Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen der Roomsch Katholieke Staatspartij XXX

Bekijk het origineel

De beginselen der Roomsch Katholieke Staatspartij XXX

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De revolutie heeft met ééne pennestreek bij art. 53 der Staatsregeling van 1798 ,,alle gilden, Corporatiën of Broederschappen van Neeringen, Ambachten of Fabrieken" afgeschaft, zooals we reeds opmerkten. Zij volgde daarin de Constituante, die in Maart 1791 aan ieder de vrijheid verleend had handel te drijven, kunst of beroep of ambacht uit te oefenen, naar dat ieder zou goedvinden. Wat men in Frankrijk de „corporaties" noemde, was daarmede afgeschaft. Uit den aard der zaak viel dit besluit niet onverwacht, want de derde stand had in Frankrijk reeds in 1614 vrijheid van arbeid gevraagd en in 1751 had Gournay, de leermeester van Turgot, reeds de leuze aangeheven: „laissez faire, laissez passer", het „laat maar waaien" als de hoogste economische wijsheid verkondigd. Daaruit blijkt onmiskenbaar, dat de wijze, waarop zich dit, om het dan maar met den meer modernen term te noemen, dit corporatie-wezen openbaarde, in de ontwikkeling van het sociale leven niet meer paste. Het werd een hinderpaal op den weg naar nieuwe levensvormen, die in de revolutie werd ontsloten. En het is zeer begrijpelijk, dat de ruwe wijze, waarop aan hetgeen eeuwen had noodig gehad om te worden, plotseling een einde werd gemaakt, in latere tijden, onder andere omstandigheden, niet bepaald als een zegen van wijsheid kon worden gewaardeerd. Van eene reformatie van het bestaande wist de revolutie niet, zij kende alleen maar omverwerping en eene abrupte breuk met het verleden. De revolutie mist het historisch gevoel, ieert naar haar wezen leven in een toekomstideaal, dat buiten het heden ligt. En daarom kan zij niet dringen tot de vraag, of er in het historisch gewordene geen elementen liggen van blijvende waarde. En daarom zij brak plotseling en gewelddadig de lijn der ontwikkeling en heeft daardoor ongetwijfeld schade toegebracht vooral aan die kringen der bevolking, die in corporatieve vereeniging een bescherming vinden kon tegen de gevaren, die uit den strijd om te bestaan opdoemden.
Men moet trouwens bij een historisch verschijnsel als de „corporatie" op het gebied van den arbeid is, niet uit het oog verliezen, dat zij zeer diep in de geschiedenis wortelt. Reeds de langdurige geschiedenis, die het corporatie-wezen heeft gehad, moet dringen tot de vraag, of dit verschijnsel wel tijdelijk van aard kan zijn, of het alleen past in een bepaalden vorm van cultuur, dan wel of het een algemeene waarde vertegenwoordigt, afgezien dan van bepaalde vormen, waarin het verschijnt. De hooge oudheid van het corporatie- wezen en de wijze, waarop het zich heeft ontwikkeld, geeft grond voor de overtuiging, dat we hier met een algemeen menschelijk verschijnsel van doen hebben, dat dus in alle tijden past. Het corporatie-wezen is niet alleen in het middeleeuwsche gildewezen opgetreden, want dan zou men kunnen meenen, dat het in de politieke en sociale structuur dier tijden alleen paste en dat het dus met die middeleeuwsche cultureele toestanden moest verdwijnen. Doch dit is niet zoo. Het corporatie-wezen is veel ouder, men kan het ontdekken in heel andere volken, zelfs in den Bijbel kan men er onder het Oude Testament de sporen van ontdekken. Doch om bij Europa te blijven, kan worden vastgesteld, dat het corporatie-wezen verschijnt met de ambachten. Zoodra de nijverheid ophoudt uitsluitend lanbouwbedrijf te zijn en daarmede eene verscheidenheid van bedrijven, dus gespecialiseerd bedrijfswezen optreedt. Het Romeinsche rijk heeft de corporaties voortgebracht. Hunne oudste formatie schuilt goeddeels in het donker der historie weg, maar in Cicero's dagen bestond er reeds een groot aantal en speelden zij een rol van beteekenis. In zijn tijd was er een sterke drang naar beroeps-vereenigingen. Ten slotte hebben alle categorieën van werklieden zich in vereenigingen aaneengesloten, zelfs de kooplieden. En deze corporaties verkregen ten laatste eene officieele functie, kregen een publiek karakter, zoodat de corporatie eene verantwoordelijkheid verkreeg tegenover de regeering. Doch daarmede was dan ook tevens over haar lot beslist, want die afhankelijkheid van den Staat onderwierp ze aan eene ondragelijke dienstbaarheid, die de keizers met dwang doorzetten. De corporatie veranderde daardoor geheel van karakter.
Zulk een systeem kon natuurlijk slechts zoolang duren, als de politieke macht in staat bleef dien dwang te oefenen. En toen het keizerrijk onderging, kon deze verhouding dien ondergang niet overleven. De burgeroorlogen en de invallen der barbaren, vernietigden handel en industrie en dus ook het corporatie-wezen. En het is een merkwaardig verschijnsel in de geschiedenis, dat zich eenzelfde proces herhaalde in de laatste jaren der 18e eeuw, toen het corporatie-wezen bijna geheel verdween. De revolutie kon dus met ééne pennestreek er een einde aan maken. Men was van oordeel, dat het corporatie-wezen eigenlijk geen reden van bestaan meer had. Toch was dit oordeel niet juist. Dat zou zoo zijn, als het ontstaan was met een bepaald politiek systeem, want dan zou het met dat systeem hebben moeten verdwijnen. Doch dit is juist niet het geval. Het is een begeleidend verschijnsel van het bedrijfswezen. waar het ook verschijnt en het hangt niet met politieke ontwikkelingsvormen saam. Telkens wanneer er eene inzinking intrad, volgde er eene opleving in andere vormen. Daarom was het geheel verkeerd van de Constituante, zoowel als van de pas ontpopte Bataven hier te lande, het corporatie-wezen af te schaffen, want zij hadden behooren te beseffen, dat eene instelling, die zulk een taai leven blijkt te bezitten, in den loop der geschiedenis een algemeenen bestaansgrond bezit. Van de eerste oorsprongen van de steden tot het hoogtepunt van het keizerrijk, van de eerste opkomst der Christelijke gemeenschappen tot de nieuwe tijden, bleken de corporaties noodig, want anders waren zij niet ontstaan. En zij ontstonden, omdat zij beantwoordden aan eene blijvende, diep gevoelde behoefte. Wanneer zij verdwenen, herleefden zij uit zichzelven in nieuwe vormen. En als zij daarom met de revolutie op gewelddadige wijze zijn verdwenen, dan kan daaruit nog niet de gevolgtrekking worden gemaakt, dat deze verdwijning bewijst, dat zij niet langer in overeenstemming waren met het collectief bestaan. En het is dan ook merkwaardig, dat alle groote volksgemeenschappen een streven openbaren naar een herboren corporatie-wezen, dat duidelijk uitwijst, dat de onderdrukking ervan door de revolutie een geneesmiddel is geweest, dat erger was dan de kwalen, die in den toenmaligen maatschappij-vorm het bestaan der corporaties tot een last maakte.
Een corporatieve organisatie is dus niet noodzakelijk uit den tijd. Vooral in onze dagen rijst de vraag naar hernieuwde ordening. De daad der Constituante, die werd nagevolgd door de Bataven van 1796. liet ongetwijfeld ook hier te lande eene leegte achter. De industrialisatie, de groote conflicten, waardoor de vrede gestoord werd, de opkomst van den klassenstrijd en alle wanorde, waarvan de laatste halve eeuw het economisch levensgebied het tooneel was, stelde de vraag aan de orde naar eene levensorganisatie, die niet alleen economisch, maar vooral ook zedelijk van belang is. W a t vooral in het bedrijfsleven de aandacht trekt, dat is de behoefte aan eene zedelijke macht, in staat om het individueele egoïsme aan banden te leggen, de arbeiders en de werkgevers tot eene solidariteit te brengen, waarbij de macht van den sterkste in de industrieele en commercieele betrekkingen redelijk wordt getemperd. En het is niet te verwonderen, dat men zich vooral onder Roomsch- Katholieken, doch niet alleen onder hen, toekomstbeelden schept, ontleend aan voorbijgegane eeuwen. Men stelt zich dan voor een "bedrijfswezen, waarin aan de onderneming een bepaald afzetgebied wordt gewaarborgd, de eene zich niet zal verrijken ten koste van de andere, alle saam een gelijk aandeel in den afzet wordt verzekerd, waarin geen nieuwe ondernemingen kunnen worden opgericht, dus de productie beperkt zal worden en daarmede dus ook het getal der arbeiders en der leerlingen in het vak bepaald zal worden. En uit den aard der zaak moeten hierbij ook voorschriften komen aangaande verkoop en levering, zoodat er van concurrentie nauwlijks sprake kan wezen. En daarbij komt dan op Roomsch standpunt gemeenschappelijke organisatie namelijk op kerkelijk en ook op politiek gebied, met maaltijden en feesten, zooals in de middeleeuwen de corporatie van een ambacht een nauwen band legde om de leden, die samen zelfs een afzonderlijke kapel hadden, een bepaalden heilige als schutspatroon hadden. In zulke corporaties was de verhouding tusschen patroon en arbeider nauwkeurig geregeld en hunne plichten, alsook hunne rechten omschreven en alles was gericht op het belang der corporatie zelve. Ook de eerlijkheid der corporatie, de deugdelijkheid van haar product werd gegarandeerd, zoodat de kooper niet bedrogen kon worden. Doch hoe schoon dit alles ook was, het oogenblik kwam ook hier, dat er eene degeneratie intrad. Maar het is begrijpelijk, dat de schoone teekening, die het ideaal thans voor oogen stelt, eene machtige bekoring oefent in dezen tijd van ontwrichting en verwarring. Er liggen aan dezen ontwikkelingsgang algemeene, in de natuur des menschen gewortelde beginselen ten grondslag. die zich ook in onze dagen openbaren. Zoodra er in eene politieke gemeenschap, zooals elk volk en ook ons volk vertegenwoordigt, een aantal individuen zijn, die ideeën en belangen, gevoelens en strevingen gemeen hebben, die het overige gedeelte der bevolking niet heeft, dan is het onvermijdelijk, dat zij zich door het gemeenschappelijk bezit tot elkander getrokken voelen. Zij zoeken elkander, trachten van elkander te leeren. treden met elkander in relatie en verbinden zich. Zoo vormt zich een afgesloten groep met eigen karakter, met eigen doeleinden in den boezem der maatschappij. Maar daarmede ontstaat er ook eene gehechtheid aan hetgeen den enkeling te boven gaat. eene onderschikking van belangen. En daarmede is een tegenwicht gegeven tegen de anarchie, die ten slotte toch voor den enkeling een ramp wordt. Het is geen voordeel op voet van oorlog te verkeeren en met de medestanders in gestadig wantrouwen te leven. In den vrede is ook een genot, in het gemeenschappelijke een gevoel van veiligheid en rust. De associatie geeft het gevoel van niet meer een verlorene te zijn te midden der elkander belagende tegenstanders.
Het is dus zeer begrijpelijk, dat in deze dagen vooral de behoefte aan wat men thans ..ordening" noemt, op den voorgrond treedt. W i j leven nu sinds de groote revolutie in een anarchistischen toestand, terwijl in diezelfde eeuw de industrie een geweldige vlucht heeft genomen en daarmede nieuwe vormen van groot-bedrijven geboren werden. Een materialistische drijfkracht bewoog de massa, zoowel werkgevers als werknemers. Een toomeloos winstbejag spande de krachten en eene geweldige concurrentiestrijd verkeerde de samenleving in een wedloop om den buit. En zoolang er nu van uit het Westen een stroom van producten over de geheele wereld kon worden uitgevoerd en er dus stroomen gouds terugvloeiden, kon er veel worden bereikt tot tempering ook van den innerlijken, in den boezem der volken woelenden strijd om het grootste deel van den buit. Het pijnlijke en onredelijke van dien strijd tusschen arbeid en kapitaal, van den kunstmatigen door materialistische levensbeschouwing aan gewakkerden klassenstrijd, werd wel gevoeld, het gevaar en de nadeelen ervan werden wel gepeild, maar de groote winsten stelden in staat den ontevredenen af en toe eenige tevredenheid bij te brengen door sociale wetgeving en voorzorgen.
Doch dit alles veranderde. Dit proces baarde eerst den oorlog, want de groote industrieele wereldmachten ontmoetten elkander op de markten als concurrenten. En die ontmoeting moest wel eindigen in de catastrophe, die wij hebben beleefd en die geëindigd is met eene veranderde wereld. De vrede van Versailles liet niet alleen alle deelhebbers in den oorlog in berooiden staat, maar toen de hel van den oorlog had uitgewoed, deden de industrieele mogendheden hunne oogen open in eene wereld, die er heel anders uitzag, dan toen zij den strijd begonnen. De markten waren in den tusschentijd door anderen- ingenomen en de Europeesche volken zitten met ongekende productie-mogelijkheden zonder afzetgebieden.
En toen gebeurde hetzelfde wat er bij een brand gebeurt, als een groot gebouw vol menschen plotseling moet worden ontruimd. Zij worstelen allen om redding door panischen schrik bevangen. „Ieder voor zich" werd de leuze en zij sloten hunne grenzen en zij meenden een nieuw economisch evangelie gevonden te hebben in de „autarkie". Was dit voor de groote volken met groote gebieden en althans eenige bronnen van grondstoffen, niet zoo drukkend, voor de kleinen en vooral voor ons land moest dit verloop der dingen na den oorlog wel noodlottig worden. Nederland is maar klein van gebied, is voor zijn bestaan aangewezen zeker op eenige productie, die met het karakter van zijn bodem saamhangt, doch overigens op handel en verkeer krachtens onze geographische ligging. Industrialisatie is hier te lande slechts langzaam binnengedrongen, al beteekent dit niet, dat er geen groei inzat en er geen toekomst in wenkte. Doch nu is dit alles eigenlijk tot stilstand gebracht. De nood omklemt ons volk meer en meer. Ik laat de vraag nu daar, of de politiek dezer regeering met name inzake de muntstandaard een juiste is geweest. Vast staat alleen, dat het economisch leven met bijna algeheelen stilstand wordt bedreigd, dat de werkloosheid toeneemt op eene wijze en in eene mate, die een doodelijk karakter draagt. De gevolgen daarvan doen zich op schrikbarende wijze gelden. Het is met ons maatschappelijk leven zoo gesteld, dat alle fouten, die voorheen gemaakt zijn, zich thans op een zeer onaangename wijze wreken. Het is er precies mede als met een patiënt, die zwaar ziek wordt ten gevolge van slechte levensvoorwaarden en die nu ook ervaren moet, dat vroegere uitspattingen gevolgen openbaren, die in zijne ziekte gevaarlijke complicaties verwekken. En zoo is het nu met ons volksleven ook. De moeilijkheden, die uit de omstandigheden voortvloeien, vermeerderen doordat zich de gevolgen doen gelden van hetgeen in het verleden in misrekening werd gedaan.
En onder deze geweldige verwarring komt nu natuurlijk de begeerte op naar ordening. Met name de Roomsch-Katholieken, die op middeleeuwsche idealen teren, grijpen nu terug naar een verleden, zooals de Gereformeerden een heimwee kennen naar de gouden eeuw. En zoo komen zij tot de stelling in hun concept-program, dat aan den Staat wil opleggen ,,een toezicht, dat mede omvat de zorg voor eene geordende samenwerking dezer gemeenschappen." Doch h,et kan ook verder gaan dan toezicht, wanneer namelijk „het algemeen welzijn in bepaalde omstandigheden rechtstreeksche bemoeiing eischt' . Wie nu acht geeft op hetgeen er gebeurt, voor dien wordt het duidelijk, dat de R.K. Staatspartij bezig is de politiek dezer regeering te dwingen in eene richting, waarbij met een beroep op de ordeningsbehoefte, steeds dieper wordt ingegrepen in het bedrijfsleven. Wij zien hier het omgekeerde gebeuren van hetgeen de middeleeuwen te zien geven. In de middeleeuwen kwam de ordening natuurlijker wijze op uit de behoeften van het bedrijfswezen zelf, terwijl thans de macht der regeering wordt ingeschakeld om de amechtige bedrijven eene „ordening" op te dringen, die wezenlijk de schepping is eener middeleeuwsche philosophie en niet groeit uit het leven zelf. Dat hiermede groote gevaren verbonden zijn, ligt voor de hand. Een opgedrongen ordening, waarvoor geen grond is in de werkelijkheid, is daarom zulk een groot gevaar, wijl niet alleen de vrije ontplooiing der energie wordt gebreideld, maar ook een oorzaak kan worden van nogmaals groote vermeerdering der werkeloosheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De beginselen der Roomsch Katholieke Staatspartij XXX

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 mei 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's