Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest II

18 minuten leestijd

2 Cor. 8 : 9 . Want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden.

Zoo is de Zone Gods verschenen in het vleesch, geworden uit eene vrouw, onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet zijn, verlossen zoude. Arm geworden om uwentwil. Heeft de Geest des Heeren Hem alzoo aan u bekend gemaakt? Ook voor mij! Ook van deze waarheid geldt: niemand kan iets aannemen, tenzij het hem van boven gegeven worde. Wie steelt is een dief. Die loopen er zeer velen rond. Maar evenzeer is het waar: W i e verwerpt, wat Hij laat aanbieden, zal niet onschuldig zijn. Zoowel dieven als verachters van het heil in Christus zullen schuldig zijn verklaard.
Om uwentwil... Ook voor mij. Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord!
Wie zijn ze en wie blijven ze? Onbeduidende schepselen. Als ons gansche geslacht was uitgeroeid, zou er geen gebrek in Gods zaligheid zijn gekomen. Wij worden slechts voor een oogenblik gezien in dit ondermaansche. W e zijn onbeduidend en opstandig. Wij hebben gezondigd benevens onze vaderen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar onzen weg. Wij hadden onze schennige vuist opgeheven tegen onzen Maker. En nu schenkt die God zulk een Gave! O, dat Hij om hunnentwille Zijn Eenige gaf! Hoe zullen wij dit wonder ooit vatten? Ik bemerk, gij wilt disputeeren met Paulus die zeide: Mij, den voornaamste der zondaren, is barmhartigheid geschied... Die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft overgegeven. Zie, ik had Hem gevloekt, gelasterd, benevens Zijnen Vader en den Geest, waarmee Hij is gezalfd. En toch om mijnentwille arm geworden. O, zoete Immanuël, wildet Gij arm worden voor een, die niet waard was U te bezitten en U ook niet begeerde. Wildet Gij voor zulk een laag schepsel als ik ben zoo diep afdalen om mij op te halen uit de kaken der hel? Ja, ik zou zijn bloed vergoten hebben, indien het in mijn macht had gestaan. Ik ga staan naast die soldaten; ik ga zitten bij die zondaren en tollenaren. Hij zegt tot ons: Zie Mij in mijn smaad, armoede en hoon... in mijn God-verlatenheid om uwenwil. Wat zullen wij dan zeggen: Zoo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Hij is in gedaante gevonden als een mensch; hij heeft zichzelven vernederd tot den dood des kruises. Hij was een man van smarten, verzocht in krankheden.
Alles wat Hij was en deed... om uwentwil! Om uwentwil ook als Hij te middernacht uitging om te bidden... Als wij aan Hem gedenken in de nachtwake... vrucht van Zijn vroeg opstaan!
Zijn lijden, zijn hongeren, zijn dorsten, de benauwing van den vorst der duisternis... om uwentwil! Als Hij weende aan het graf van Lazarus; als Hij reed op het ezelsveulen, als Hij roept: het is volbracht... om uwentwil.
Maar wee degenen, die Sion benauwen. Die vroom willen zijn en inmiddels met de wereld heulen. Hij zal verschijnen tot ulieder vreugde, zij daarentegen zullen beschaamd worden.
Kunt ook gij zeggen: want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden daar Hij rijk was?
Dan werd Hij uw rijkdom in uwe armoede.
Opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden.
Op de vraag waartoe Hij arm werd, is dus het antwoord: opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden. Dit is een aantrekkelijk onderwerp. Zijn armoede bracht ons schatten aan, die ver boven goud en zilver gaan. Ik zal in het midden van u doen overblijven een arm en ellendig volk, die zullen op den naam des Heeren vertrouwen. Er zullen op heden wel lezers zijn, op wien het woord van Salomo van toepassing is: Daar is een die zichzelven rijk maakt en niet met al heeft; en een, die zich zeiven arm maakt en heeft veel goed. Maar de arme is beter dan een leugenachtige man. Velen zijn rijk en verrijkt en hebben geens dings gebrek, maar weten niet, dat zij arm, ellendig, blind, jammerlijk en naakt zijn.
Gelukkig, wanneer wij arm gemaakt zijn; arm van geest geworden want dan zal het ook in ons waarheid zijn geworden: de arme spreekt smeekingen.
Hij maakt rijk aan bezittingen. Bezittingen kostelijker dan juweelen en van grooter waarde dan goud en diamant. Alles is uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods. Het groote raderwerk der voorzienigheid heeft geen rad dat niet voor de Kerk draait. Hij verwerft gerechtigheid en heiligheid, leven en vrede. Rijk worden. Steeds rijker, naarmate het evangelie meer wordt toegepast aan ons hart. Voor het aardsche geldt de regel: als wij voedsel en kleeding en deksel hebben zullen wij daarmede vergenoegd zijn. Maarvoor de eeuwigheid en den tijd zijn de goederen des heils in Hem besloten en worden door Hem ook toegepast. Het zijn eeuwigdurende schatten, die de mot niet verteert en de roest niet verderft. De rijke man naar de wereld heeft een vergaarbak van schatten voor de aarde, maar Gods armen hebben een heilige fontein van genade en eeuwig leven. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Daarenboven is hun brood zeker en hun water gewis. O Egypte, gij waart rijk temidden van de omliggende landen, die door hongersnood werden geteisterd, en uwe schuren waren met koren gevuld, maar Israël in de woestijn dat niet met al had, was rijker, want het regende manna van den hemel en de rotssteen gaf water.
Rijk worden..... Rijk in God. De rijke dwaas kreeg te hooren: in dezen nacht zal men uwe ziel van u afeischen en hetgeen gij bereid hebt wiens zal het zijn? Alzoo is een iegelijk, die niet rijk is in God. Zalig, als wij met den dichter mogen zingen: in God is al mijn heil, mijn eer, mijn sterke rots, mijn tegenweer. Zelfs hetgeen zij niet gebruiken is toch het hunne, want daar staat geschreven: alles is uwe! Leven en dood, tegenwoordige en toekomende dingen! Als Jacob afscheid neemt van zijne kinderen en hen een erfzegen meegeeft uit het verbond, dan mag hij zijne voeten tezamen leggen op het bed en getuigen, ziende op dezen Middelaar: Op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere. Zijt gij, lezer, rijk in Hem? Arm en ellendig in uzelven, maar rijk in Hem? Armen heeft Hij met goederen vervuld, zoo zong Maria, maar rijken heeft Hij ledig weggezonden. Er zijn millionairs, die hun schatten bij verre na niet kunnen overzien, maar in hoeveel verhevener zin geldt dit van Gods aangenomen kinderen. Ook in ander opzicht zijn zij door Zijne armoede rijk geworden. Luister slechts.
Rijk in staat. Immers van slaven der zonde en uit den staat der schuldigen en veroordeelden ter dood, komen zij in den 'staat der vrijheid van de kinderen Gods. Hij opende door Zijne armoede den weg tot den troon, een versche en levende weg, de weg Zijns bloeds en gerechtigheid. De hitte van Gods gramschap is gebluscht. Zij worden aangenomen in den Geliefde en zijn tegelijk aangenaam in Hem. Dan is het waarlijk Kerstfeest, als het heil van Bethlehem is toegepast aan ons hart in den weg des rechts. Het is nu niet meer: na eer en staat" van God gehaat, maar „tot eer en staat" verheven van God bemind als aangenomen kind. In Hem zijn zij een erfdeel geworden.
Wie niet kent de smart der gescheidenheid van God, wie niet gestaan heeft voor de onoverbrugbare klove tusschen God en onze ziel, kan niet vermoeden zelfs wat dat herstel in Gods gunst beduidt, noch verstaan de rijke zieleweelde daarin geschonken.
Rijk in reputatie door Zijne armoede. Ze zijn wel aller afschrapsel en uitvaagsel naar de wereld, die Zijne armoede en versmaadheid als hun rijkdom kennen, maar Hij zal genade en eere geven. Niet langer worden ze met de misdadigers gerekend, maar ze zijn de heiligen der hooge plaatsen. Hij bekleedde de Zijnen met eere, door zelf te schande te worden. Dat vernedert Gods kinderen zoo diep. Hun reputatie, hun adeldom, is duur betaald. Zoo verheerlijk dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn. Ja, dan kan het gebeuren, dat de dochter Sions zegt tot de Filistijnen: De jonkvrouw Sions veracht u, zij schudt he hoofd over u. Maar genade gaat vóór de eere en de eere roemt alleen in genade. Wij steken het hoofd omhoog. Door U alléén om het eeuwig welbehagen. Hunne namen staan in de rollen des hemels opgeteekend en zij zullen ervaren, dat de Heere hen zeer hoog schat in Zijnen Zoon, als Zijn arbeidsloon. Laat de wereld dan maar smaden, zeggen, dat we „ziekelijk" zijn, ons voor minderwaardig aanzien. Geen nood! Maar toch, wee degenen, die Gods gekenden aanranden. De Heere zal het zeker voor hen opnemen. Ze mogen vervreemden van degenen, aan wie ze verbonden waren, maar ze krijgen beter beter gezelschap.
Rijk in gemeenschap. Hij was slechts, hoewel uit Adams geslacht, aan zoo'n kleinen kring verwant. Zeker, hij heeft zijn wereldsche vrienden en vriendinnen verloren, maar dat zijn toch maar enkelen en niet bij God in tel. Maar nu hij geboren is in Sion en mag schrijven met zijne hand: „ik ben des Heeren", nu is hij ingelijfd in een groote familie. Nu is David en Jezaia en Johannes zijn metgezel geworden. Hij is gekomen tot de vergadering der volmaakt rechtvaardigen, tot het hemelsche Jeruzalem, hetwelk vrij is en hun aller Moeder. Boven alles mogen zij den rijkdom kennen van de gemeenschap met den levenden God en Vader onzes Heeren Jezus Christus. De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vreezen en Zijn verbond om hun die bekend te maken. Nu zijn zijne moeder, vader broeders en zusters, die daar doen den wil des Vaders, die in de hemelen is. Ze zijn ingelijfd in het groote Huisgezin Gods, dat zal deelen in Zijne gemeenschap. Ze zijn geworden Gods vreêen dischgenoot. Menige vader en moeder is bezorgd over de toekomst zijner kinderen en tracht ze zoo op te voeden, dat ze later — zoo drukt men het vaak uit — hun voeten niet onder eens andermans tafel behoeven te steken. De zorg daarvoor gaat vaak gepaard met een veronachtzamen van hun eeuwige belangen. Maar wanneer wij mogen weten, dat we ingelijfd zijn in deze familie — wij hebben eene kleine zuster — dan mogen ze aanzitten aan de ronde tafel, in tegenwoordigheid van dezen arm geworden Koning, die zegt: Eet, vrienden, drinkt! Ja, dan komen ze onder de beloften des Verbonds: ik heb nog nooit gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood. Ook de hondekens eten van de brokskens, die daar vallen van de tafel hunner heeren. Neen, het behoort niet tot de ware opvoeding, dat het opkomende geslacht zich in wereldsch gezelschap weet te gedragen als de wereld. Die theorie is uit den duivel. Omdat gij van de wereld niet zijt, daarom haat u de wereld, zoo leert ons Gods Woord. Daarom, houd moed. Ga uit buiten de legerplaats en draag de smaadheid van Christus.
O, een rijkdom van beloften des verbonds, een verbond, dat niet kan worden verbroken wordt hun vermaakt bij eede. Waarlijk, zegenende zal Ik u zegenen. De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens. Zoowel voorspoed als tegenspoed komt hem uit deze toezeggingen toe. Zijn slaapstede draagt het merk zijns Gods en zelfs des nachts mag zijn lied bij hem zijn. Nooit is hij gescheiden van het gezelschap, dat hij het meest bemind. Wie zal den - inventaris opmaken van hun rijkdom, verworven door en in de armoede van Jezus?
Ook zijn ze rijk in verwachting. O, we hebben een wissel, ja, vele pandbrieven in de beloften Gods, die in dezen Christus ja en amen zijn. Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. Zijn handteekening kan ik niet betwijfelen, Zijn Woord draagt het stempel der echtheid. Hij zal niet feilen in,Zijn trouw. Zoo wordt de eeuwige erfenis bewaard voor de erfgenamen en de erfgenamen voor de erfenis. Dat is ook een deel van hun schat, dat zij niet kunnen verloren gaan in der eeuwigheid; dat hunne namen zijn gegraveerd in de handpalmen des Zoons en des Vaders, terwijl de H. Geest bij hen zal blijven en in hen zijn. Nu zijn we nog minderjarig. Maar als zij straks den manlijken leeftijd hebben bereikt bij het sterven, dan zullen zij eeuwig niet kunnen, noch willen zondigen. De zaligheid zullen zij beërven, vermaakt bij Testament-als erflating der goddelijke liefde.
Hij is arm geworden, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden.
Indien Hij nu door Zijne armoede rijk maakt, wat zal Hij dan in Zijn rijkdom doen! Want nu is Hij niet arm meer. De Vader heeft Hem met eer en heerlijkheid gekroond.
We gedenken wel aan Zijn komst in het vleesch, maar bij het licht van Paschen en Pinksteren. Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde eenmaal gestorven en wat Hij leeft, leeft Hij Gode. Als Hij mij door Zijne armoede redt, wat zal Hij dan van mij maken door Zijn rijkdom? Rijkdom en eere is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid, Ik doe mijne liefhebbers beërven wat bestendig is en Ik zal hunne schatkameren vervullen.
Zijt gij nu zulk een bankroetier? Of, zijt ge als de rasechte Farizeër? Wilt gij uw wandel ten voorbeeld stellen aan armen en ellendigen, die uwe braafheid verachten, omdat zij er goddeloosheid van de vuilste soort in zien en gevoelen voor God? Of wel leeft ge maar voort met de belijdenis der lippen, dat ge arm zijt zonder nood der ziel te kennen? Geestelijk armen zijn geen armen van geest.
Hoevelen zullen in hun gewaanden rijkdom omkomen. Veler rijkdom doet denken aan het kerstboomfeest, waar lichtjes branden in een gerooide spar en geschenken zijn aangebonden! Hooggestemde liederen worden gezongen en vijandschap tegen de genade beheerscht het hart. Zijlulsteren naar de radio en hooren Kerstversjes zingen en lichte kost is naar hun smaak, en de ware godzaligen haten zij en die door God zijn aangeraakt wordt gesmaad en beschimpt. Het zijn me de Christenen wel! Mijne ziel kome niet in hun verborgen raad. Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Maar zoovelen aIs~Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods genaamd te worden, namelijk, die in Zijnen naam gelooven. Indien wij dan leven door zijn dood, wat zal Zijn leven ons brengen.
Dit alles nu is genade. Staan wij hierbij ten slotte stil.
Want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus...
Zingen we niet gaarne: Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Genade, gij weet toch, wat genade is? Genade is gunst tegen verdienste. Wanneer Adam niet gezondigd had, zou hij onvalbaar zijn geworden en het eeuwige leven hebben ontvangen; een leven, waar de dood geen macht meer op had. Dat zou gunst geweest zijn kunt ge zeggen, want de Heere was niet verplicht hem aldus te beloonen. We weten wel, dat hier meer aan vast zit en die verhouding tusschen gehoorzaamheid en eeuwig leyen niet zoo onbestemd is als wel wordt geleerd, maar toch kan met goed recht worden gezegd, wat wij zooeven hebben opgemerkt. Het was gunst des Heeren hem aldus vast te zetten in zijn staat bij gehoorzaamheid. Maar ge kunt niet zeggen: bij gehoorzaamheid had Adam den dood verdiend. Dat ware ongerijmd en in strijd met de rechtvaardigheid Gods, zooals de Heere die heeft geopenbaard in Zijn Woord. Maar genade is gunst tegen verdienste, het omgekeerde toch van hetgeen de overtreder verdient. Den dood verdiend te hebben, en het leven te ontvangen, zie, dat is genade naar schriftuurlijke voorstelling. Wel is die genade verdiend en betaald door den Middelaar, zoodat ook bij betooning van genade het recht niet wordt geschonden. Toch blijft het voor den zondaar louter genade, het tegendeel van hetgeen hij zichzelf had waardig gemaakt. Uitvoering van het vonnis was verdiend, wegzinken in den eeuwigen dood en zie, genade bestijgt den rechtszetel en spreekt vrij van vonnis op grond van de verdiensten van Hem, -die rijk was, maar arm is geworden. Deze genade is verbonden met de zegeningen des hemels en der aarde. Deze genade is overvloedig en heerlijk krachtdadig en waarachtig.
Waarom wilde de Heere hen begenadigen? Lag de Heere onder verplichting? Neen, dan was de genade niet vrij, maar Hij heeft zich reeds in de roérlooze stilte der eeuwigheid verplicht om Zijns zelfs wille. In Zijn vrijmacht beschikte Hij dat genade zou zitten op den troon der gerechtigheid, die evenwel van recht en van gericht zijn vasten steun blijft ontleenen. Er was geen vooruitgezien geloof maar een door genade beschikt geloof. En nu wordt genade bewezen op het schavot! Zijt ge daar geweest? Dan zult ge ook alleen maar weten wat Paulus hier zegt: Want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus. Genade slaat den bodem in aan alle verdiensten. De liefde Gods heeft zich in genade verheerlijkt. Zoo is dan Christus een geschenk der genade. Ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den naam Zijner heiligheid vertrouwen.
De genade onzes Heeren Jezus Christus. Kent ge Hem als Heere? Hebt gij verstaan in de doorleving wat in Psalm 45, het kleine Hooglied, wordt gezegd: Dewijl Hij uw Heere is, zoo buig u voor Hem neder. Hebt gij het roer uit handen gegeven? Zijt gij Hem tot een eigendom gemaakt? Jezus, dat is Zaligmaker, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden! Zoo kondigde de engel Hem aan aan Maria. En Maria mocht het verstaan, toen zij zong: Mijne ziel maakt groot den Heere en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker. Hij is de Messias, de Christus, de Gezalfde en de Zijnen zijn die zalving deelachtig, opdat zij genaamd zouden worden een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, om te Verkondigen de deugden desgenen, die hen geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
Van die genade dragen de Corinthiërs kennis. Dit is de laatste gedachte van onzen text. Gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus.
Dit was geen natuurlijke kennis. Immers, die brengt geen heil. Het historisch geloof kan nooit zeggen: die om uwentwille is arm geworden. Dat de natuur zich toch nooit rechten aanmatige op Christus. Maar hier is die kennis waarvan Job gewaagde, gezeten op den aschhoop, toen de genade in zijn ziel daalde en hij uitriep: och, dat mijne woorden ingegrift werden in eene rots: want ik weet, mijn Verlosser leeft. Het is de kennis, waarvan ons wordt gesproken in Psalm 56: Dit weet ik, dat God met mij is. De kennis, waarvan Johannes schrijft: Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien gij gezonden hebt. Hier is dus sprake in de ziel van een kennisse des geloofs, die door de genade des Geestes is gewrocht in de ziel van Gods gunstgenooten. Een kennis, die het hart heiligt en het verstand verlicht. Hoe smaakt die spijze? Zij is zoet, ik weet het, want ik ik heb ze gegeten.
Rijke lessen worden ons hier geboden voor het godvruchtig gemoed. Want gij weet... Hierin is een motief om zich volkomen te verlaten op die genade in leven en in sterven. Zalig, wie diep ootmoedig mag leven uit dien rijkdom Zijner armoede. Den arme zal Hij met goederen vervullen.
Deze genade wekt op tot wederliefde. Simon Jona's zoon, hebt gij Mij lief? Als Hij nu eens zeide: ik zal dezen dag nemen tot staal uwer liefde, zoudt gij dan de opname aandurven? Geef genade om U te beminnen, U. Jezus Christus, Godes Zoon! Hem komt hun alles toe van dag tot dag. Paulus schreef over de milddadigheid in Macedonië jegens ( de arme heiligen in Jeruzalem. En hij wijst op Christus. Overal moet hij hem in betrekken.
Als hij aan zijn geestelijken zoon Timotheus schrijft over zijn gevaren en bezwaren, dan zegt hij: De Heere zal mij verlossen van alle boos werk en bewaren tot zijn hemelsch koninkrijk. Denwelke zij de heeriijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Waar is uw albasten flesch met kostelijken nardus? Hebt gij het woord Zijner lijdzaamheid bewaard? Dalende in eigen achting moet Christus toenemen. Als Hij verdient ons te hebben dan hebbe Hij ons ook geheel.
Het jaar spoedt ten einde. Nog slechts enkele dagen en het wordt bijgezet in het graf der eeuwen. Alleen door die genade zijn wij die wij zijn tot op dezen dag. Alleen die genade deed verzoening over al het onze en verheerlijkte Hem en het Zijne.
Zoo mag Gods kind ter ruste gaan ook op den laatsten dag des jaars en op die genade het hoofd neerleggen, wetende dat genade heerscht door dien Eene tot het eeuwige leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Kerstfeest II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 december 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's