Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onuitsprekelijke gave

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onuitsprekelijke gave

2 Cor. 9 vers 15. Doch Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is weer Kerstfeest, het feest ter gedachtenis van de vleeschwording des Woords, dat bij den Vader was van eeuwigheid, maar in de volheid des tijds onze natuur aannam. Hij kwam in deze arme wereld, die zich toch rijk waande, om de schatten der genade bekend te maken. Ja, hij zelf was de schat, die gelegd is in de kribbe van den stal van Bethlehem. Daar ligt het geboren kind, de gegeven Zoon! Hebt gij, lezer, reeds met de herders, in den geest, den stal bezocht? Hebt gij, met de herders aangebeden den Vorst des levens, in schamele doeken gewonden? Hij, die rijk was is arm geworden, opdat Hij armen zou rijk maken.
Menigeen ziet met de Kerstdagen uit naar eenige gave om ook eens aan een meer wel voorzienen disch te kunnen aanzitten en met zijn kinderen te genieten temidden van den nood der tijden. Er wordt ook nog wel gegeven van den overvloed, sommigen ook van hun eigen gering bezit. Als wij, ook in deze dagen van volksverarming, ons volk gadeslaan, dan treft ons wel zeer pijnlijk de brooddronkenheid en hang naar het aardsche.
Velen ook zoeken hun Kerstfeest in hun Kerstbrood en sparrengroen met lichtjes, tot in herberg en danszaal toe. Veler godsdienst is gelijk hun kerstboom met kunstlicht en aangebonden geschenken. Een doode, eigengemaakte godsdienst zonder leven moet dan den schijn wekken als ware dit nu viering van het Kerstfeest.
De Kerstgave is Christus zelf. Meer dan 19 eeuwen zijn voorbijgesneld, sedert de engelenzang weerklonk: Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in menschen een welbehagen. Maar zonder gemeenschap aan dezen Jezus zijn en blijven wij doodarm al waren wij zoo rijk als Croesus. Gij meent rijk en verrijkt te zijn en weet niet, dat gij zijt arm ellendig, blind en naakt, dat oordeel treft ook heden het Christendom zonder den levenden Christus, gekend door den Heiligen Geest.
Bij de boodschap van deze Kerstgave willen wij elkander bepalen.
Het verband, waarin onze text voorkomt, is merkwaardig genoeg om er aandacht aan te besteden. Wat toch is het geval? In dit hoofdstuk wekt de apostel Paulus op om milde gaven af te zonderen voor de arme heiligen te Jeruzalem. Dan zal Paulus de gehouden collecten overbrengen naar de moedergemeente en haar verblijden met het medeleven der broeders en zusters in het geloof. Want wij mogen niet vergeten, dat ook het aardsche leven zijn eischen stelt en in vele behoeften moet worden voorzien. De nooddruft des lichaams vraagt zooveel, brengt vele zorgen vooral ook in onze dagen. En ook toen was het Woord des Heeren waar: niet vele rijken, maar het arme der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de rijken beschamen zou.
Hebt gij naar de mate van den welstand, die u de Heere gaf, wel gedacht wel te doen? Veler geld zal met hen ten verderve zijn. Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hunne hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten; dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededeelende zijn en gemeenzaam. De nood van anderen te mogen gedenken is een weldaad. En de broeders zullen uit de vrucht besluiten tot de volgzaamheid aan het evangelie van Christus. Dan zal God om hunnentwille geprezen worden en daardoor zullen de gemeenten nauwer aan elkander worden verbonden. Liefde wekte immer liefde en... zij zouden een plaats krijgen in hunne gebeden. Zij zouden er dus allerminst slecht mee zijn, maar geestelijke interest zou hun geworden van hunne weldadigheid. De christen-Jood zou in den geloovig geworden zoon van Jafeth of Cham zijn broeder kennen. Betoon van liefde, geboren uit de liefde van Christus, legt banden voor de eeuwigheid.
Doch daarbij kan de apostel niet blijven staan. Hij klimt op tot de geestelijke gaven, ja, tot de eenige gave, die kan rijk maken in God, tot Christus. Hij wendt zich van de gave der vrucht tot de gave van den wortel en van dezen naar God.
De blijde boodschap van Bethlehem is een konde van geven en vergeven. Daarom wil de Heere Zijn volk leeren bij de kribbe mildelijk te geven en vrijelijk te vergeven. Het ruime hart Gods schept een ruim hart in den mensch, die bediend wordt uit het hart Gods. Het heeft den Heere behaagt Zijnen Zoon in mij te openbaren. Dan gaan we niet te rade met vleesch en bloed.
Zoo klimt de apostel van de collekte tot de gave Gods op en roept uit: Maar Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Welke die gave dan is? Wel, de Kerstgave van Gods lieven Zoon. De Heere had wel meer werelden kunnen scheppen, maar Hij kon slechts één Zoon geven, omdat het Zijn Eenige was. Zijn welbeminde, die Zijn hart vermaakte reeds van eeuwigheid af. Het was een gave van vrije genade, aan menschen, die haar niet hadden verdiend, noch ook begeerd. Die Zijnen eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken?
Wat hebben wij verdiend? Den dood en anders niet. Zal het ooit Kerstfeest worden, dan zal die waarheid ons waarheid zijn geworden in hetbinnenste. Den dood in al zijn omvang en ontzetting. Nooit zou het in ons verdwaasd brein zijn opgekomen om een weg van wederkeer tot God uit te denken. Nooit ook zouden wij het hebben begeerd. Het is klaar, dat de zonde een offer noodzakelijk maakt, maar verdiend... dan ware het geen offer. Laat de mensch zelf zijn schuld betalen, die hij heeft gemaakt. Heere, spaar Uwen Eenige, laat de mensch omkomen! Zoo riep Augustinus eens uit. Zal Hij dan toch sterven en ik leven? Ja, laat Hem sterven zoo zal ik leven en eeuwig Uw naam verheerlijken; maar Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Hier wordt geëischt afstand te doen van alle werk en waardigheid om te rusten in Gods dierbare gave. Dierbare gift van Vader en Heilige Geest. Zoo brengt deze gave ons tot den gevenden God, ja tot God zelf. In de volheid des tijds heeft Hij Zijnen Zoon uitgezonden in de wereld, geworden uit eene vrouw. Geene verdienste, maar louter ontferming treedt ons hier tegen. Daarom is zij uit geloof, opdat zij naar genade zij. Dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade maar naar schuld, doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. De deur des hemels draait op hengsels van vrije genade. Zoo vergadert Gods Kerk rondom de kribbe en het kruis, want in de kribbe is reeds de schaduw van het kruis. Hij, die rijk was, is arm geworden. Hij ging in den staat des zondaars, om alle gerechtigheid te vervullen. Zoo spreekt ons Bethlehem van de schuld der zonde, van het vonnis der wet en de rechtvaardigheid Gods.
Ware de zaligheid in Christus geen vrije genade, niemand werd zalig. De farizeër glimlacht en denkt: hoe, ik brave mensch door louter genade zalig? Maar wat doet de farizeër anders bij de kribbe dan Gods gave bespotten, met al zijn godsdienst. Wees op uw hoede bij het wereldsche kerstboomfeest, als uw weg voert over de kermis der ijdelheid, waar ook een kraam staat met het opschrift: christelijkheid. Houdt uw handen voor uwe oogen en roept tot den levenden God: Wend, wend mijn oog van de ijdelheden af. Doe het getier uwer liederen weg, uwe feesten vermag ik niet, zegt de Heere! Het zijn feesten van den kalverendienst te Dan en te Bethel. Laat ons dan henengaan en zien het woord, dat daar geschied is, hetwelk ons de Heere heeft kond gedaan. En de herders kwamen met haast! Het Koningskind is niet meer in den stal, maar in Zijn paleis. Alle menschelijke gevoeligheid bij de kribbe is profanatie, ontwijding van de werkelijkheid van het Kerstfeest. Neen, haal mij den ouden Simeon en aanschouw hoe hij God drieëenig, met het Christuskind in zijne armen, groot maakt. Haal mij de oude Hanna en zij kwam te dier ure ook daarbij en verheerlijkte God. Laten ook onze Zondagsschoolleiders toch bedenken, dat zij de waarheid en den ernst van het geboortefeest van den Zaligmaker niet verdonkeren door vleeschelijk vertoon. Van de Kerstboodschap voert zooveel af. De zaligheid als vrije genade voor verloren menschen, die het leven hunner hand verliezen, hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Alleen het oog des geloofs kan hier de gave zien en den Gever prijzen, in doorlevend kennen.
In deze ééne gave schonk de Heere alles wat Hij geven kon. Hebt gij Christus gezien? Zijt gij weggezonken in den schat der genade? De gaven in deze eene gave zijn onoverzienbaar rijk. Vergeving van zonden en eeuwig leven; rechtvaardigheid en levensvernieuwing komen ons alleen uit Hem toe. Vrede met God en de schepping heeft Hij verworven. Alléén door Hem kinderen Gods. zien de eindelooze rijen der zaligen, die allen hunne kleederen hebben gewasschen in het bloed des Lams. Eindelooze zielsverrukking is hun deel. Allen zijn en blijven zij eeuwig schuldenaar aan de genade.

Als des werelds glans verdwijnt,
Als geen zon of maan meer schijnt,
Als we, aan 't eind der pelgrimsbaan,
Voor het Huis des Vaders staan,
Dan eerst weet ik recht en erken
Wat ik Hem wel schuldig ben.

Maar Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave. Onuitsprekelijk. Dat wil niet zeggen, dat wij er niet over spreken mogen, zelfs niet, dat wij er niet over spreken kunnen. Dat zou een onherstelbare ramp zijn. Neen, onuitsprekelijk wil zeggen, dat de inhoud nooit kan worden uitgeput, het kan niet worden uitgesproken, zoodat ge zegt: nu is het gezegd! Het woord is kind der gedachte. En nu kan de inhoud dezer gave, die onze ziel mag vervullen nooit ten volle worden medegedeeld in het woord, omdat zij oneindig is.
Onuitsprekelijk. Let eens op het Kindeke, dat in de kribbe lag. Hij is volmaakt mensch en derhalve beperkt, onderworpen aan behoeften van een mensch. Het kindeke wordt door Maria gevoed; het is hulpeloos in doeken gewonden. En toch God in de kribbe! Deze verborgenheid is groot, God geopenbaard in het vleesch. Hij kon zeggen: eer Abraham was, ben Ik. Mijn ziel: God heeft God gegeven. Zoo zult gij eeuwig leven. Ja, Hij is de gave des Vaders. Ik en de Vader zijn één. Geloof Mij, dat Ik in den Vader ben en de Vader in Mij is. Is dat uit te spreken? Kan de inhoud der zaak worden uitgezegd? Het geloof bewondert en aanbidt.
Hier verliest de mensch zijn verstand en wordt dwaas om wijs te zijn tot zaligheid. Hier is nu het dwaze Gods, dat wijzer is dan de menschen. Hij is voor mij in de wereld gekomen; is voor mij arm geworden. Lag voor mij in de kribbe! Zalig, wie zoo mag ingaan in het evangelie van vrije genade, de gave mag omhelzen met de armen des geloofs. Hier is de majesteit Gods en geen menschelijke sentimentaliteit, daar is alles veel te heilig en te verheven voor. Want in de kribbe ligt toch de Hooge en Verhevene, die in de eeuwigheid woont. God uit God. Tot de wet en de getuigenis ook met Kerstfeest.
Onuitsprekelijk. De Vader geeft Zijn Zoon om te sterven en toch... Ik en de Vader zijn Eén. Kan de Kerk uitspreken wat het den Vader heeft gekost Hem af te staan, Hem te zien liggen in de kribbe; bloed te zien zweeten in den hof; te hooren kermen aan het kruis? Het heeft den Heere behaagd Hem te verbrijzelen. Kunt gij zeggen, hoe diep Hij boog, hoe lief Hij zijne schapen had en kunt gij uitspreken de diepten van Zijn woord: Daarom heeft Mij de Vader lief, overmits Ik mijn leven afleg voor mijne schapen? Een man van smarten en verzocht in krankheid. Wie zal uitspreken de waarde van Zijn dood, en de diepte van zijn stervenslijden, de duisternis, waarin Hij verkeerde in omsingeling der hel?
Wie zal meten den afstand van den bodemloozen put en den top van dit ontfermen. Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Niemand kan uitdragen de zegeningen des verbonds, die in Hem zijn geschonken. Die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken? Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij nochtans gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden.
Onuitsprekelijk is ook Zijne heerlijkheid. Hij, die stierf, had toch macht over den dood en kon zeggen: Ik heb macht mijn leven af te leggen en hetzelve wederom te nemen, en dan voegt Hij er dit onuitsprekelijke woord aan toe: dit gebod heb Ik van mijnen Vader ontvangen. En nu leeft en regeert Hij tot in eeuwigheid. Aan Zijn gordel hangt de sleutel van hel en dood. Hij heeft een naam ontvangen boven allen naam. Hoe schitterend is zijn eer, die Gij Hem hebt gegeven.
In al deze werkelijkheden is Hij gave Gods. Hij heeft en ontving niets voor zichzelven alleen. Hetgeen de Vader in Hem gaf en aan Hem schonk, verrijkende Zijne eigen gave, is gave voor de Kerk. Dit zal ook zoo zijn als Hij weder komt op de wolken des hemels met groote kracht en heerlijkheid, omstuwd door de heirlegers der engelen en de juichende scharen der zaligen. Dan zal Zijn luister ten top klimmen in het eindgericht en Hij blijft gave der Kerk. Want als Hij zal geopenbaard worden in heerlijkheid, zullen de Zijnen met Hem verheerlijkt worden. Ja, Hij zal verheerlijkt worden in alle zijne heiligen, zoodat gave en gegevenen elkander eeuwig zullen bezitten. De Vader gaf Hem Sion en Hij zal zeggen: Zie hier allen, die Gij Mij gegeven hebt. En de Kerk zal Hem aanbidden als gave des Vaders. Ze zijn elkander gegeven en Hij geeft zich met de Zijnen den Vader, opdat het waar zij: maar Christus is alles en in allen, doch uiteindelijk: God zal zijn alles. Zoo keert de gave weder tot den Gever en blijft toch eeuwig bezit der gegevenen aan den Zoon. Hier zijn onuitsprekelijke dingen, die hart en zinnen verrukken: doorgronden kan ik niet!
Gave Gods. Maar wie wil van gegeven goed leven, die zichzelf maar eenigszins kan helpen? Immers niemand! Daarom wordt deze gave verworpen en veracht door de natuur. Het is eene allesvervullende gave voor gansch ontledigde menschen, maar de rijken worden ledig heen gezonden. Alleen de armen worden met goederen vervuld. Zonder geld en zonder prijs wordt deze gave verkregen. Onuitsprekelijke gave. Dat is bovenal waar, als deze gave in het hart van Gods kinderen is geopenbaard. Christus in u, de hope der heerlijkheid.
Vol van Jezus! Vol van Immanuël. Ik heb zoo'n vrede, ik heb zoo'n vrede, mijn hart is vervuld met heilbespiegelingen, mijn ziel bezwijkt van Zijne liefde. Ondersteun mij met de flesschen, versterk mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. Wat zijn ze blij met deze gave. Ja, het is waar: die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere. Maar wat ook waar is, mijn lezer? Die tegen Hem zondigt, doet zijne ziel geweld aan, allen, die Hem haten, hebben den dood lief. Is dat soms waar voor u? Op Kerstfeest? Israël in de woestijn verachtte Gods gave in het manna en sprak van „dat lichte brood". Vleeschelijk Israël kon er niet in proeven de verbondstrouw des Heeren. En zoo is het heden niet anders met het volk des verbonds, de velen, die wel in het verbond, maar niet van het verbond zijn. Zij houden zich tot op zekere hoogte bezig met deze gave. Men gaat ter kerk, of zelfs... men preekt... maar staat buiten het heil, dat in Christus is geschonken. Met grooten nadruk wordt gij ook dezer dagen weer geroepen tot geloof en bekeering. Gij wordt vermaand niet langer het heil te verachten, dat u alleen kan gelukkig maken voor tijd en eeuwigheid. Kom, is er dan geen heilbegeerte in uwe ziel, wilt gij dan bij zooveel overvloed van gebrek sterven? Hebt gij u voorgenomen met alle geweld verloren te willen gaan? Ach, bedenk u nog eens, de deur der genade staat nog open. Straks gaat ze op het nachtslot. En dan verworpen wat u kon behouden? Van uwe jeugd af gezongen van de komst van deze Spruite? En toch...!
Gelukkig, dat Gods wonder ontfermen blinde oogen opent en doove ooren doorboort, doode harten levend maakt. Hadt gij. mijn jeugdige reisgenoot naar Sion, ooit kunnen denken, dat gij zóó arm, zóó uitgeteerd, zóó ellendig zoudt zijn geworden, zóó verlegen om Jezus? Hadt gij kunnen denken, dat gij ooit zoudt hebben gebogen in het stof en met uw aangezicht ter aarde zoudt belijden: Heere, ik heb rechtvaardig den dood verdiend. Maar Heere, Hij is zoo beminnelijk! Geef mij Jezus! Eén liefdeblik Zijner oogen is mij als zeven hemelen, daarbij verzinkt de aarde met al haar schijngenot in het niet. De waarde dezer gave gaat ver boven robijnen, is in gewicht van diamanten niet te bepalen. Wat zeggen wij, hoe kunnen we zulke vergelijkingen maken: al gave iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zoude hem ten eenenmale verachten. Onuitsprekelijk. Dat is toch waar? Amen, zegt mijn ziel.
Onuitsprekelijke gave! Doodarm zonder deze gave, schatrijk met deze gave. De rijke dwaas moest hooren: in dezen nacht zal men uwe ziel van u afeischen en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? Alzoo zal het gaan een iegelijk, die niet rijk is in God. Wie kan meer bezitten dan God zelf in Christus? Wie kan zaliger zijn dan zalig in God? Wie kan rijker gekleed zijn dan omhangen met den mantel der gerechtigheid? Vol van Jezus, dat is Kerstfeest; niet meer in staat over Hem te spreken vanwege de vervullende genade in Hem. Zooveel ervan te ervaren, dat wij er maar weinig van kunnen zeggen! Zoo vol van gedachten, dat we niet danken kunnen, o wanden mijns harten, vol van Immanuël! Ja, we willen onze blijdschap, ontroering, vrede uitweenen, overstelpt door zijne heerlijkheid. Wanneer zijne eeuwige liefde ons hart vervult, wordt aanvankelijk onze mond gesloten. Vanwege de heerlijkheid deszelven lichts zag ik niets, zegt Paulus van de lichtomstraling op weg naar Damascus.
De vervullende genade Gods in deze gave is zoo spannend, dat de leemen hut van ons hart haar nauwelijks kan verdragen zonder te splijten. Zie, wij hebben wel begeerte om te vertellen, wat wij in Jezus zien en hebben, maar het vermogen ontbreekt ons. Sommige gewaarwordingen zijn te diep om uitgesproken te kunnen worden. Zie de hemel kan de maat der liefde niet meten in deze gave, hoe zou de aarde haar kunnen beschrijven? Zelfs schijnt het den Heiligen Geest moeite te hebben gekost er ons iets van te beschrijven door den mond van profeten en apostelen. Zie hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods zouden genaamd worden. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Ten opzichte van de menschen is het zelfs voor den Heere onuitsprekelijk. Ten volle kan Hij zich alleen uitspreken in zichzelven. Wij zouden als God moeten zijn, wilden wij kunnen doorgronden, in den vollen omvang des woords, wat in deze gave ligt opgesloten aan eeuwige liefde Gods. Met verruimde harten en zinnen mogen de hemellingen ervan zingen, maar... doorgronden niet, óók zij niet. Hij heeft toch een naam ontvangen boven allen naam. Zalige eeuwigheid en eeuwige zaligheid. Hier is een onderwerp, dat de eeuwigheid noodig heeft en dan is Hij zelf altijd nog meer dan hetgeen Hij geeft. Gever en gave. De gave is ook de Gever als de Zoon. Erfgenamen Gods, medeërfgenamen van Christus.
De apostel keert met de gave terug in den Gever als hij in aanbidding wegzinkend. Gode lof geeft:
Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Wie Hem ontvangt als Kerstgeschenk, kan niet anders dan zeggen: Heere, heb dank en leer mij in die gave mijzelf aan U geven. Gode zij dank. Als gave voor ons is er stof tot dankzegging; gave in ons verdiept en verrijkt den lof. Paulus zegt niet: Christus zij dank, maar Gode zij dank. De dankzegging komt Gode toe. Het is toch niet zoo, dat Christus stierf, opdat God lief zou hebben, maar omdat God lief had, gaf Hij Zijn Zoon. Gode zij dank.
Hij zij het voorwerp van onzen lof, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Een oude prediker bleef in een zin steken en raakte den gedachtengang kwijt. Wel, zoo sprak hij, het onderwerp heeft zijn gezegde verloren, maar hallelujah, ik ben op weg naar de heerlijkheid. Het ga ons menigmaal aldus. Of dan wel aansluiting bestaat bij het voorafgaande, wat hindert het? Gode zij dank! Zie, Paulus kwam van de collecte op deze gave van Christus. Hij is het thema van ons leven en denken.
Laat men dan zeggen: daar komt hij weer op zijn onderwerp. Ware het niet zoo heilig, ze zouden mogen zeggen: dat is zijn stokpaard.

In den Kerstnacht kwamen de herders met haast tot de kribbe in Bethlehems stal en zij vonden het Kindeke en Jozef en Maria. En als zij dan hebben aangebeden, keeren zij weder naar hunne kudden, lovende en dankende God, over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk hun de Heere had kond gedaan. En zij maakten het alom bekend. De vrucht dezer gave is uiteindelijk eeuwige lof en dankzegging.
Ware dankbaarheid nu uit zich niet slechts in woorden, maar in daden. Dat wij toch alles te Zijner beschikking stellen wat wij hebben en zijn. Hij heeft ook niets achtergehouden in Zijne zelfovergave. Zie, hier ben ik, Heere! Spreek, want Uw knecht, Uwe dienstmaagd, hoort. Val in slaap, dankende en ontwaak lofzeggende over deze gave. Worde ik wakker, zoo ben ik nog bij U. Mijne overdenking van Hem zal zoet zijn. Hier wordt de dankzegging nog onderbroken en met zuchten en geween vaak vermengd, maar toch zal die toon niet kunnen ontbreken, wanneer deze gave wordt gekend. Gode zij dank.
De verlossende daden des Heeren eindigen in dankzegging.
Dan mogen wij van Kerstfeestviering spreken, als ons hart juicht tot Godes lof, die gedacht heeft aan Zijn genade. Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave.
Lof zij den God van Israël,
Den Heer', die aan Zijn erfvolk dacht,
En door Zijn liefderijk bestel
Verlossing heeft teweeg gebracht;
Een hoorn des heils heeft opgerecht:
't Geen Davids huis was toegezegd,
Dat wil Hij ons nu schenken;
Gelijk Gods trouw, van 's aardrijks uchtendstond,
Door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De onuitsprekelijke gave

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's