geslacht wordt een toekomst ontsloten tot in verre eeuwen, zijn troon wordt vergeleken met de zon. Zoo gaat dus profetisch David eene ononderbroken heerschappij tegemoet, waarover de zegen des Almachtigen een wonderbare grootheid brengen zal. En zoodra er dan ook sprake komt van den tempelbouw, die aan David wordt ontzegd, dan verschijnt Nathan om aan David te verzekeren: „Ik zal zijn koninkrijk bevestigen, want de Heere zal zijnen zoon Salomo tot een vader zijn, zooals Salomo den Heere tot een zoon zal zijn. Zijn huis zal bestendig zijn, Davids koninkrijk tot in eeuwigheid. En als dan David voor des Heeren aangezicht is ingegaan en met zijn God worstelt om die belofte, dan leert hij zichzelven kennen als een met het gansche volk en dat volk als van God eeuwiglijk verkoren, dus tot een eeuwig volk gesteld en zoo smeekt hij om den zegen Gods over zijn huis, opdat de beloften des verbonds nu ook zullen worden verzegeld. En in nog veel klaarder licht komt deze innerlijke visie van David uit in zijne laatste woorden, 2 Samuël 23. waar hij zegt: „De God Israëls, de Rotssteen Israëls heeft tot mij gesproken: Er zal een Heerscher zijn over de menschen, een Rechtvaardige, een Heerscher in de vreeze Gods". Die toekomst brengt hij in verband met het eeuwig verbond, dat blijft, ook als zijn huis ontrouw worden zou.
De verkiezing van Israël, dat de Zoon Gods wordt genoemd, culmineert in den koning als den vertegenwoordiger des volks, zoodat hij als de Zoon Gods verschijnt. De heilige roeping des volks bereikt haar hoogtepunt in het koninklijk huis. Zoo krijgt dit Davids huis eene beteekenis voor Israël als het uitverkoren volk van God, van den eenigen Koning Israëls en wordt de idee van het zoonschap Gods in de Messiaansche verwachting ingedragen en treedt deze waardeering van het Davidisch Koningschap in geestelijk licht en in betrekking met het komende Godsrijk. Zoo is er dus eene steeds voortgaande ontplooiing van de Messiaansche verwachting, waaraan allerlei trekken worden toegevoegd, die het aardsche koningschap in een geestelijk licht stellen. En het is daaruit dan ook te verklaren, dat het volk in latere eeuwen op Davids koningschap terugzag niet alleen met bijzonderen eerbied, maar ook als op een ideaal, dat de heerlijkheid aangaf, waarnaar het volk dorstte en steeds meer dorsten ging, zoodra de eeuwen van glorie hadden plaats gemaakt voor de dagen van verval en inzinking. Als Israël zich verdrukt gevoelde, dat trad in dien druk des te machtiger en schooner de hope op eene toekomst op den voorgrond, die in tegenstelling met het donkere heden eene toekomst verwachting afmaalde, welker heerlijkste trekken aan Davids heerschappij waren ontleend. De zoogenaamde Koningspsalmen teeken ons dien Koning in Zijne majesteit als overwinnaar, als die heerscht, als die op bijzondere wijze het leven deelachtig is, als Gods eigen Zoon. Denk slechts aan Psalm 2, waar God zegt: ,,Ik heb mijn Koning gezalfd over Zion, den berg mijner heiligheid". En deze Koning wordt ook daar uit de windselen van het nationale losgemaakt en in internationaal licht voorgesteld, want de Heere zal hem de heidenen geven tot zijn erfdeel. En diezelfde Koning wordt ook de Zoon genoemd. En niet anders is het in den 20en en den 21 en Psalm. Het volk bidt voor zijn Koning. Het is zeker van de verlossende daden Gods, maar ziet nu ook dien Koniig in een goddelijken glans, zoodat als het gesmeekt heeft: „O Heere! behoud", er onmiddellijk aan toegevoegd wordt: „die Koning verhoore ons ten dage van ons roepen". En zoo ook in den 21en Psalm, waar de Koning het leven van den Heere begeerd heeft en ook ontvangt en tot zegening gezet wordt tot in eeuwigheid. Bijzonder schoon komt dat ook uit in den 45en Psalm, waarin met den Koning diep geestelijke eigenschappen worden verbonden en dus het koningschap zelf mede wordt opgeheven boven zijne politieke beperktheid in een eeuwig licht. Tot zijne wapenen behoort niet slechts het zwaard, maar hij zal ook rijden voorspoediglijk in zijne heerlijkheid op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid. En ook daar verschijnt hij in een eeuwig licht, want zijn troon is Gods troon. „Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de skepter uws Koninkrijks is een skepter der rechtvaardigheid." En zoo worden allerlei schoone zedelijke trekken aan het beeld des Konings toegevoegd. Gerechtigheid heeft hij lief, goddeloosheid haat hij. En ook dat laat den Koning op bijzondere wijze als Zoon Gods zien, zoodat de dichter jubelt: „Daarom heeft u, o God! uw God gezalfd met vreugdeolie boven uwe medegenooten." En ook in Psalm 110 treedt die verheffing in goddelijk licht voor het volksbewustzijn. En dit al wordt met David in betrekking gebracht, want Hij is de groote allen overschaduwende heerscher, die uit Juda opgekomen als een leeuw, zijne stem doet hooren door alle latere eeuwen heen. De Messiaansche verwachting krijgt alzoo in Israëls volksbestaan een rein Davidisch karakter. En hoezeer dit koningschap ook in politieken zin werd gewaardeerd, de geestelijke trekken vermeerderen in dat beeld, zoodat het rijp werd om eene geestelijke heerschapij te symboliseeren. En alzoo verschijnt dan ook die Messiaansche verwachting tot in Jezus' dagen zelf als een onklaar mengsel van politieke en geestelijke idealen, zoodat de Heere Jezus zelve zijnen discipelen moet onderwijzen. Zoo vroegen de discipelen: „Heere! zult gij in dezen tijd aan Israël het koninkrijk weder oprichten?" En daarbij dachten zij aan een politieke aardsche macht, die overeenkomst vertoonen zou met Davids internationaal koningschap te midden der volken. En Hij zelve legt er nadruk op, dat zijn Koninkrijk niet is van deze wereld, dat het geen politieke, maar eene geestelijke heerschappij zal zijn, want Hij is gekomen om der waarheid getuigenis te geven. En dat alles is in beginsel gegeven in de Oud-Testamentische verwachting, die Gods Heilige Geest wekte in de ziel van het uitverkoren volk, zoodat het met het Davidisch koningschap geestelijke idealen verbond, die zeer diepe perspectieven openden in de komst van het Godsrijk en in het wezen van den komenden Koning, wiens heerschappij zich zou uitbreiden tot aan de einden der aarde. Dit rijk is van andere orde dan Davids politieke macht, ook in zichzelf zal het een eeuwig geestelijk licht dragen en eene eeuwige eindbestemming hebben, die de vervulling zal brengen van de gansche profetie. Zoo heeft een Zacharias het aanschouwd en in zijn lofzang bezongen: „Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht en verlossing teweeg gebracht Zijnen volke en heeft een hoorn der zaligheid opgericht in het huis van David, zijnen knecht." En dat alles was gesproken door den mond zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn. Die gansche profetische werkzaamheid doelde op het geestelijk, eeuwig Koninkrijk, want Hij zal verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods om onze voeten te richten op den weg des vredes.
Zoo blijkt dus God de Heilige Geest in den loop der eeuwen van het paradijs tot aan Christus' verschijning wederbarend te hebben gewerkt, zoodat er in Israël een volkskern werd in stand gehouden, die, hoe benard ook de tijden mochten worden, het oog des geloofs open had voor de Messiaansche belofte. Door het geloof zagen zij uit naar de verwerkelijking van de toezegging Gods, zooals hunne hope zich strekte naar de vervulling hunner geestelijke nooden en behoeften. Zoo genereerde Gods Geest in het levende volk zelf een geestelijke visie, waarin het leefde en waardoor dat volk zelf voorbestemd zich weet om uit zijn eigen midden dien nieuwen anderen Davidszoon te baren, waarin het zelf ook zijne waarachtige bestemming zal bereiken. Israël neemt alzoo een geheel eenige plaats in onder de volkeren der wereld. Zooals het eenerzijds niet slechts van zijne verkiezing bewust is en dit wonder van genade misbruikt heeft tot verheerlijking des vleesches, zoo heeft het anderzijds juist daarom ook zoo machtig de vijandschap in de wereld der volkeren opgewekt, zoodat het in onderscheiding van alle anderen een lijdend volk is, verstrooid over de gansche aarde, als vreemdelingen geduld, soms ontzien, meest gehaat. Dat is het na de ballingschap reeds vroeg geworden, zooals het dit in de ballingschap reeds aan den lijve ondervond. Zoo werd de volkskern, het ware Israël, een lijdend volk en werd ook dat lijden een trek in het Messias' beeld, waardoor de Davidszoon, de Koning Israëls, als met de doornenkroon werd gekroond. Alzoo baarde Gods Geest in Israël de levenskiem, die het uitgangspunt werd voor het Godsrijk onder het koningschap van Hem, dien Gods Kerk thans roemt als den getrouwen Getuige, den eerstgeborene uit de dooden en den Overste van de koningen der aarde.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 november 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de wedergeboorte. XLII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 november 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's